Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Met behulp van DVB-H (Digital Video Broadcasting - Handheld) zal het mogelijk zijn televisie te kijken op een mobiele terminal de “handheld”. DVB-H is geoptimaliseerd op een laag batterijverbruik en geschikt voor mobiele toepassingen tot 200 – 300 km/h afhankelijk van de gebruikte datarate. Dit systeem is gebaseerd op de specificaties en richtlijnen van ETSI (European Telecommunications Standards Institute). De eerste trials zijn al begonnen in sommige landen (Frankrijk, Duitsland, Finland,…).
Deze veelbelovende technologie is een uitbreiding van DVB-T (Digital Video Broadcasting - Terrestrial) en maakt gebruik van OFDM (orthogonal frequency division multiplexing) om datasnelheden van 15 Mbps te bekomen. DVB-H gebruikt “time-slicing” om de vermogenconsumptie van de terminal te minimaliseren. Een bijkomende verbetering t.o.v. DVB-T is de MPE-FEC (Multi Protocol Encapsulation – Forward Error Correction). Deze MPE-FEC verbetert de signaal-tot-ruis-verhouding en de Doppler performantie voor mobiele toepassingen.
Het doel van de thesis is om de performantie te testen van een DVB-H systeem voor verschillende omstandigheden: buiten en binnen, portabel en mobiel. Er zal gekeken worden in welke omstandigheden de hoogste data rates behaald kunnen worden in een multipad-omgeving. De thesis zal beginnen met een literatuurstudie om de werking en principes van DVB-H te begrijpen. Met behulp van simulaties kan de performantie en capaciteit van DVB-H bepaald worden. Hiervoor kan er gebruik gemaakt worden van kanaalmodellen voor de verschillende werkingsomstandigheden. Deze modellen kunnen in een volgende stap uitgebreid en verbeterd worden. Tenslotte zal de gesimuleerde performantie gevalideerd worden door middel van metingen op een echt DVB-H signaal.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Emmeric Tanghe |
Begeleider 2: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Emmeric Tanghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De digitalisering van traditionele zendsystemen voor televisie maakt de laatste jaren grote vorderingen. DVB-H (Digital Video Broadcasting – Handheld) is een nieuwe standaard voor draadloze, digitale TV uitzendingen. Deze standaard is gebaseerd op de DVB-T (Digital Video Broadcasting – Terrestial) standaard, maar is bestemd voor een ander toepassingsgebied. DVB-H stelt de eindgebruiker in staat de uitzending te bekijken op een draagbare ontvanger. Dergelijke ontvangers zijn lichtgewicht en bezitten kleine afmetingen (bv. multimedia terminals met kleurenscherm, PDA’s en pocket PC’s).
Een toepassing van DVB-H is het gebruik van een ontvanger in een voertuig. Deze ontvanger beschikt over een eigen geïntegreerde antenne, waardoor de ontvangstantenne voor DVB-H zich binnen in het voertuig zal bevinden. Het ontvangen van analoge FM radio en DAB (Digital Audio Broadcast) daarentegen gebeurt met een antenne die buiten op het voertuig gemonteerd is. Bij DVB-H zal men bijgevolg rekening moeten houden met extra signaalverliezen doordat de elektromagnetische golven het voertuig moeten binnendringen.
Het doel van deze thesis is het karakteriseren van de penetratieverliezen van elektromagnetische golven in voertuigen (personenwagens in eerste instantie). Met behulp van een literatuurstudie kunnen verscheidene methodes voor het bepalen van penetratieverliezen in voertuigen bekeken worden. Na een keuze van een meetmethode kunnen elektromagnetische veldmetingen gestart worden. Een schatting van de penetratieverliezen kan gemaakt worden met behulp van simulatiesoftware die de momentenmethode (MoM – Method of Moments) of de eindige elementenmethode (FEM – Finite Element Method) voor elektromagnetische veldberekeningen implementeert. Verschillende parameters zullen in rekening gebracht worden, zoals de zendfrequentie, de plaatsing van de ontvangstantenne in het voertuig en het type voertuig. Eventueel kunnen deze metingen uitgevoerd worden volgens meerdere methodes, om de invloed van de meetmethode op de bekomen resultaten na te gaan. Het geheel zal leiden tot een kwantificering en beschrijving van de penetratieverliezen van voertuigen. De resultaten van dit eindwerk kunnen verder aangewend worden in coverage berekeningen van DVB-H systemen.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Emmeric Tanghe |
Begeleider 2: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Emmeric Tanghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Draadloze zend- en communicatiesystemen die diensten voorzien voor een groot aantal gebruikers in een bepaald geografisch gebied zijn alomtegenwoordig. We denken bijvoorbeeld aan traditionele zendsystemen voor televisie en radio, maar ook aan implementaties van de nieuwere DVB-T/H (Digital Video Broadcasting - Terrestrial/Handheld) standaarden voor draadloze transmissie van digitaal beeldmateriaal. Communicatienetwerken zoals GSM en UMTS zijn reeds goed ingeburgerd.
Een belangrijke stap in de planning en dimensionering van een draadloos netwerk is het bepalen van het bereik van de zendmasten. De uitdaging is om door een efficiënte positionering van de masten het beoogde dekkingsgebied van de gewenste diensten te voorzien.
De doelstelling van dit eindwerk is de ontwikkeling van een software programma om het bereik van een zenderconfiguratie in een draadloos netwerk te bepalen. De invloed van de variaties in het terrein zal in de berekeningen opgenomen worden d.m.v. GIS (Geographic Information System) kaarten. Daarnaast zal men ook rekening houden met het stralingspatroon van de zendantenne. De berekeningen kunnen verder verfijnd worden door het in rekening brengen van attenuatieverliezen door vegetatie en van penetratieverliezen door gebouwen. Eventueel kunnen verdere optimalisaties gebeuren door eveneens diffractie aan randen van gebouwen te beschouwen. Om de interpretatie van de berekeningen te vereenvoudigen, zullen de dekkingsgebieden op een digitale geografische kaart gevisualiseerd worden.
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Philippe Faes |
Contactpersoon: | Philippe Faes |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
De explosieve groei van het internet is de oorzaak van een stijgende vraag naar hoge-snelheids internettoegang. WiMax (Worldwide Interoperability for Microwave Access) of de IEEE 802.16 standaard voor Broadband Wireless Access (BWA) wint voortdurend aan populariteit. Deze technologie biedt een draadloos alternatief voor de “last-mile” breedbandconnectiviteit naar bedrijven en huizen. Een groot voordeel van BWA is de grote capaciteit, het relatief gemak om een netwerk te ontplooien en de lage kost.
De IEEE 802.16 standaard definieert 3 interfaces: single carrier modulatie, WirelessMAN-OFDM (orthogonal frequency division multiplexing) en WirelessMAN-OFDMA. Het gebruik van adaptieve modulatie, smart antennas en error control coding moeten de performantie van WiMax verzekeren.
In december 2005 werd een nieuwe standaard goedgekeurd voor mobiele toepassingen nl. IEEE 802.16e. Deze standaard 802.16e focusseert op de 2 tot 6 GHz band en laat mensen toe om te communiceren terwijl ze aan het wandelen of aan het rijden zijn. WiMax (fixed) houdt de belofte in van 70 Mbit/s draadloze verbindingen over afstanden tot 50 kilometer. Het succes van WiMax voor mobiele toepassingen zal afhangen van de echte data rates, het praktische bereik en de haalbare snelheid waarbij het systeem nog werkt.
De bedoeling van de thesis is om de performantie na te gaan van WiMax voor mobiele toepassingen en te kijken welke data rates en bereiken er effectief gehaald kunnen worden in een multipad-omgeving. In eerste instantie zal een literatuurstudie noodzakelijk zijn om de werking en principes van de nieuwe standaard voor mobiele WiMax te begrijpen. Door middel van simulaties kan een schatting van de performantie en capaciteit gemaakt worden. Hiervoor kan er o.a. gebruik gemaakt worden van bestaande kanaalmodellen die in een verder stadium verbeterd kunnen worden. Eventueel nieuwe modellen kunnen voorgesteld worden. In een volgende stap kunnen de modellen gevalideerd worden door middel van metingen. Er kan tot slot nog gekeken worden naar toekomstige uitbreidingen en verbeteringen van de IEEE 802.16 standaard zoals het gebruik van MIMO (Multiple-Input-Multiple-Output) systemen, adaptieve subcarrier modulatie,....
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Begeleider 2: | Günter Vermeeren |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Tijdens het telefoneren wordt de mobilofoon (GSM, UMTS) tegen het hoofd gehouden. De elektromagnetische straling zal voor een gedeelte worden geabsorbeerd in het hoofd. Om de gezondheidseffecten van de elektromagnetische straling van mobilofoons te bestuderen moet de absorptie in het hoofd bepaald worden. Deze absorptiewaarden worden dan vergeleken met de geldende normen.
De absorptie ten gevolge van de mobilofoon wordt geëvalueerd behulp van simulaties en metingen van de elektromagnetische velden in een hoofdmodel. Dit hoofdmodel bevat een vloeistof die menselijke weefsels simuleert. Om de absorptie te kunnen bepalen moeten de probes gekalibreerd worden. Kalibratie is de omzetting van de gesimuleerde of opgemeten spanningen naar elektromagnetische velden en absorptiewaarden.
Het doel van de thesis is probes voor absorptiemetingen te kalibreren. In eerste instantie zal er een literatuurstudie gebeuren over de gezondheidseffecten van elektromagnetische straling en over kalibratie van probes. Er bestaat reeds een methode om antennes te kalibreren in de vrije ruimte. Het zal de bedoeling zijn deze methode te simuleren met behulp van beschikbare software (Finite-Difference Time-Domain, FDTD en Method of Moments, MOM) in een vloeistof die menselijke weefsels nabootst. In een volgende stap kan de kalibratie in de praktijk uitgevoerd en getest worden. Eventueel kan de absorptie van een echt device dan bepaald worden met behulp van een probe die gekalibreerd is met de nieuwe methode en kan een vergelijking gemaakt worden met de bestaande normen.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Begeleider 2: | Leen Verloock |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
De bevolking wordt steeds meer geconfronteerd met antennes in hun buurt. Deze antennes worden gebruikt voor allerlei draadoze communicatiediensten (GSM-telefonie, UMTS, TV- en radio-omroepen, …). Door die confrontatie met de veelheid aan antennes is er ook bezorgdheid ontstaan bij de bevolking in verband met de schadelijkheid van elektromagnetische velden voor de gezondheid. Ondertussen is er sinds 2001 een Belgische gezondheidsnorm van kracht die de maximaal toelaatbare straling bepaalt. Daarom is het interessant om na te gaan hoeveel de straling op een positie onder dit toegelaten niveau zit. Hiervoor moet men natuurlijk de bronnen kennen die bijdragen tot de straling op een bepaalde positie. Het BIPT (Belgisch Instituut voor Post en Telecommunicatie) is sinds begin 2002 begonnen met het aanleggen van een database van alle antennes. Gebruikmakend van de bronnen moet het mogelijk zijn om via een simulatiemodel de blootstelling aan elektromagnetische velden op een kaart weer te geven.
De doelstelling van deze thesis is de realisatie van software voor het simuleren van elektromagnetische velden in een realistische omgeving (Gent, Vlaanderen) waarbij gebruik wordt gemaakt van eenvoudige modellen voor de antennes en propagatie van de straling. Er moet een keuze gemaakt worden welke antennes relevant zijn voor de blootstelling op een bepaalde positie. Deze moeten dan uit de database geselecteerd worden om de blootstelling te berekenen. Dit kan gedaan worden rekening houdend met de afstand tot de antenne en het stralingspatroon. Verder zal een grafische interface, gekoppeld aan GIS-kaarten (Grafische Informatie Vlaanderen) en –bibliotheken geïmplementeerd worden.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Begeleider 2: | Leen Verloock |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Voor draadloze netwerken (zoals 2.4 GHz WLANs, Wireless Local Area Networks) kunnen verschillende signalen interferentie veroorzaken zoals microgolfovens, Bluetooth, andere WLANs,… Bovendien heeft een “access point” een beperkt dekkingsgebied. Als een WLAN ontworpen wordt in bedrijven en fabrieken kan de steeds veranderende omgeving eveneens voor problemen zorgen voor het draadloze netwerk. Daarom wordt bij het ontwerp van draadloze netwerken dikwijls een site survey uitgevoerd. Hiermee kan de performantie en mogelijke interferentie met andere netwerken nagegaan worden.
De doelstelling van deze thesis is het implementeren en uitvoeren van een site survey. Een procedure om de kwaliteit van netwerken te bepalen die in verschillende omgevingen kan gebruikt worden zal ontworpen worden. Er zullen verschillende vereisten voor een netwerk zijn zoals aantal gebruikers, af te dekken gebied, minimale doorvoersnelheden,.... Met deze vereisten moet rekening gehouden worden. Voor de site survey kan in eerste instantie gebruik gemaakt worden van reeds bestaande tools. Verschillende netwerkparameters (b.v. throughput, delay, signaalsterkte) kunnen bepaald en opgemeten worden. Op basis van de site survey zou het dan mogelijk moeten zijn de “access points” optimaal te plaatsen (minimaal aantal, minimale kost) om voor een bepaalde zone voldoende dekking te leveren met een vereiste throughput. Een site survey in kantooromgevingen en eventueel in een bedrijf zal mogelijk zijn.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Tegenwoordig worden er verschillende technologieën gelanceerd om draadloos hoge data rates te kunnen verzenden en ontvangen. We kijken hier naar twee technologieën: WiMax en UMTS-HSDPA.
WiMax (Worldwide Interoperability for Microwave Access) of de IEEE 802.16 standaard voor Broadband Wireless Access (BWA) heeft als doel draadloos hoge-snelheids internettoegang te leveren. Deze technologie biedt een draadloos alternatief voor de “last-mile” breedbandconnectiviteit naar bedrijven en huizen.
High-Speed Downlink Packet Access of HSDPA is een protocol voor de mobiele telefoon en onderdeel van UMTS (Universal Mobile Telecommunications System). HSDPA wordt ook 3.5G genoemd. HSDPA is een pakketgebaseerde communicatiedienst met een transmissiesnelheid tot 10 keer de snelheid van UMTS. In tegenstelling tot UMTS zou het mogelijk moeten worden om mobiel en breedbandig op internet te surfen.
De bedoeling van deze thesis is om de performantie te vergelijken van de twee voorgestelde technologiëen: WiMax en HSDPA. Daarom is allereerst een grondige studie van deze technologiëen en hun mogelijkheden noodzakelijk. Er zal eveneens gekeken worden welke toepassingen het meest geschikt zijn voor een bepaalde technologie. In een volgende stap zullen geschikte modellen voor de verschillende technologiëen opgezocht worden. Dan kan de performantie voor deze technologiëen vergeleken worden voor een aantal typische situaties in Vlaanderen: zowel binnenshuis als buiten het huis. Ook kan er gekeken worden naar de mobiele performantie van deze technologiëen. Er kan een schatting gemaakt worden van de kostprijs om b.v. dekking te leveren in Gent.
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Emmeric Tanghe |
Begeleider 2: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Emmeric Tanghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
ZigBee is een recente netwerkarchitectuur die sterk aan populariteit wint. ZigBee is gebaseerd op de IEEE 802.15.4 standaard en werd ontwikkeld voor draadloze applicaties die slechts een lage datarate (< 250 kbps) nodig hebben. Deze standaard wordt gebruikt in de licentievrije frequentiebanden rond 868 MHz en 2.4 GHz. Toepassingen voor ZigBee zijn onder andere monitoringnetwerken, sensornetwerken, domoticasystemen, automatiseringssystemen en consumentenelektronica. ZigBee wordt gekenmerkt door een erg flexibele en krachtige communicatiestructuur waarbij tot 65000 knooppunten tegelijk in een netwerk operatief kunnen zijn. De reikwijdte tussen knooppunten in het netwerk is maximaal ongeveer 100 m. De standaard wordt naar voor geschoven als een alternatief voor BlueTooth. De grote troeven van ZigBee ten opzichte van BlueTooth zijn het lage stroomverbruik, alsook de lage kost van ZigBee componenten. Op dit moment komen de eerste commerciële ZigBee produkten op de markt.
Het doel van dit eindwerk is het karakteriseren van de performantie van de ZigBee standaard in een realistisch propagatiekanaal. Dit onderzoek zal in eerste instantie gebeuren met behulp van simulatiesoftware (SimuLink). Na een literatuurstudie van de standaard zal een ZigBee systeem gesimuleerd worden. Het signaal zal bestaan uit dataframes conform de standaard, die op een draaggolf gemoduleerd worden in de 868 MHz en de 2.4 GHz frequentiebanden. Het signaal zal vervolgens onderworpen worden aan degradatie in een propagatiekanaal. Verschillende kanaalmodellen zullen hierbij onderzocht worden, waaronder kanalen die witte ruis toevoegen aan het signaal en kanalen die multipadpropagatie van het signaal veroorzaken. Het gedegradeerde signaal zal gedemoduleerd worden om de ontvangen bitstroom te analyseren op foutieve transmissies. Eventueel kunnen de bekomen simulatieresultaten vergeleken worden met metingen die uitgevoerd worden met een commercieel ZigBee systeem. Het eindwerk zal gebruikt kunnen worden als leidraad voor de verwachte performantie van ZigBee systemen, eens deze produkten volop op de markt beschikbaar zijn.
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Emmeric Tanghe |
Begeleider 2: | Wout Joseph |
Contactpersoon: | Emmeric Tanghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Om te verhinderen dat radiosystemen met elkaar zouden interfereren, wordt het frequentiespectrum opgedeeld in frequentiebanden. Informatie wordt gemoduleerd op een draaggolf die uitgezonden wordt in de frequentieband toegewezen aan een bepaalde dienst. Het fundamenteel idee is dat elektromagnetische signalen in het frequentiedomein kunnen gescheiden worden zodat ze niet met elkaar interfereren. UWB (Ultra Wide Band) is een nieuwe transmissietechniek opgenomen in de IEEE 802.15.3a standaard, die afstapt van het traditioneel idee van het coderen van informatie op een draaggolf. Een UWB signaal wordt in het tijdsdomein omschreven als kortstondige (orde ns) pulsen met een klein vermogen, waarbij de informatie opgeslagen wordt in de vorm van deze pulsen. In het frequentiedomein bezit dit signaal een grote bandbreedte, die minstens 25% van de centrale frequentie bedraagt. Bandbreedte-intensieve toepassingen als het draadloos streamen van beelden in hoge resolutie behoren hierdoor tot de mogelijkheden. Een ander voordeel is dat UWB frequentiebanden toegewezen aan andere diensten hergebruikt. De vraag is echter of UWB signalen in het frequentiespectrum de performantie van ontvangstapparatuur voor andere diensten nadelig zal beïnvloeden.
Het doel van deze thesis is het analyseren van de performantie en beperkingen van UWB met behulp van simulatiesoftware. Aan de hand van kanaalmodellen kan de invloed van de omgeving op de propagatie van UWB signalen onderzocht worden. De datarates die mogelijk zijn met UWB zullen voor verschillende kanalen gesimuleerd worden. De invloed van UWB signalen die zich in het meer smalbandige spectrum van andere communicatiesysteem zoals WLAN (Wireless Local Area Network) bevinden, zal onderzocht worden. Het effect van UWB op de SNR (Signal to Noise Ratio) van WLAN signalen is een voorbeeld van een parameter die geanalyseerd kan worden. De thesis kan opgevat worden als een uitdieping van de voor- en nadelen die de toepassing die UWB biedt.
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Promotor 2: | Femke Olyslager |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om meer geavanceerde en goedkopere fotonische componenten te kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk om deze, net zoals elektronische componenten, te kunnen integreren op een chip, een zogenaamd Photonic Integrated Circuit (PIC). Het grootste probleem hierbij is de integratie van compacte golfgeleiders die toelaten om het licht langsheen scherpe bochten te leiden. Een van de belangrijkste ontwikkelingen op dit vlak is het onderzoek naar zogenaamde fotonische kristallen. Twee-dimensionale fotonische kristallen zijn periodieke structuren opgebouwd uit oneindig lange diëlektrische cilinders. Analoog aan de verboden energietoestanden in halfgeleiders, zullen er voor een perfect fotonisch kristal frequentiegebieden zijn waarin er geen golfpropagatie doorheen het kristal mogelijk is. Door het verwijderen van een aantal cilinders in het fotonisch kristal wordt in deze frequentiegebieden een golfgeleider met zeer interessante eigenschappen gevormd. Zo laten ze bijvoorbeeld bochten met zeer lage stralingsverliezen toe. In de literatuur worden allerlei componenten voorgesteld gebaseerd op fotonische kristallen. Het ontwerp van deze componenten is echter verre van triviaal. De combinatie van computersimulaties met een globaal optimalisatiealgoritme laten toe om automatisch nieuwe, geschikte designs te ontwikkelen. Binnen de Elektromagnetisme groep werd recent een volledige nieuwe en uiterst efficiënte 2D techniek ontwikkeld om 2D fotonische kristallen te simuleren. De ontwikkeling van deze techniek gebeurde in nauwe samenwerking met prof. E. Michielssen van de University of Michigan (USA), een van de toponderzoekers op het vlak de ontwikkeling van snelle en efficiënte elektromagnetische simulatiemethodes. Dit thesisonderwerp heeft als doel om met deze nieuwe 2D techniek te combineren met een genetisch algoritme voor het ontwerp van allerlei fotonisch kristal componenten.
Genetische algoritmes zijn optimalisatiealgoritmes die de natuurlijke evolutie nabootsen. Ze bouwen automatisch opeenvolgende generaties van steeds betere designs op. De overgang tussen opeenvolgende generaties gebeurt door telkens twee designs uit de huidige generatie te kiezen (selectie), deze met elkaar te combineren (cross-over) en het bekomen design eventueel ergens nog at random aan te passen (mutatie). De kracht van het genetisch algoritme zit vervat in het feit dat het makkelijk het globale optimum kan vinden. Door het grote aantal simulaties dat nodig is tijdens het genetisch algoritme, is een snelle en efficiënte simulatietechniek van cruciaal belang. Dit thesisonderwerp zal aanvangen met een literatuurstudie over genetische algoritmes en over de nieuwe simulatietechniek. De student zal een keuze moeten maken over hoe de selectie, cross-over en mutatie het best ingevuld worden. Het gekozen genetische algoritme zal geïmplementeerd worden in Matlab of C en gecombineerd worden met het reeds bestaande programma voor de nieuwe simulatietechniek. Enige voorkennis wat betreft het programmeren in Matlab of C is niet vereist! Tenslotte zal de student een aantal typische componenten op deze manier ontwerpen en hun performantie vergelijken met die van typische designs uit de literatuur.
Promotor 1: | Femke Olyslager |
Promotor 2: | Daniël De Zutter |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Dit thesisonderwerp zal gebeuren in samenwerking met Emerson & Cuming Microwave Products NV en sluit derhalve onmiddellijk aan bij het O&O zoals dat vandaag gebeurt binnen een industriële omgeving. Dit bedrijf is in Europa marktleider op het vlak van de productie van gelaagde absorberende materialen. De belangrijkste klanten zijn de telecommunicatiemarkt (fabrikanten van antennes, mobiele telefoons, satelliet TV ontvangers, cruise-control systemen…) en markt van meetsystemen (elimineren van stoorsignalen). Voor een snel en correct ontwerp van de absorbers, is het belangrijk om de permittiviteit en de permeabiliteit van een willekeurig materiaal over een zeer breed frequentiegebied nauwkeurig te kunnen opmeten. Dit is echter verre van triviaal. Deze materiaalparameters moeten om praktische redenen immers in verschillende frequentiegebieden met verschillende technieken opgemeten worden. De verschillende foutmarges van deze technieken zorgen ervoor dat de opgemeten parameters over het totale frequentiegebied niet meer voldoen aan de vereiste fysische voorwaarden (de zogenaamde Kramer-Kronig relaties). Dit thesisonderwerp heeft tot doel om enerzijds de resultaten die over verschillende frequentiegebieden werden verkregen te combineren tot een globale curve voor de permittiviteit en de permeabiliteit die voldoet aan de fysische randvoorwaarden over het volledige overkoepelende frequentiegebied en om anderzijds de bijhorende globale foutmarge te bepalen.
Op het eerste zicht zou men kunnen denken dat een gewoon curve-fitting algoritme volstaat om dit probleem op te lossen. Er zijn echter een aantal belangrijke complicaties die dat onmogelijk maken:
• Gewone curve-fitting houdt geen rekening met de relatie die bestaat tussen het reëel en imaginair deel van de elektrische en magnetische materiaalparameters: de zogenaamde Kramer-Kronig relaties.
• De verschillende frequentiebanden kunnen gedeeltelijk overlappen of er kunnen hiaten zijn tussen de verschillende frequentiebanden.
• De metingen in de verschillende banden zullen verschillende foutmarges hebben.
• Metingen kunnen lokale artefacten vertonen ten gevolge van bijvoorbeeld resonanties in de meettechnieken.
In dit thesisonderwerp zal een zogenaamd constrained curve-fitting algoritme opgesteld worden. Kort gezegd zullen de Kramer-Kronig relaties opgelegd worden via een Fourier-transformatie van de opgemeten parameters en zullen terzelfdertijd de artefacten uitgefilterd worden. Het algoritme zal ontwikkeld worden in Matlab. Voorkennis wat betreft het programmeren in Matlab is echter niet vereist. Door de samenwerking met E&C MWP zal het algoritme onmiddellijk getest kunnen worden op reële meetdata.
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Promotor 2: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om meer geavanceerde en goedkopere fotonische componenten te kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk om deze, net zoals elektronische componenten, te kunnen integreren op een chip, een zogenaamd Photonic Integrated Circuit (PIC). Het gebruik van nano-fotonische componenten maakt het mogelijk om heel veel functionaliteiten op een PIC te integreren. Een belangrijk probleem is echter de koppeling van het licht tussen de nanofotonische golfgeleiders en uitwendige optische vezels. Recent werd door D. Taillaert uit de Fotonica-groep van INTEC de mogelijkheid onderzocht om deze koppeling te doen met een 2D roosterkoppelaar, wat in feite een ondiep fotonisch kristal is. Het ontwerp van deze roosterkoppelaars wordt bemoeilijkt door het ontbreken van geschikte, efficiënte en nauwkeurige 3D simulatietechnieken. Binnen de Elektromagnetisme groep werd recent een nieuwe techniek ontwikkeld om snel en efficiënt fotonische kristallen te simuleren. De ontwikkeling van deze techniek gebeurde in nauwe samenwerking met prof. E. Michielssen van de University of Michigan (USA), een van de toponderzoekers op het vlak de ontwikkeling van snelle en efficiënte elektromagnetische simulatiemethodes. Dit thesisonderwerp heeft als doel om met de nieuwe 3D techniek een optimaal ontwerp voor een 2D roosterkoppelaar voor te stellen.
Na een grondige literatuurstudie, zal de student in eerste instantie nagaan of er nog een aantal kleine aanpassingen moeten aangebracht worden aan het bestaande simulatieprogramma (geprogrammeerd in C). Enige voorkennis wat betreft het programmeren in C is echter absoluut niet vereist! Daarna zal de student een doorgedreven optimalisatie van de uitkoppeling trachten te bekomen door het variëren van bijvoorbeeld de diepte van het rooster, de periode van het rooster, de diameter van de gaatjes,… Naargelang de vorderingen en de interesses van de student kan de voorgestelde roosterkoppelaar effectief vervaardigd worden en de performantie ervan in de praktijk geëvalueerd worden.
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Promotor 2: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om meer geavanceerde en goedkopere fotonische componenten te kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk om deze, net zoals elektronische componenten, te kunnen integreren op een chip, een zogenaamd Photonic Integrated Circuit (PIC). Het gebruik van fotonische kristallen maakt het mogelijk om heel veel functionaliteiten op een PIC te integreren. In eerste instantie werden deze fotonische kristallen aangewend om compacte golfgeleiders met scherpe bochten te fabriceren. Recent wordt binnen de Fotonica-groep ook de mogelijkheid onderzocht om deze fotonische kristallen te gebruiken voor het vervaardigen van compacte lasers. Het ontwerp van deze Photonic Crystal Lasers wordt bemoeilijkt door het ontbreken van geschikte, efficiënte en nauwkeurige 3D simulatietechnieken. Binnen de Elektromagnetisme groep werd recent een nieuwe techniek ontwikkeld om snel en efficiënt fotonische kristallen te simuleren. De ontwikkeling van deze techniek gebeurde in nauwe samenwerking met prof. E. Michielssen van de University of Michigan (USA), een van de toponderzoekers op het vlak de ontwikkeling van snelle en efficiënte elektromagnetische simulatiemethodes. Dit thesisonderwerp heeft als doel om met de nieuwe 3D techniek het ontwerp van een Photonic Crystal Laser te bestuderen.
Na een grondige literatuurstudie, zal de student in eerste instantie nagaan of er nog een aantal kleine aanpassingen moeten aangebracht worden aan het bestaande simulatieprogramma (geprogrammeerd in C). Deze aanpassingen zullen zich vooral situeren op het vlak van de verwerking van de resultaten die uit de 3D simulatietechniek komen en meer bepaald de berekening van de Q-factor van de Photonic Crystal Laser. Enige voorkennis wat betreft het programmeren in C is echter absoluut niet vereist! Daarna zal de student een doorgedreven optimalisatie van de Photonic Crystal Laser trachten te bekomen door het variëren van bijvoorbeeld de diepte van het rooster, de periode van het rooster, de diameter van de gaatjes, de gebruikte lagenstructuur…
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Promotor 2: | Femke Olyslager |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om meer geavanceerde en goedkopere fotonische componenten te kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk om deze, net zoals elektronische componenten, te kunnen integreren op een chip, een zogenaamd Photonic Integrated Circuit (PIC). Het grootste probleem hierbij is de integratie van compacte golfgeleiders die toelaten om het licht langsheen scherpe bochten te leiden. Recent werd in de literatuur een nieuw type golfgeleider beschreven, gebaseerd op de propagatie van zogenaamde surface plasmon polaritons. Dit zijn oppervlaktegolven die kunnen propagaren langs het scheidingsoppervlak tussen een metaal en een diëlektricum. Door op het metaaloppervlak een periodiek rooster aan te brengen van eindige metalen cilinders worden zogenaamde Surface Plasmon Polariton Bandgap (SPPBG) structuren bekomen. Voor frequenties binnen de verboden zone of bandgap zullen de cilinders alle licht blokkeren. Door echter bepaalde cilinders te verwijderen kunnen opnieuw gedefinieerd worden die bovendien scherpe bochten toelaten. Het studie van deze SPPBG structuren wordt bemoeilijkt door het ontbreken van geschikte, efficiënte en nauwkeurige 3D simulatietechnieken. Binnen de Elektromagnetisme groep werd recent een nieuwe techniek ontwikkeld om snel en efficiënt fotonische kristallen te simuleren. De ontwikkeling van deze techniek gebeurde in nauwe samenwerking met prof. E. Michielssen van de University of Michigan (USA), een van de toponderzoekers op het vlak de ontwikkeling van snelle en efficiënte elektromagnetische simulatiemethodes. Dit thesisonderwerp heeft als doel om met deze nieuwe 3D techniek aan te passen voor de studie van SPPBG structuren.
Dit eindwerk omvat eerst een korte literatuurstudie over SPPBG-structuren en over de nieuwe simulatietechniek. Eens de nodige achtergrondkennis is verworven, kan de simulatietechniek aangepast worden aan de SPPBG-structuren. De grootste moeilijkheden hierbij worden veroorzaakt door de grote verliezen in het metaal. Het programmeren gebeurt in Matlab of C. Voorkennis wat betreft programmeren in Matlab of C is echter niet vereist! Daarna zal de student een doorgedreven optimalisatie trachten te bekomen voor een aantal SPPBG structuren.
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Promotor 2: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Davy Pissoort |
Contactpersoon: | Davy Pissoort |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om meer geavanceerde en goedkopere fotonische componenten te kunnen vervaardigen, is het noodzakelijk om deze, net zoals elektronische componenten, te kunnen integreren op een chip, een zogenaamd Photonic Integrated Circuit (PIC). Het grootste probleem hierbij is de integratie van compacte golfgeleiders die toelaten om het licht langsheen scherpe bochten te leiden. Een van de belangrijkste ontwikkelingen op dit vlak is het onderzoek naar zogenaamde fotonische kristallen. Twee-dimensionale fotonische kristallen zijn periodieke structuren opgebouwd uit oneindig lange diëlektrische cilinders. Analoog aan de verboden energietoestanden in halfgeleiders, zullen er voor een perfect fotonisch kristal frequentiegebieden zijn waarin er geen golfpropagatie doorheen het kristal mogelijk is. Door het verwijderen van een aantal cilinders in het fotonisch kristal wordt in deze frequentiegebieden een golfgeleider met zeer interessante eigenschappen gevormd. Zo laten ze bijvoorbeeld bochten met zeer lage stralingsverliezen toe. In de literatuur worden allerlei componenten voorgesteld gebaseerd op fotonische kristallen. Om nog compactere componenten te kunnen vervaardigen wordt gebruik gemaakt van materialen met niet-lineaire effecten (bijvoorbeeld het Kerr-effect). Binnen de Elektromagnetisme groep werd recent een volledige nieuwe en uiterst efficiënte 2D techniek ontwikkeld om (lineaire) 2D fotonische kristallen te simuleren. De ontwikkeling van deze techniek gebeurde in nauwe samenwerking met prof. E. Michielssen van de University of Michigan (USA), een van de toponderzoekers op het vlak de ontwikkeling van snelle en efficiënte elektromagnetische simulatiemethodes. Dit thesisonderwerp heeft als doel om deze nieuwe 2D techniek uit te breiden naar de simulatie van niet-lineaire fotonische kristallen.
Bij niet-lineaire materialen zijn de materiaalparameters afhankelijk van de veldsterkte die aanwezig is binnen dit materiaal. Om dergelijke materialen te simuleren wordt typisch een iteratieve techniek gebruikt waarbij in elke stap een zekere verdeling van de materiaalparameters binnen het materiaal wordt voorgesteld en waarbij er wordt nagegaan of voor deze verdeling het verband met de veldsterkte voldaan is. In dit thesisonderwerp zullen de niet-lineaire cilinders opgedeeld worden in kleine vierkantjes. De onbekenden zijn dan de materiaalparameters van deze vierkantjes en deze zullen door het programma zodanig moeten aangepast worden dat in elk vierkantje het vereiste verband met de veldsterkte is voldaan. Om de veldsterkte te kunnen bereken moet de bestaande simulatietechniek gecombineerd worden met de zogenaamde eindige-elementen-methode om zo het gedrag van de opgedeelde cilinder correct in rekening te brengen. Dit thesisonderwerp zal aanvangen met een literatuurstudie naar niet-lineaire fotonische kristallen, de eindige-elementen-methode en de nieuwe simulatietechniek. Daarna zal de student de eindige-elementen-methode implementeren in C en combineren met het bestaande C programma van de 2D simulatietechniek. Enige voorkennis wat betreft het programmeren in C is niet vereist! Tenslotte zullen een aantal typische niet-lineaire fotonische krustallen doorgerekend worden en zullen de resultaten vergeleken worden met die uit de bestaande literatuur om de correctheid van deze nieuwe techniek aan te tonen.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Joris Walraevens |
Contactpersoon: | Joris Walraevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Wim Van Lancker |
Contactpersoon: | Wim Van Lancker |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
XML was de gedoodverfde opvolger van de HTML-standaard, maar ondertussen is XML uitgegroeid tot veel meer. Het wordt overal gebruikt waar het nuttig kan zijn om informatie op een platformonafhankelijke manier te bewaren. Platformonafhankelijkheid wordt bekomen doordat XML in "platte" tekst wordt bewaard. Net daardoor worden XML-bestanden snel heel groot in omvang. Dit is een probleem als deze grote XML bestanden via trage netwerkverbindingen moeten uitgewisseld worden. Het omzetten van de "platte" tekst naar een gebinariseerde voorstelling is hiervoor de oplossing. MPEG-7 Binary Format for Metadata (BiM) is hiervoor een standaard.
In dit eindwerk is het de bedoeling een raamwerk te ontwikkelen met een BiM-encoder en decoder voor mobiele toestellen. De huidige referentiesoftware (dit is software die aantoont dat de BiM-standaard werkt) werd geschreven in Java. Deze software is echter niet geoptimaliseerd naar geheugengebruik en uitvoeringstijd. Ook werkt de software niet op mobiele toestellen (bv. Pocket PC, embedded devices). Er werd reeds een initiële BiM-encoder en decoder ontwikkeld voor mobiele toestellen (in C#), maar deze zou nog verder uitgebreid moeten worden en verder geoptimaliseerd voor mobiele toestellen.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Wim Van Lancker |
Contactpersoon: | Wim Van Lancker |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
XML (Extensible Markup Language) werd ontwikkeld om data op een gestructureerde manier voor te stellen. Een groot nadeel van XML is echter de omvang van de bestanden aangezien XML als "platte" tekst wordt opgeslaan. MPEG heeft een standaard voorzien waarin het mogelijk is XML-documenten binair te encoderen (MPEG-7 Binary Format for Metadata (BiM)) waardoor de omvang van deze documenten aanzienlijk kleiner wordt. Er bestaan technieken om XML-documenten te transformeren naar andere XML-documenten (via XSLT of STX), maar deze technieken voeren de transformatie uit op de XML-documenten in "platte" tekst.
Het doel van dit eindwerk bestaat er dan ook in om de transformatie van XML-documenten eveneens in het binaire domein te kunnen laten verlopen, zonder het BiM-gecodeerde XML-document eerst te moeten decoderen en na transformatie opnieuw te coderen.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Saar De Zutter |
Contactpersoon: | Saar De Zutter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer mobiele terminals gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse multimediale bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers om op een uniforme wijze verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, de specifieke implementatie en het soort toestel (vb. PC of GSM).
In dit afstudeerwerk zal gewerkt worden rond de link tussen MPEG-4 en het MPEG-21 platform. We wensen te komen tot een MPEG-21 terminal die van MPEG-4 gebruikmaakt om multimediale data voor te stellen. De MPEG-21 terminal zal geïmplementeerd worden op een (mobiel) toestel in Java/C++.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Saar De Zutter |
Contactpersoon: | Saar De Zutter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer mobiele terminals gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse multimediale bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers om op een uniforme wijze verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, de specifieke implementatie en het soort toestel (vb. PC of GSM).
In dit afstudeerwerk zal gewerkt worden rond het MPEG-21 platform en meer specifiek rond het aspect Multimedia Middleware (M3W). In dit eindwerk wensen we te komen tot een MPEG-21 terminal die van M3W gebruikmaakt om software te downloaden en te gebruiken. Op die manier kan de functionaliteit van een MPEG-21 terminal dynamisch uitgebreid worden. De MPEG-21 terminal zal geïmplementeerd worden op een (mobiel) toestel in Java/C++.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Promotor 2: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Koenraad Laevens |
Contactpersoon: | Koenraad Laevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Traditioneel voorzien residentiële satellietontvangers in een 1-wegs (of uni-directionele) verbinding: een "broadcast" van de hub naar alle terminals. Door additionele hardware te voorzien in de terminals (i.e., in de "settop box" tussen schotelantenne en televisie) en op de schotelantenne zelf, kan ook een "return channel" (van terminals naar hub) tot stand gebracht worden, waardoor men een 2-wegs (of bi-directionele) verbinding bekomt. Dit laat bijvoorbeeld toe televisieprogramma's interactief te maken en/of extra diensten (zoals homebanking, email, webbrowsing ...) aan te bieden.
Daar terminals niet rechtstreeks onderling met elkaar kunnen communiceren, dient een protocol voorzien te worden dat de toegang tot het "return channel" reguleert: het MAC-protocol (Medium Access Control). Eén mogelijkheid bestaat erin het kanaal via TDMA (Time Division Multiple Access) te delen. Een andere is het toekennen van (een deel van) de capaciteit "op aanvraag" (DAMA, Demand Assigned Multiple Access). Een derde mogelijkheid tenslotte is de toegang "volledig vrij te laten" (Random Access). Aangezien bij dit laatste mechanisme de mogelijkheid bestaat dat twee of meer terminals terzelfdertijd data versturen en hierdoor de transmissie verloren gaat (tengevolge van een zogeheten "collision"), moet dan eveneens een vorm van "flow control" voorzien worden (ARQ, Automatic Repeat reQuest), verwant aan hetgeen gebeurt binnen het TCP-protocol.
Specifiek aan de satellietomgeving is bijvoorbeeld het beschikbaar zijn van meerdere "carriers", de eerder grote propagatietijden, het groot aantal gebruikers, ... Deze kenmerken maken van het ontwerp van het MAC-protocol een bijzonder uitdagende opgave.
Doel van de scriptie is te bestuderen wanneer welk MAC-protocol het meest aangewezen is, en dit in functie van de kenmerken van het verwachte dataverkeer: zijn er bijvoorbeeld veel gebruikers die sporadisch een kleine hoeveelheid data wensen te versturen, of zal een eerder beperkt aantal gebruikers intensief van het "return channel" gebruik maken ?
Meer specifiek wordt van de student verwacht een aantal stochastische modellen te analyseren die - bij benadering - de performantie (in termen van efficiëntie, vertraging, ...) van het systeem kunnen voorspellen. Hierbij is controle van de bekomen resultaten door middel van simulaties onontbeerlijk. Omgekeerd kan uit de simulaties blijken welke veronderstellingen in het model aannemelijk zijn en welke niet.
De simulatiecode zelf kan evenwel zeer beperkt blijven. Hierbij kan de student zelf de code schrijven of eventueel gebruik maken van een bestaand simulatiepakket.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Stefaan Mys |
Contactpersoon: | Stefaan Mys |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
H.264/AVC
is de nieuwste standaard voor videocodering (gefinaliseerd in de zomer
van 2003) en is het resultaat van een samenwerking tussen de Moving
Picture Experts Group (MPEG) en de Video Coding Experts Group (VCEG).
Naast een sterke compressie (tot 50% beter dan oudere standaarden)
bevat de standaard ook enkele tools die helpen bij het verhinderen
en/of corrigeren van fouten die kunnen optreden bij het verzenden van
de video over een (draadloos) netwerk.
Eén van die tools is datapartitionering. Bij datapartitionering wordt de bitstroom opgesplitst in een drietal partities, elk met een verschillende mate van belangrijkheid. Belangrijke data kan op die manier beter beschermd worden bij verzending dan de minder belangrijke. Wanneer bijvoorbeeld omwille van netwerkcongestie pakketten verloren gaan, zullen dit voornamelijk pakketten met partities van lage prioriteit zijn.
Het eerste deel van de thesis zal bestaan uit een literatuurstudie waarin de H.264/AVC-standaard (met bijzondere aandacht voor datapartitionering) en bestaande technieken voor foutcorrectie grondig onder de loep worden genomen.
Vervolgens is het de bedoeling de bestaande technieken op een intelligente manier te gebruiken, te combineren en/of uit te breiden om ontbrekende datapartities op te vangen. Deze technieken zullen geïmplementeerd worden binnen de intern ontwikkelde H.264/AVC-decoder (C++).
Tot slot dienen ook tests uitgevoerd te worden om de prestatie van de geïmplementeerde technieken te evalueren.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Stijn De Vuyst |
Begeleider 2: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Stijn De Vuyst |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In pakketgeschakelde telecommunicatienetwerken ondervinden de verstuurde pakketten twee vormen van hinder ten gevolge van de buffering die zij op hun pad doorheen het netwerk ondergaan, nl. verlies (loss) en tijdsvertraging (delay). Wanneer in real-time toepassingen (spraak, video, …) de tijdsvertraging van een pakket te hoog oploopt, dan kan het zelfs gebeuren dat het niet zinvol meer is dit pakket alsnog naar de eindgebruiker door te sturen. Anders gezegd: sommige pakketten zijn onderhevig aan “deadlines” waarna zij hun waarde verliezen en niet langer in de buffer waarin zij zich bevonden moeten worden opgeslagen blijven. In dit soort toepassingen vertaalt de tijdsvertraging zich dus uiteindelijk in bijkomend pakketverlies.
De thesis heeft als bedoeling om voor dit soort situaties gepaste wachtlijnmodellen te formuleren en te analyseren. Meer bepaald wordt gedacht aan modellen in discrete en/of continue tijd waarbij de klanten ieder een deadline hebben, m.a.w. waarbij iedere klant een maximum toelaatbare verblijftijd heeft in het wachtlijnsysteem. Wanneer deze deadline bereikt wordt en een klant nog steeds niet bediend is, dan verlaat deze klant het systeem zonder bediend te zijn. Bedoeling is voor dit soort modellen de systeembezetting (aantal klanten in het systeem), het verliesproces en de tijdsvertraging van de klanten te bestuderen, onder diverse assumpties m.b.t. de aard van het aankomstproces van de klanten (ongecorreleerd/gecorreleerd), de distributie van de bedieningstijden, het aantal bedieningsstations, de aard van de deadlines (deterministisch of stochastisch met een vooropgegeven distributie), etc.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy Van Deursen |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Davy Van Deursen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Joint Video Team (JVT), een samenwerking van MPEG (Moving Picture Experts Group) en VCEG (Video Coding Experts Group), heeft in 2003 een nieuwe standaard voor digitale videocodering vastgelegd. H.264/MPEG-4 AVC is de naam van deze nieuwe specificatie. Ze wordt aanzien als de opvolger van MPEG-2 en zal ingezet worden in tal van videotoepassingen zoals HD-DVD. De JVT-experten hebben nu opnieuw een samenwerking op touw gezet voor het ontwikkelen van een schaalbare uitbreiding (Scalable Video Coding; SVC) op deze state-of-the-art videospecificatie. Het toevoegen van schaalbaarheid aan videostromen maakt het mogelijk om gemakkelijk andere versies af te leiden met behulp van eenvoudige editeerbewerkingen. Dit kan handig zijn om bijvoorbeeld snel de resolutie of het aantal beelden van een videostroom te verminderen.
In deze thesis is het de bedoeling om de schaalbaarheid van een H.264/AVC SVC-videostroom op een generieke manier uit te buiten. Dit kan met behulp van BFlavor, een taal die het mogelijk maakt een hoog-niveaubeschrijving op te stellen voor de structuur van eender welk multimediaformaat. Deze hoog-niveaubeschrijvingen zijn XML-documenten die gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, bijvoorbeeld met behulp van XSLT of STX. In een volgende stap kan deze gewijzigde XML-beschrijving gebruikt worden om een aangepaste videostroom te creëren. Na een grondige studie van de H.264/AVC SVC-standaard is het de bedoeling dat de student een BFlavor-beschrijving opstelt voor het H.264/AVC SVC-formaat zodat het mogelijk is om met behulp van BFlavor een hoog-niveaubeschrijving van een SVC-stroom te genereren. Een volgende stap is het adapteren van deze beschrijving met behulp van XSLT of STX.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy Van Deursen |
Contactpersoon: | Davy Van Deursen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een belangrijk onderdeel van het MPEG-21-raamwerk is het aanpassen van multimediastromen op een generieke manier. De adaptatie gebeurt niet meer rechtstreeks op de bitstroom, maar op een hoger niveau. Dit kan door een hoog-niveaubeschrijving op te stellen van de multimediastroom. Deze hoog-niveaubeschrijvingen zijn XML-documenten die gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, bijvoorbeeld met behulp van XSLT of STX. In een volgende stap wordt er een aangepaste multimediastroom gegenereerd aan de hand van de aangepaste hoog-niveaubeschrijving. MPEG-21 voorziet hiervoor twee technologieën: de Bitstream Syntax Description Language (BSDL) en generic Bitstream Syntax Schema (gBS Schema). Met BSDL is het mogelijk om een hoog-niveaubeschrijving van een multimediastroom te genereren op basis van een Bitstream Syntax Schema (BS Schema), welke een uitbreiding is van XML Schema. Voor elk multimediaformaat moet dus een nieuw BS Schema gemaakt worden wat BSDL formaatafhankelijk maakt. gBS Schema echter is bedoeld om hoog-niveaubeschrijvingen op een formaatonafhankelijke manier te gebruiken. Een probleem hierbij is dat er echter geen generieke manier bestaat om dergelijke beschrijvingen te genereren. Er moet namelijk eerst een hoog-niveaubeschrijving gegenereerd worden met behulp van BSDL, waarna deze getransformeerd wordt in een beschrijving geschikt voor gBS Schema.
In deze thesis is het de bedoeling om een oplossing te vinden voor het probleem van de generatie van gBSDs (generic Bitstream Syntax Descriptions). Hierbij kan gebruikgemaakt worden van BFlavor, een technologie die dezelfde functionaliteit aanbiedt als BSDL, maar met een BFlavor-code werkt in plaats van een BS Schema. Het is dan ook de bedoeling om deze BFlavor-code aan te passen in functie van gBS Schema. Op die manier wordt er rechtstreeks een hoog-niveaubeschrijving voor gBS Schema gegenereerd met behulp van BFlavor.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy Van Deursen |
Contactpersoon: | Davy Van Deursen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een belangrijk onderdeel van het MPEG-21 raamwerk is het aanpassen van multimediastromen op een generieke manier. De adaptatie gebeurt niet meer rechtstreeks op de bitstroom, maar op een hoger niveau. Dit kan door een hoog-niveaubeschrijving op te stellen van de multimediastroom. Deze hoog-niveaubeschrijvingen zijn XML-documenten die gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, bijvoorbeeld met behulp van XSLT of STX. In een volgende stap wordt er een aangepaste multimediastroom gegenereerd aan de hand van de aangepaste hoog-niveaubeschrijving. MPEG-21 voorziet hiervoor twee technologieën: de Bitstream Syntax Description Language (BSDL) en generic Bitstream Syntax Schema (gBS Schema). Beide technologieën voorzien een tool om de hoog-niveaubeschrijving van een multimedia stroom terug om te zetten in een binaire vorm (i.e., een aangepaste videostroom). BSDL voorziet de BSDtoBin Parser die werkt op basis van een formaatspecifiek Bitstream Syntax Schema (BS Schema). gBS Schema voorziet in een gBSDtoBin Parser die werkt op basis van het formaatonafhankelijke generic Bitstream Syntax Schema (gBS Schema).
In deze thesis is het de bedoeling om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de BSDtoBin en de gBSDtoBin Parsers te laten functioneren in een omgeving voor videostroming. De student wordt in eerste instantie verondersteld een grondige studie uit te voeren van de twee technologieën (BSDL en gBSD). Daarna zal er in overleg met de begeleider een oplossing bedacht worden om deze twee tools aan te passen zodanig dat ze kunnen worden ingezet in een omgeving voor videostroming.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Dieter Fiems |
Begeleider 2: | Stijn De Vuyst |
Contactpersoon: | Dieter Fiems |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Buffers worden gebruikt in de knopen van telecommunicatienetwerken voor de tijdelijke opslag van informatie die - bij gebrek aan transmissiecapaciteit - niet ogenblikkelijk naar haar (eerstvolgende) bestemming kan worden verstuurd. In sommige (pakketgeschakelde) communicatiesystemen zijn de kanalen waarover informatie verstuurd wordt onderhevig aan allerlei storingen (ruis, defecten) met als gevolg dat deze kanalen slechts gedurende een deel van de tijd effectief beschikbaar zijn voor de transmissie van pakketten. In het verleden werden reeds heel wat wiskundige modellen bestudeerd voor buffers waarvan de uitgangskanalen onbetrouwbaar zijn, maar dit gebeurde hoofdzakelijk in de onderstelling dat de te versturen pakketten zich in de buffer aanbieden volgens een eenvoudig ongecorreleerd aankomstproces. Anderzijds zijn ook studies bekend van buffersystemen waarbij de informatie onder de vorm van “treinen” binnenkomt, d.w.z. waarbij “berichten” (bestaande uit een variabel aantal “pakketten” van vaste lengte) pakket per pakket, gespreid in de tijd, in de buffer aankomen (te vergelijken met een trein waarvan de wagons een na een een station binnenrijden).
De thesis heeft als bedoeling de combinatie van beide mechanismen, nl. treinaankomsten gecombineerd met onbetrouwbare kanalen, te bestuderen. Er wordt hierbij in de eerste plaats gedacht aan wachtlijnmodellen in discrete tijd en met oneindige opslagcapaciteit. Bedoeling is voor dit soort modellen de systeembezetting (aantal pakketten in het systeem) en de tijdsvertraging van de pakketten (en de berichten) te bestuderen, onder diverse assumpties m.b.t. het aantal uitgangskanalen van de buffer, de aard van de onderbrekingen van deze kanalen (Bernoullimodel, Markoviaans model, …), het aankomstproces van de berichten of treinen (ongecorreleerd of gecorreleerd), de verdeling van de lengte van de treinen, etc.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Dieter Van Rijsselbergen |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Dieter Van Rijsselbergen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het FRExt-amendement van de H.264/AVC-standaard voor videocodering introduceerde de YCoCg-R-kleurenruimte. Deze kleurenruimte kenmerkt zich door een verliesloze transformatie van en naar het RGB-kleurendomein. Deze kleurenruimte kan in de toekomst een rol spelen bij nieuwe technologieën voor verliesloze compressie van video, waarnaar o.a. de FRExt-extensies van H.264/AVC reeds een gooi doen. Verliesloze compressie van video is van groot belang in sectoren waar behoud van beeldkwaliteit de hoogste prioriteit heeft, zoals bij medische beeldvorming of in broadcast- en post-productie-omgevingen. Videostromen uit deze omgevingen worden vaak ook gekenmerkt door bredere kleurenpaletten, bv. met 10-bits- en 12-bitskleuren, dan voor alledaagse toepassingen gebruikelijk zijn.
De laatste generaties van GPU’s van grafische kaarten bieden tijdens de uitvoering van pixel shaders volledige ondersteuning voor floating-point-datatypes met voldoende precisie om beelden met een hoog dynamisch bereik te kunnen verwerken. Dankzij pixel shaders kan de GPU naar willekeur geprogrammeerd worden voor het realiseren van speciale video-effecten.
In deze thesis is het de bedoeling om de werking van shaders en de Direct3D-pijplijn meer in detail te bestuderen, en dit in de context van videobewerking. Aldusdanig kan het onderzoek dat de laatste twee jaar binnen de onderzoeksgroep werd verricht rond toepassingen van de YCoCg-R-kleurenruimte verder gezet worden. Naast de kleurenruimteconversie en de bewegingscompensatie van beelden met YCoCg-R-samples kan dan verder getracht worden om nog meer onderdelen van het videodecoderingsproces van de CPU naar de GPU te brengen. Er kan gebruikgemaakt worden van het Persephone-raamwerk. Dit testplatform werd gedurende de laatste twee jaar binnen de onderzoeksgroep ontwikkeld. Het laat momenteel toe om shaders rechtstreeks op ongecomprimeerde videodata toe te passen. Hierbij is het eveneens mogelijk om een aantal prestatiemetingen uit te voeren.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Dieter Van Rijsselbergen |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Dieter Van Rijsselbergen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
DirectX is een verzameling van API’s voor het creëren van geavanceerde spellen en multimedia-applicaties, met onder meer een ruime ondersteuning voor het weergeven van driedimensionale scenes (Direct3D) en verwerken van tweedimensionale videostromen (DirectShow). Hierbij is het de bedoeling zo goed mogelijk gebruik te maken van de versnellende capaciteiten van grafische hardware (i.e. de GPU). Eén van de belangrijkste nieuwigheden in Direct3D 9 is de langverwachte koppeling tussen de videopijplijn enerzijds en de programmeerbare pijplijn voor het verwerken van 3D-afbeeldingen anderzijds. Daardoor biedt Direct3D 9 bijna de mogelijkheden van een pakket als Renderman van Pixar, de de facto standaard voor het renderen van programmeerbare effecten in digitale videobeelden (Finding Nemo, ...).
Voor Windows Vista, de opvolger van de huidige Windows-versies, staat Direct3D 10 in de startblokken. Deze evolutie van de Direct3D API belooft nog meer mogelijkheden en flexibiliteit bij het programmeren van de GPU: het nieuwe Shader Model 4, ondersteuning voor integer-datatypes, nieuwe geometry shaders, etc.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de integratie van de videopijplijn en de 3D-pijplijn het mogelijk maakt om de decodering van video bijna volledig op de GPU van de grafische kaart uit te voeren. Bovendien is het mogelijk om een gedecodeerde videostroom doorheen een pixel shader te sturen voor het bekomen van speciale video-effecten. Die shaders zijn kleine programma's die door de GPU van de grafische kaart uitgevoerd worden.
In dit eindwerk is het de bedoeling om de werking van shaders en de Direct3D-pijplijn meer in detail te bestuderen, en dit in de context van videobewerking (versnelling videodecompressie, schaalbare videocodering, versnelling kleurenruimteconversies, speciale effecten, ...). Daartoe kan er gebruikgemaakt worden van het Persephone-raamwerk. Dit testplatform werd gedurende de laatste twee jaar binnen de onderzoeksgroep ontwikkeld. Het laat momenteel toe om shaders rechtstreeks op ongecomprimeerde videodata toe te passen. Hierbij is het eveneens mogelijk om een aantal prestatiemetingen uit te voeren.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Chris Poppe |
Contactpersoon: | Chris Poppe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer (mobiele) terminals en diensten gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse (multimediale) bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers een uniforme wijze om verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, het netwerk, de specifieke implementatie en het type toestel.
In deze thesis zal gewerkt worden rond Digital Item Processing (DIP) wat een onderdeel is van de standaard. In MPEG-21 wordt multimediale data voorgesteld door Digitale Items (DIs) die op een gestandaardiseerde manier de informatie structureert. In DIP wordt er gewerkt rond het toevoegen van functionaliteit die uitvoerbaar zou moeten zijn in de terminal waar het DI wordt verwerkt. Het zal de bedoeling zijn om na te gaan hoe functionaliteit, opgesteld in verschillende programmeertalen (in dit geval Java en C++), met elkaar kan gecombineerd worden om tot een werkende MPEG-21 applicatie te komen.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Chris Poppe |
Contactpersoon: | Chris Poppe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer mobiele terminals gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse multimediale bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers een uniforme wijze om verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, de specifieke implementatie en het soort toestel (vb. PC of GSM).
In dit afstudeerwerk zal gewerkt worden rond het ontwikkelen van een applicatie voor contextcollectie, gebruikmakende van de MPEG-21 technologie. Tegenwoordig wordt het steeds belangrijker om applicaties af te stemmen op de eindgebruiker. Het is dan ook uiterst belangrijk om rekening te houden met verschillende soorten context, gaande van gebruikerskenmerken, -voorkeuren, -omgeving tot toestelkarakteristieken, netwerkcapaciteit, enz. De collectie hiervan is uiteraard even belangrijk als de eigenlijke verwerking. In deze thesis is het de bedoeling om beide te combineren gebruikmakende van MPEG-21 technologie. Het MPEG-21 platform maakt het mogelijk dat multimediale informatie aangepast wordt aan een gegeven context om zo een optimale presentatie te leveren voor bepaalde gebruikersvoorkeuren. Om de verzamelde data te kunnen beschrijven zal eveneens gekeken worden naar delen van MPEG-21 of vroegere standaarden. Een volledige, interoperabele, dynamische contextgevoelige MPEG-21 applicatie zal het uiteindelijke resultaat zijn.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Chris Poppe |
Contactpersoon: | Chris Poppe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer mobiele terminals gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse multimediale bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelende raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers een uniforme wijze om verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, de specifieke implementatie en het soort toestel (vb. PC of GSM).
In dit afstudeerwerk zal specifiek gewerkt worden rond Digital Item Declaration (DID) and Processing (DIP). Deze aspecten die elk een afzonderlijk deel vormen van de standaard handelen over de voorstelling van multimediale data en de eventuele functionaliteit die hierbij gepaard gaat. Daar men ernaar streeft om MPEG-21 op verschillende platformen en over verschillende netwerken in te schakelen is het belangrijk om na te gaan hoe de werklast op toestellen met geringe capaciteiten (bv. PDA of GSM) kan gereduceerd worden. Een optimale implementatie in een client-server architectuur die op een efficiënte manier gebruikmaakt van deze structuur zal zeker een meerwaarde bieden.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Chris Poppe |
Contactpersoon: | Chris Poppe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer mobiele terminals gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse multimediale bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers een uniforme wijze om verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, de specifieke implementatie en het soort toestel (vb. PC of GSM).
In dit afstudeerwerk zal specifiek gewerkt worden rond Digital Item Declaration (DID) and Processing (DIP). Deze aspecten die elk een afzonderlijk deel vormen van de standaard handelen over de voorstelling van multimediale data en de eventuele functionaliteit die hierbij gepaard gaat. Momenteel wordt werk verricht omtrent het streamen van deze data maar wordt er nog geen rekening gehouden met de eventuele functionaliteit die daarin verwerkt zit. In deze thesis zal het de bedoeling zijn om na te gaan op welke manier DIP in een streaming scenario kan ingepast worden en zal gewerkt worden naar een concrete realisatie van dit systeem.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Chris Poppe |
Contactpersoon: | Chris Poppe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Onder andere door de explosieve uitbreiding van het Internet kan steeds meer informatie ter beschikking gesteld worden aan de mensen. Er worden ook steeds meer (mobiele) terminals en diensten gebruikt om toegang te krijgen tot de diverse (multimediale) bronnen. Aangezien er tot nu toe een totaal gebrek was aan een overkoepelend raamwerk voor het gebruik van multimedia, is de Moving Picture Experts Group (MPEG) momenteel bezig met de ontwikkeling van een nieuwe standaard, namelijk MPEG-21. Het gedefinieerde raamwerk verzekert de gebruikers een uniforme wijze om verschillende soorten multimedia te verwerken ongeacht het platform, het netwerk, de specifieke implementatie en het type toestel. In deze standaard is ervoor gekozen om multimediale data voor te stellen door Digitale Items (DIs) gebruikmakende van XML. Hoewel deze taal heel wat voordelen biedt is de verbositeit wellicht het grootste nadeel. Er zijn reeds een aantal initiatieven gestart om dit probleem op te lossen door een binaire voorstelling van de taal te creëren. Binnen Digital Item Processing (DIP), een onderdeel van de MPEG-21 standaard, wordt er naar gestreefd om de auteurs van DIs de mogelijkheid te bieden om functionaliteit toe te voegen aan deze XML-documenten ondermeer onder de vorm van de script taal ECMAScript. De compressietechnieken die op dit moment ontwikkeld worden om XML te comprimeren zullen de scriptfragmenten echter enkel met een standaard tekstcompressie onder handen nemen. De effectieve kenmerken van deze taal, zoals de structuur, zinsconstructies, naamgevingen ed. worden niet in rekenschap gebracht en kunnen tot een beter resultaat leiden dan de huidige compressie.
In deze thesis is het de bedoeling om gangbare compressiemethoden te onderzoeken en een efficiënte implementatie te maken die bruikbaar zal zijn binnen het MPEG-21 raamwerk.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Frederik De Keukelaere |
Contactpersoon: | Frederik De Keukelaere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
TCPMP is momenteel één van de weinige multimediaspelers voor het Windows CE platform dat ondersteuning biedt voor een ruime set aan video- en audiocodecs. Het bestaat uit ingebouwde codecs met ondersteuning voor MPEG-4 Visual (XviD en DivX), MP3 (via libmad), vorbis (via Tremor) en biedt ondersteuning voor third party plugins zoals AAC en MPEG-2 codecs. TCPMP richt zich voornamelijk op het Windows CE platform, draaiende op ARM processoren. M.a.w., het overgrote deel van de Pocket PC's en SmartPhones die momenteel op de markt te vinden zijn.
Het is zo dat deze in C geïmplementeerde TCPMP ontworpen is om lokale videobestanden af te spelen. In dit eindwerk zou het dan ook de bedoeling zijn de mogelijkheden van deze open source mediaspeler uit te breiden met ondersteuning voor een bestaand streaming protocol zoals bv. RTP/RTSP. Om dit te realiseren zal men een studie dienen te maken van een dergelijke streamingprotocol en zal men al dan niet op zoek moeten gaan naar bestaande implementaties van die protocollen. Dit alles moet uiteindelijk resulteren in een demonstrator waarbij multimediale data aangeboden worden op een streaming server en waarbij deze geconsumeerd worden op een SmartPhone of PDA.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Frederik De Keukelaere |
Contactpersoon: | Frederik De Keukelaere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
TCPMP is momenteel één van de weinige multimediaspelers voor het Windows CE platform dat ondersteuning biedt voor een ruime set aan video- en audiocodecs. Het bestaat uit ingebouwde codecs met ondersteuning voor MPEG-4 Visual (XviD en DivX), MP3 (via libmad), vorbis (via Tremor) en biedt ondersteuning voor third party plugins zoals AAC en MPEG-2 codecs. TCPMP richt zich voornamelijk op het Windows CE platform, draaiende op ARM processoren. M.a.w., het overgrote deel van de Pocket PC's en SmartPhones die momenteel op de markt te vinden zijn.
Het is zo dat deze in C geïmplementeerde TCPMP ontworpen is om als alleenstaande applicatie te functioneren. In dit eindwerk zou het dan ook de bedoeling zijn de mogelijkheden van deze open source mediaspeler uit te breiden met ondersteuning voor integratie in C# applicaties. Om dit te realiseren zal men een studie dienen te maken van mogelijke integratiemechanismen tussen grafische programma’s en C#. Nadien zal men een van de mogelijke werkwijzen dienen te selecteren en te implementeren. Dit alles moet resulteren in een demonstrator waarbij de TCPMP player aangestuurd wordt vanuit een C# applicatie.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Sarah De Bruyne |
Contactpersoon: | Sarah De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De samenwerking tussen MPEG (Moving Picture Experts Group) en VCEG (Video Coding Experts Group) leidde in 2003 tot het ontstaan van een nieuwe standaard voor digitale videocodering, H.264/AVC. Aangezien deze standaard op dit moment de meest efficiënte niet-schaalbare videocodec is, wordt algemeen aangenomen dat H.264/AVC in de komende jaren een krachtige impact zal hebben op allerhande applicaties. Wanneer men echter snel doorheen gegenereerde sequenties wil navigeren, merkt men dat de gekozen sleutelbeelden vaak geen goede representatie zijn van de inhoud van de video zelf. Dit komt doordat intragecodeerde beelden, die vaak als sleutelbeelden dienen, op regelmatige tijdstippen in een sequentie voorkomen. Een intelligente compressie van een sequentie kan men bekomen door rekening te houden met de overgangen tussen opeenvolgende shots. Dit heeft als gevolg dat ook de representatie ervan veel duidelijker is.
In dit afstudeerwerk is het in eerste instantie de bedoeling om shotdetectie uit te voeren in het ongecomprimeerde domein. Deze informatie wordt dan doorgegeven aan de encoder om er voor te zorgen dat deze de bitstroom op een intelligente manier codeert. In tweede instantie wordt aan de hand van een aantal experimenten gekeken wat de efficiëntie van deze techniek is.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Sarah De Bruyne |
Begeleider 2: | Jan De Cock |
Contactpersoon: | Sarah De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De samenwerking tussen MPEG (Moving Picture Experts Group) en VCEG (Video Coding Experts Group) leidde in 2003 tot het ontstaan van een nieuwe standaard voor digitale videocodering, H.264/AVC. Aangezien deze standaard op dit moment de meest efficiënte niet-schaalbare videocodec is, wordt algemeen aangenomen dat H.264/AVC in de komende jaren een krachtige impact zal hebben op allerhande applicaties. Wanneer men echter snel doorheen gegenereerde sequenties wil navigeren, merkt men dat de gekozen sleutelbeelden vaak geen goede representatie zijn van de inhoud van de video zelf. H.264/AVC biedt hiervoor de mogelijkheid om intelligent sub-sequenties aan te maken in een bitstroom om zo de inhoud beter voor te stellen. Dit kan bereikt worden door beelden aan het begin van een shot te transcoderen naar intragecodeerd beelden. Deze beelden bevatten geen referenties naar omliggende beelden, en zorgen bijgevolg voor eenvoudige random access in videosequenties.
In dit afstudeerwerk is het vooreerst de bedoeling om de shotovergangen in gecomprimeerde video te detecteren. Aan de hand van deze informatie kunnen beelden aan het begin van een shot naar intragecodeerde beelden getranscodeerd worden. Hierbij kan gebruikgemaakt worden van zowel gewone als switching I-slices. In combinatie met sub-sequenties kan op deze manier de inhoud van een videosequentie beter worden weergegeven.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Dimitri Degraeve (Barco) |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Dimitri Degraeve (Barco) |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Barco Media and Entertainment (BME) houdt zich bezig met ontwikkelen van sportapplicaties voor het vermaken van het publiek in stadia. Hierbij richt BME zich in het bijzonder op de markt van LED-gebaseerde videosystemen. Deze systemen worden gekenmerkt door een constante groei, zowel in het aantal gebruikte schermen, de grootte van de schermen als de verschillende toepassingen voor deze schermen. Denken we maar aan scoreborden, reclamepanelen, informatieschermen, ... Ten gevolge van die groei moeten er ook steeds complexere controlesystemen worden ontwikkeld voor het beheren en verwerken van al die verschillende soorten data. BME wenst een totaalpakket aan te bieden dat controlesystemen, afspeelsoftware, videoverwerkingshardware en beeldschermen bundelt, hierbij de klemtoon leggend op een werking in ware-tijd. Ingebedde ware-tijdsinteractiviteit van inhoud en/of weergave, actualisatie van scores en statistische informatie en doelgerichte decodeeroplossingen vormen de belangrijkste doelen van BME.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Dimitri Degraeve (Barco) |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Dimitri Degraeve (Barco) |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Barco Media and Entertainment (BME) houdt zich bezig met ontwikkelen van sportapplicaties voor het vermaken van het publiek in stadia. Hierbij richt BME zich in het bijzonder op de markt van LED-gebaseerde videosystemen. Deze systemen worden gekenmerkt door een constante groei, zowel in het aantal gebruikte schermen, de grootte van de schermen als de verschillende toepassingen voor deze schermen. Denken we maar aan scoreborden, reclamepanelen, informatieschermen, ... Ten gevolge van die groei moeten er ook steeds complexere controlesystemen worden ontwikkeld voor het beheren en verwerken van al die verschillende soorten data. BME wenst een totaalpakket aan te bieden dat controlesystemen, afspeelsoftware, videoverwerkingshardware en beeldschermen bundelt, hierbij de klemtoon leggend op een werking in ware-tijd. Ingebedde ware-tijdsinteractiviteit van inhoud en/of weergave, actualisatie van scores en statistische informatie en doelgerichte decodeeroplossingen vormen de belangrijkste doelen van BME.
In deze thesis is het de bedoeling om in eerste instantie een bedrijfseigen, XML-gebaseerd containerformaat in meer detail te bestuderen. Dit wordt momenteel gebruikt voor het structureren van multimediapresentaties die opgebouwd zijn uit video- en audiostromen, 3D-afbeelding, animatie, grafische effecten, enzoverder. Uniek aan dit formaat is de ondersteuning voor heel grote horizontale resoluties teneinde gebruikt te kunnen worden op reclameborden zoals men die vaak aantreft bij sportwedstrijden. In een volgende stap is het de bedoeling om na te gaan hoe dit containerformaat kan afgebeeld worden op al bestaande en gestandaardiseerde opslagformaten zoals MPEG-2 Systems Programmastromen en MXF (Material eXchange Format). Het is hierbij de bedoeling om een concrete implementatie uit te werken met behulp van DirectShow. Bijzondere aandacht zal moeten besteed worden aan de ondersteuning voor extreme resoluties (grote horizontale resoluties, kleine verticale resoluties).
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Yves Dhondt |
Contactpersoon: | Yves Dhondt |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De opkomst van de verschillende soorten draadloze communicatienetwerken (802.11, gprs, bluetooth, ...) en de honderden soorten multimediaterminals, met elk hun eigen karakteristieken, heeft er voor gezorgd dat multimediastromen tegenwoordig bijna overal te ontvangen zijn. Om op een eenvoudige manier aan alle kenmerken van de terminals te kunnen voldoen hebben MPEG (Moving Picture Experts Group) en VCEG (Video Coding Experts Group) besloten om een schaalbare extensie op hun H.264/AVC codering te ontwerpen: SVC. Hierbij zal het mogelijk zijn om op eenvoudige manier de resolutie, beeldsnelheid en kwaliteit van de gecodeerde video aan te passen. Omdat veel van de bitstromen die met SVC gecodeerd zullen worden vroeg of laat over een netwerk met verlies getransporteerd zullen worden is het noodzakelijk om voor goede foutpreventie en foutopvang te zorgen.
In dit eindwerk is het de bedoeling om een studie te maken van de technieken die in SVC aanwezig zijn om de invloed van fouten te beperken. De studie kan zowel vanuit een theoretische als vanuit een praktische hoek benaderd worden. In dat laatste geval kan ondermeer gekeken worden naar wat de kosten (in termen van compressie-efficiëntie, extra overhead, ...) zijn voor elk van de technieken aan de hand van experimenten met de referentiesoftware. Verder is het de bedoeling om te kijken hoe deze referentiesoftware omgaat met incorrecte bitstromen en dit eventueel aan te passen en/of uit te breiden zodanig dat het eenvoudiger wordt om verloren data te reconstrueren.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Yves Dhondt |
Contactpersoon: | Yves Dhondt |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Met de opkomst van digitale camera’s in allerlei toestellen en de stijgende vraag naar zuinige bewakings- en multimedia sensornetwerken ziet het er naar uit dat het huidige distributiemodel, waarbij multimedia wordt verzonden vanuit één bron naar honderden of zelfs duizenden consumenten, weldra aan belang zal inboeten. Het is echter zo dat zowel de wijdverspreide videocoderingsalgoritmes zoals MPEG-2 en H.263+ als ook het nieuwe H.264/AVC-algoritme ontworpen zijn met dit model in het achterhoofd. Deze algoritmes bestaan dan ook allemaal uit complexe, rekenintensieve encoders en eenvoudige decoders. Bovendien zijn ze erg gevoelig voor dataverlies. Met het stijgende aantal draadloze netwerken is vooral dit laatste een belangrijk nadeel. Een oplossing voor al deze problemen lijkt het ‘gedistribueerde videocoderings’-principe te zijn. Hierbij wordt de complexiteit verlegd van de encoder naar de decoder. Bovendien blijken de implementaties van de eerste gedistribueerde video codecs verassend goed te kunnen omgaan met dataverlies.
Dit eindwerk bestaat uit twee delen. Allereerst is het de bedoeling om een grondige studie te maken van de basisideeën van gedistribueerde videocodering en van de bestaande experimentele architecturen die de laatste jaren verschenen zijn. Hierbij kan gebruikgemaakt worden van de grote hoeveelheid literatuur die recent verschenen is rond het onderwerp. In het tweede luik van dit eindwerk is het de bedoeling om één van de bestudeerde architecturen (of een nieuwe) te implementeren om de prestaties met bestaande videocoderingsalgoritmes te kunnen vergelijken.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Koen De Wolf |
Contactpersoon: | Koen De Wolf |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Joint Video Team (JVT) van ISO/IEC MPEG en ITU-T VCEG heeft onlangs met succes het werk aan een nieuwe standaard voor de codering (compressie) van videobeelden afgerond. Deze nieuwe specificatie gaat door het leven als ITU-T Rec. H.264 en als MPEG-4 deel 10, "Advanced Video Coding (AVC)".
Deze experten hebben zich opnieuw verenigd om een schaalbare uitbreiding op deze video codec (SVC) te ontwikkelen. Men heeft daartoe een model (scalable video model, SVM) opgesteld dat de verschillende aspecten van deze codec omvat. In dit model worden de technieken beschreven die gebruikt worden om de verschillende vormen van schaalbaarheid toe te passen. De meest voorkomende vormen van schaalbaarheid in de context van videocodering zijn temporele schaalbaarheid (aanpassen van de beeldsnelheid), spatiale schaalbaarheid (aanpassen van beeldresolutie) en kwaliteitsschaalbaarheid (aanpassen van de visuele kwaliteit). Dit alles laat toe om de gecodeerde video aan te passen zodat deze kan worden verstuurd over een grote diversiteit aan netwerken en worden afgespeeld op een veelheid aan multimediatoestellen.
Na een grondige studie van het SVM wordt van de student verwacht dat er een raamwerk ontwikkeld wordt dat toelaat om schaalbare bitstromen te parsen en de verschillende syntaxelementen te visualiseren en te analyseren. Dit raamwerk zal dan gebruikt worden om de invloed van de verschillende parameters op de videokwaliteit te visualiseren en te interpreteren. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het gespendeerde bitdebiet per beeld, predictiemodes, bewegingsvectoren, etc.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Koen De Wolf |
Contactpersoon: | Koen De Wolf |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Joint Video Team (JVT) van ISO/IEC MPEG en ITU-T VCEG heeft onlangs met succes het werk aan een nieuwe standaard voor de codering (compressie) van videobeelden afgerond. Deze nieuwe specificatie gaat door het leven als ITU-T Rec. H.264 en als MPEG-4 deel 10, "Advanced Video Coding (AVC)".
Deze experten hebben zich opnieuw verenigd om een schaalbare uitbreiding op deze video codec (SVC) te ontwikkelen. Men heeft daartoe een model (scalable video model, SVM) opgesteld dat de verschillende aspecten van deze codec omvat. In dit model worden de technieken beschreven die gebruikt worden om de verschillende vormen van schaalbaarheid toe te passen. De meest voorkomende vormen van schaalbaarheid in de context van videocodering zijn temporele schaalbaarheid (aanpassen van de beeldsnelheid), spatiale schaalbaarheid (aanpassen van beeldresolutie) en kwaliteitsschaalbaarheid (aanpassen van de visuele kwaliteit). Dit alles laat toe om de gecodeerde video aan te passen zodat deze kan worden verstuurd over een grote diversiteit aan netwerken en worden afgespeeld op een veelheid aan multimediatoestellen.
In deze thesis is het de bedoeling om de verschillende functionele blokken van deze nieuwe schaalbare codec te onderscheiden en te analyseren en afhankelijkheden te onderzoeken. Dit kan enerzijds aan de hand van de beschrijving van het SVM en anderzijds door het bestuderen van de software waarin het model geïmplementeerd werd.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Stijn Notebaert |
Begeleider 2: | Jan De Cock |
Contactpersoon: | Stijn Notebaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Digitale watermerken zijn zichtbare of onzichtbare transformaties van digitale bronnen. Een mogelijke vorm van zichtbare watermerken is het afbeelden van het logo van een omroep of een productiehuis tijdens een televisieuitzending. Bij onzichtbare watermerken voegt men bijvoorbeeld auteursrechterlijke informatie toe aan digitale bronnen.
Het toevoegen van zichtbare digitale watermerken, hier beperkt tot logo’s, aan een moderne videocompressiestandaard, zoals H.264/AVC, heeft heel wat voeten in de aarde. Het decoderen van de initiële bitstroom gevolgd door het hercoderen van de videostroom na het toevoegen van het logo is uitgesloten. Men moet er voor zorgen dat het toevoegen van het logo op een efficiënte manier kan plaatsvinden en dat bij een minimaal verlies aan visuele kwaliteit van de videosequentie. Het toevoegen van een logo zal moeten plaatsvinden in het gecomprimeerde domein.
In deze thesis wordt het toevoegen van logo’s aan een H.264/AVC-bitstroom bestudeerd. Na een grondige studie van de H.264/AVC-standaard, wordt dieper ingegaan op verschillende manieren voor het invoegen van logo’s in videostromen. Deze methoden worden geïmplementeerd, uitgebreid getest en zodoende ook geoptimaliseerd. Daarbij wordt gewerkt in het gecomprimeerde domein om zo de computationele complexiteit niet teveel te laten toenemen.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Stijn Notebaert |
Begeleider 2: | Jan De Cock |
Contactpersoon: | Stijn Notebaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In de loop van de voorbije decennia zijn verschillende compressiestandaarden ontwikkeld, die trachtten videosequenties telkens efficiënter te comprimeren. Voorbeelden hiervan zijn H.262/MPEG-2 Video of de recente H.264/AVC standaard, ontwikkeld door MPEG en VCEG. Aangezien het opslaan van ruwe, ongecomprimeerde videodata veel te kostelijk is, werden in het verleden reeds ontelbare videosequenties gecomprimeerd gebruikmakende van bovengenoemde standaarden. Denken we hierbij bijvoorbeeld aan videofilms, die nog steeds worden uitgebracht op DVD in het MPEG-2-formaat.
Om het mogelijk te maken om in de toekomst een eenvoudige toegang tot deze videodata te hebben, bijvoorbeeld ter ontsluiting van digitale archieven, is het nuttig dat “oudere” compressieformaten kunnen omgezet worden naar modernere standaarden (zgn. “migratie” van elektronische bronnen). Deze omzetting tussen videoformaten noemt men ook wel (heterogene) transcodering.
In deze thesis wordt een minimale implementatie (enkel intragecodeerde beelden) van een heterogene H.262/MPEG-2 Video naar H.264/AVC transcoder uitgebouwd tot een transcoder die ook intergecodeerde beelden kan omzetten. In een later stadium kan deze transcoder zelfs uitgebreid worden met extra transcodeeroperaties zoals spatiale, temporele of kwaliteitsherschaling.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Jan De Cock |
Begeleider 2: | Stijn Notebaert |
Contactpersoon: | Jan De Cock |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
H.264/AVC is op dit moment de meest efficiënte videocompressiestandaard, die ook in praktische toepassingen steeds vaker gebruikt wordt. Onder meer Apple Quicktime en Nero Showtime beschikken reeds over de mogelijkheid om H.264/AVC-videostromen af te spelen. Daarnaast zal H.264/AVC videocompressie onder andere worden gebruikt om High Definition-video op te slaan op Blu-Ray en HD-DVD-schijven.
In deze thesis is het de bedoeling om een minimale H.264/AVC-encoder, die binnen Multimedia Lab werd ontwikkeld, uit te breiden om meerdere types beelden (I, P en B-beelden) en meer geavanceerde features te ondersteunen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het schrijven van geoptimaliseerde code, die kan resulteren in real-time codering van hoge-resolutie videosequenties.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Jan De Cock |
Begeleider 2: | Stijn Notebaert |
Contactpersoon: | Jan De Cock |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De reductie van de beeldsnelheid (of: temporele resolutie) van videostromen is een techniek die o.a. wordt gebruikt om de vereiste bandbreedte te beperken bij netwerktoepassingen (videoconferencing, surveillance monitoring, ...), of om te voldoen aan de beperkte reken- of weergavecapaciteiten van de terminal (PDA, GSM, …).
Door het grote aantal afhankelijkheden, geïntroduceerd bij de codering, is het verwijderen van beelden uit een gecomprimeerde videostroom niet triviaal. Een beeld kan immers gebruikt worden als referentie voor volgende beelden, zodat een oplossing moet worden bedacht om het informatieverlies te beperken tot het verwijderde beeld.
Een mogelijke oplossing is gebruik te maken van algoritmen voor temporele transcodering, waarbij de beelden verwijderd worden in een transcoder die zich in het netwerk bevindt. Deze algoritmen combineren informatie uit de originele videostroom om een aangepaste stroom te creëren.
Een andere mogelijkheid is om bij het encoderen reeds een hiërarchie van beelden in te voeren (pyramidale encodering), zoals het gebruik van sub-sequences in de H.264/AVC-videocompressiestandaard. De beelden die zich het laagst in de hiërarchie bevinden, dienen niet als referentie voor verdere beelden, en kunnen dus zonder implicaties verwijderd worden. Een nadeel is dat de compressiefactor hierdoor afneemt.
Deze thesis heeft tot doel een overzicht te verwerven van bestaande technieken voor temporele schaalbaarheid. Een inleidende studie kan aanleiding geven tot een implementatie van een of meerdere technieken, die vervolgens op kwalitatief en computationeel vlak worden vergeleken.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Jan De Cock |
Begeleider 2: | Stijn Notebaert |
Contactpersoon: | Jan De Cock |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
H.264/AVC is op dit moment de meest efficiënte videocompressiestandaard, die ook in praktische toepassingen steeds vaker gebruikt wordt. Om deze efficiëntie te bereiken, worden spatiale, temporele en statistische afhankelijkheden zo volledig mogelijk benut. Door deze afhankelijkheden is het niet eenvoudig om de gecodeerde sequenties aan te passen, bv. naar een lagere resolutie, of naar een lagere kwaliteit.
Om dit probleem te omzeilen, wordt binnen MPEG gewerkt aan een schaalbare extensie van H.264/AVC, namelijk Scalable Video Coding (SVC). SVC voorziet bij het coderen verschillende kwaliteitslagen (SNR- of kwaliteitsschaalbaarheid), en maakt gebruik van piramidale codering en temporele filtering voor spatiale en temporele schaalbaarheid. Op deze manier wordt een videostroom gecreëerd die op eenvoudige wijze kan aangepast worden om een ruime waaier van terminals over verschillende netwerken te bereiken. Een nadeel is dat het coderen van SVC-video zeer tijdrovend is.
In deze thesis wordt dieper ingegaan op de gelijkenissen en verschillen tussen H.264/AVC en SVC. Hergebruik van informatie vervat in H.264/AVC-videostromen kan leiden tot een meer intelligente codering naar SVC, met een sterke reductie van de vereiste rekentijd als gevolg. Een snelle implementatie kan aanleiding geven tot een real-time omzetting van AVC naar SVC.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Stijn Notebaert |
Begeleider 2: | Jan De Cock |
Contactpersoon: | Stijn Notebaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Rate control speelt een belangrijke rol bij het gebruik van videotoepassingen over heterogene netwerken. Aangezien verschillende videotoepassingen (zoals real-time videocommunicatie of Video on Demand) een verschillende Quality of Service (QoS) vereisen en de beschikbare bandbreedte afhangt van de huidige toestand van het netwerk, zullen technieken moeten gezocht worden om de bitsnelheid van de verstuurde videosequentie in real-time aan te passen. Deze adaptatie kan zowel gebeuren bij de codering, wat betekent dat verschillende versies moeten gecodeerd worden, als in het netwerk zelf (transcodering). Op deze laatste manier kan een videostroom die slechts eenmaal werd gecodeerd, toch worden getransporteerd doorheen verschillende netwerken met elk hun variërende toestand.
In deze thesis is het de bedoeling om technieken te bestuderen die deze real-time aanpassing mogelijk maken. Een voorbeeld hiervan, dat van toepassing is bij DCT-gebaseerde videocodecs, is het real-time aanpassen van de quantisatieparameter. De invloed van deze aanpassing op de bitsnelheid van de videosequentie zal bestudeerd worden. Deze resultaten zullen dan worden gebruikt om te komen tot de ontwikkeling van een real-time transcoder, die kan inspelen op de variërende netwerkparameters. Deze technieken zullen worden toegepast op H.264/AVC, de state-of-the-art videocodec ontwikkeld door MPEG en VCEG.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy De Schrijver |
Begeleider 2: | Stijn Notebaert |
Contactpersoon: | Davy De Schrijver |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Om tegemoet te komen aan de toenemende heterogeniteit van terminals, netwerken en gebruikersvoorkeuren moeten de reeds gecomprimeerde bitstromen kunnen aangepast worden zodat de gebruikerservaring gemaximaliseerd kan worden. De meest eenvoudige oplossing om deze doelstelling te realiseren is voor iedere mogelijk configuratie de meest geschikte bitstroom beschikbaar te stellen. Deze oplossingmethode is echter niet haalbaar in de wereld van digitale video vermits de nodige opslagcapaciteit buitenaardse vormen zou aannemen. Daarom zullen voor iedere videosequentie slechts een aantal bitstromen, corresponderend met ver uiteenlopende configuraties, bijgehouden worden. Bitstromen die moeten voldoen aan tussenliggende configuraties zullen uit deze ouderstromen geëxtraheerd worden. Schaalbare videocodering biedt hiervoor een elegante oplossing maar deze technologie is momenteel nog te prematuur om reeds gebruikt te worden in de praktijk. Daarom zal in deze thesis nagegaan worden hoe we heden ten dage bovenstaande probleemstelling kunnen oplossen gebruikmakende van bestaande technologieën die reeds hun degelijkheid bewezen hebben.
Het doel van de thesis is om een hybride adaptatiearchitectuur te implementeren waarbij zoveel mogelijk gestreefd zal worden om gebruik te maken van gestandaardiseerde oplossingen. Dit moet aanleiding geven tot een formaatonafhankelijk raamwerk. Meer concreet zullen de gebruikte bitstromen op een gelaagde manier gecodeerd worden (bv., door gebruik te maken van piramidecodering in H.264/MPEG-4 AVC, de laatste gestandaardiseerde videocodec binnen de MPEG-groep). De gelaagde structuur kan eenvoudig beschreven worden in XML (bv., door gebruik te maken van MPEG-21 BSDL) en deze beschrijvingen kunnen samen met de bitstroom als input aangevoerd worden aan de adaptatieengine. Anderzijds, zal de engine informatie van de gebruiker ontvangen met betrekking tot de mogelijkheden van het gebruikte toestel, persoonlijke voorkeuren, bandbreedte van het netwerk,… De engine zal op basis van deze informatie de best passende bitstroom extraheren uit de originele ouderstroom. Dit extractieproces zal in eerste instantie uitsluitend de overbodige lagen (aan de hand van de bijbehorende beschrijving) weggooien. Indien blijkt dat dit snel en weinig rekenintensief proces niet volstaat om de gewenste bitstroom te bekomen zal gebruikgemaakt worden van meer complexe transcodeertechnieken om toch zo goed mogelijk te kunnen voldoen aan de opgelegde vereisten. Deze architectuur zal dus aanleiding geven tot een hybride adaptatieraamwerk waarbij de rekenintensiteit zo klein mogelijk gehouden wordt.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy De Schrijver |
Contactpersoon: | Davy De Schrijver |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen het multimediale raamwerk van MPEG-21 is het adapteren of aanpassen van (video)bitstromen aan de eisen van een toestel een belangrijk onderdeel. Zo moet het mogelijk zijn om uit 1 enkele bitstroom meerdere bitstromen af te leiden die kunnen worden afgespeeld op zowel PC als PDA zonder een volledige decodeer-encodeer stap te introduceren. Om dit te bereiken wordt er gebruikgemaakt van een schaalbare videocodec dat verschillende versies van de oorspronkelijke videosequentie bevat. Het aanpassen van de bitstroom kan rechtstreeks gebeuren op bitniveau. Binnen MPEG-21 bestaat er echter ook een mechanisme om de bitstroom te beschrijven in XML en de aanpassingen door te voeren in het XML-domein. Hiervoor wordt er gebruikgemaakt van Bitstream Syntax Description Language (BSDL).
Op welke manier een bitstroombeschrijving kan aangemaakt worden en hoe een bitstroom kan gegenereerd worden uit een beschrijving is vastgelegd in de standaard. Deze twee universele software modules (met name BintoBSD en BSDtoBin) zijn in de MPEG-21 referentiesoftware geschreven in Java. Het blijkt echter uit verschillende testen dat deze software niet goed presteert en dat IO een bottleneck is in de uitvoeringstijden. Daarom is het de bedoeling in deze thesis om geoptimaliseerde BSDL-tools te implementeren in C of C++. Aan het einde van de thesis zal dan een prestatieanalyse worden doorgevoerd tussen de huidige Java implementatie en de toekomstige C/C++ implementatie. Tevens zal er een prestatievergelijking uitgevoerd worden met BFlavor (een andere bitstroombeschrijvingstaal dat ontwikkeld werd binnen MMLab met heel snelle uitvoeringstijden) en de oorzaak van de verschillen tussen beide talen zal geregistreerd moeten worden.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy De Schrijver |
Contactpersoon: | Davy De Schrijver |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Om tegemoet te komen aan de toenemende heterogeniteit van terminals, netwerken en gebruikersvoorkeuren moeten de aanwezig gecomprimeerde bitstromen kunnen aangepast worden zodat de gebruikerservaring gemaximaliseerd kan worden. De meest eenvoudige oplossing om deze doelstelling te realiseren is voor iedere mogelijk configuratie de meest geschikte bitstroom beschikbaar te stellen. Deze oplossingmethode is echter niet haalbaar in de wereld van digitale video vermits de nodige opslagcapaciteit buitenaardse vormen zou aannemen. Daarom zullen voor iedere videosequentie slechts een aantal bitstromen, corresponderend met ver uiteenlopende configuraties, bijgehouden worden. Bitstromen die moeten voldoen aan tussenliggende configuraties zullen uit deze moederstromen geëxtraheerd kunnen worden. Schaalbare VideoCodering (SVC) biedt hiervoor een elegante oplossing. Ieder gecodeerde SVC-bitstroom zal een aantal temporele, spatiale en SNR lagen bevatten. Door een aantal van deze lagen weg te gooien zal de beeldsnelheid dalen, de beeldresolutie verkleinen of de beeldkwaliteit verlagen. Uit 1 enkele SVC-bitstroom zullen dus tientallen kleinere stromen met telkens verschillende karakteristieken geëxtraheerd kunnen worden.
In deze thesis zal nagegaan worden op manier een beschadigde SVC-bitstroom kan hersteld worden zodat de kwaliteit van de sequentie weinig tot niet te leiden heeft onder het verlies van een beeld. In niet-schaalbare bitstromen bestaat deze reconstructie meestal uitsluitend uit een interpolatie van eerder ontvangen beelden. Bij schaalbare bitstromen ontstaat echter een 3-dimensionale ruimte waarin de reconstructie kan plaats vinden. Zo kan er gebruikgemaakt worden van beelden met lager resolutie of lagere kwaliteit om de reconstructie zo goed mogelijk te realiseren. Tijdens de thesis zal eveneens een vergelijkende studie gemaakt worden tussen de bekomen beeldkwaliteit na reconstructie tussen bitstromen gecodeerd met een niet-schaalbare codec enerzijds en een schaalbare anderzijds waarop een vergelijkbaar pakketverlies werd toegepast.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy De Schrijver |
Contactpersoon: | Davy De Schrijver |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Om tegemoet te komen aan de toenemende heterogeniteit van terminals, netwerken en gebruikersvoorkeuren moeten de aanwezig gecomprimeerde bitstromen kunnen aangepast worden zodat de gebruikerservaring gemaximaliseerd kan worden. De meest eenvoudige oplossing om deze doelstelling te realiseren is voor iedere mogelijke configuratie de meest geschikte bitstroom beschikbaar te stellen. Deze oplossingmethode is echter niet haalbaar in de wereld van digitale video vermits de nodige opslagcapaciteit buitenaardse vormen zou aannemen. Daarom zullen voor iedere videosequentie slechts een aantal bitstromen, corresponderend met ver uiteenlopende configuraties, bijgehouden worden. Bitstromen die moeten voldoen aan tussenliggende configuraties zullen uit deze ouderstromen geëxtraheerd kunnen worden. Schaalbare VideoCodering (SVC) biedt hiervoor een elegante oplossing. Ieder gecodeerde SVC-bitstroom zal een aantal temporele, spatiale en SNR lagen bevatten. Door een aantal van deze lagen weg te gooien zal de beeldsnelheid dalen, de beeldresolutie verkleinen of de beeldkwaliteit verlagen. Uit 1 enkele SVC-bitstroom zullen dus tientallen kleinere stromen met telkens verschillende karakteristieken geëxtraheerd kunnen worden.
Een van de belangrijkste vormen van de ingebedde schaalbaarheid is ongetwijfeld de spatiale schaalbaarheid. Het weggooien van een spatiale laag in de gecodeerde SVC-stroom zal aanleiding geven tot een videosequentie met een lagere spatiale resolutie. De meest voor de hand liggende manier om dit te realiseren is om de resolutie telkens te halveren. Binnen SVC bestaat er echter ook een vorm van “Extended Spatial Scalability” waarbij de resolutie niet altijd gehalveerd wordt maar waarbij de resolutie van de verschillende spatiale lagen willekeurig gekozen kan worden. In deze thesis is het de bedoeling om na te gaan wat de gevolgen van deze speciale vorm van schaalbaarheid zijn qua rekenintensiteit, kwaliteit, bitrate, invloed op de andere schaalbaarheidsassen,…
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Davy De Schrijver |
Contactpersoon: | Davy De Schrijver |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Video wordt tegenwoordig steeds meer en meer digitaal aangeboden. Denk maar aan DVDs, films op internet, binnenkort digitale televisie,…. Om de bandbreedte en opslagcapaciteit binnen de perken te houden worden de verschillende video’s gecomprimeerd bijvoorbeeld in MPEG-2 formaat. De meeste aanpakken voor het comprimeren van video zijn blokgebaseerde (DVD) of waveletgebaseerde technieken. Er bestaat echter nog een derde techniek namelijk fractaalgebaseerde videocodering. In deze aanpak zal de decoder op een iteratieve manier itereren naar een attractor of fractaal, waarbij deze fractaal de oorspronkelijke video zo goed mogelijk zal trachten te benaderen. De prestatie van deze techniek is echter niet zo goed in vergelijking met de blokgebaseerde codecs. Indien echter een hybride codec gebruikt wordt (waarbij de voordelen van beide technieken uitgebuit worden) zullen deze hybride fractaalcoders competitief zijn met de pure blokgebaseerde codecs (bv. MPEG-2).
In deze thesis is het de bedoeling om een dergelijke fractaalgebaseerde videocodec te implementeren in C++ / C#. Hierbij kan gestart worden van een pure fractaalcoder en die kan uitgebreid wordt naar een hybride coder. Tevens is het de bedoeling om naar het einde van de thesis toe een prestatieanalyse te doen van de codec en deze te vergelijken met gestandaardiseerde codecs.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Peter Lambert |
Contactpersoon: | Peter Lambert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
H.264/AVC is een standaard voor videocodering die, sinds haar goedkeuring als Internationale Standaard door het ISO/IEC en als Recommendation door het ITU-T, heel populair geworden is. Dit is in grote mate te danken aan de compressie-efficiëntie van deze videospecificatie: in vergelijking met MPEG-4 Visual (bv. XviD of DivX) kan eenzelfde kwaliteit bereikt worden met de helft van het aantal bits. Momenteel zijn er heel wat implementaties van H.264/AVC: Quicktime, Nero, ATI, x264, enz.
De videospecificatie bevat echter niet alleen tools die toelaten om een videostroom heel efficiënt te comprimeren. Omdat het bij de ontwikkeling van de standaard belangrijk was dat de specificatie ook gebruikt zou worden in foutgevoelige netwerken (bv. wireless), zijn er in de specificatie ook een aantal tools opgenomen die de invloed van verloren gegane videopakketten op de visuele kwaliteit proberen te minimaliseren. Een aantal van deze technieken zijn datapartitionering, Flexible Macroblock Ordering (FMO) en redundante slices. Deze technieken zijn nog maar weinig bestudeerd en worden ook niet ondersteund door de huidige implementaties van H.264/AVC.
Het doel van deze thesis is het bestuderen van de foutrobuuste videocoderingstechnieken die voorzien zijn in de H.264/AVC-videospecificatie (zowel diegene die hierboven vermeld worden, als een aantal andere). Door simulaties van pakketverlies uit te voeren, zal gekeken worden hoe de verscheidene technieken hierop reageren en wat de invloed ervan is op de visuele kwaliteit. Het is dan ook de bedoeling om een reeks testen uit te voeren die de voor- en nadelen van deze technieken illustreren.
Omdat de ruimte van de mogelijks te variëren codeerparameters vrij groot is, zal gestart worden vanuit een aantal specifieke 'use cases'. Vertrekkende daarvan zal de vergelijkende studie uigebouwd worden.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Stefaan Mys |
Contactpersoon: | Stefaan Mys |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
H.264/AVC is de nieuwste standaard voor videocodering (gefinaliseerd in de zomer van 2003) en is het resultaat van een samenwerking tussen de Moving Picture Experts Group (MPEG) en de Video Coding Experts Group (VCEG). Naast een sterke compressie (tot 50% beter dan oudere standaarden) bevat de standaard ook enkele tools die helpen bij het minimaliseren en/of corrigeren van fouten die kunnen optreden bij het verzenden van de video over een (draadloos) netwerk.
Zo biedt de standaard de mogelijkheid om samen met de gecodeerde video een tweede, redundante representatie van (delen van) de video te versturen. Deze redundante representatie wordt typisch zo gecodeerd dat ze minder bits gebruikt als de primaire voorstelling, maar ook van mindere kwaliteit is. De decoder decodeert normaal enkel de primaire voorstelling (met hoge kwaliteit) en negeert de redundante voorstelling. Indien echter de primaire voorstelling verloren is gegaan in het netwerk, kan de redundante voorstelling gebruikt worden om het beeld te reconstrueren.
Het eerste deel van de thesis zal bestaan uit een literatuurstudie waarin de H.264/AVC-standaard (met bijzondere aandacht voor redundante slices) grondig onder de loep wordt genomen.
Vervolgens is het de bedoeling de referentiesoftware (encoder) en de intern ontwikkelde H.264/AVC-decoder zo aan te passen dat redundant slices optimaal kunnen worden uitgebuit.
Tot slot zullen verschillende tests uitgevoerd worden die de voor- en nadelen van redundant slices onderzoeken.
Promotor 1: | Alexis De Vos |
Begeleider 1: | Yvan Van Rentergem |
Contactpersoon: | Yvan Van Rentergem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
In een digitale schakeling gaat elk verlies aan informatie gepaard met vermogensdissipatie. Dit betekent dat als we de dissipatie zeer laag willen houden, we schakelingen nodig hebben die geen informatie laten verloren gaan. Dergelijke schakelingen noemen we reversibel. Ook in quantum computing zijn dergelijke schakelingen belangrijk, aangezien quantumcircuits noodzakelijk reversibel zijn. Recent zijn er verscheidene algoritmes opgesteld om reversibele combinatorische schakelingen te synthetiseren. Al deze algoritmes vereisen echter dat de te implementeren waarheidstabel reeds reversibel is. Aangezien dat voor de meeste te synthetiseren circuiten niet geldt, moet de waarheidstabel in een voorafgaande stap eerst reversibel gemaakt worden. Dit gebeurt door het gepast toevoegen van extra ingangen (presets) en/of uitgangen (garbage lijnen). Het zou beter zijn om beide stappen te combineren en de presets en garbage lijnen tijdens de synthese zodanig vast te leggen dat de hardware van het uiteindelijke circuit zo eenvoudig mogelijk wordt.
Doel van deze thesis is om enkele synthese-algoritmes aan te passen aan de hierboven vermelde werkwijze. Concreet zal de student(e) enkele algoritmes moeten opstellen en deze dan implementeren in een computerprogramma. Vervolgens moeten deze algoritmes getest worden aan de hand van voorbeelden uit de literatuur (benchmarks).
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Hans Vandierendonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Dieter Fiems |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Buffers worden gebruikt in de knopen van telecommunicatienetwerken voor de tijdelijke opslag van informatie (pakketten) die - bij gebrek aan transmissiecapaciteit - niet ogenblikkelijk naar haar (eerstvolgende) bestemming kan worden verstuurd. Typisch zullen deze buffers slechts een eindige opslagcapaciteit hebben. Pakketten kunnen dus mogelijks verloren gaan doordat de buffer vol is wanneer nieuwe pakketten zich aanbieden. Pakketverlies zal een invloed hebben op de door de gebruikers ondervonden bedieningskwaliteit of Quality of Service (QoS) van het netwerk en het is daarom belangrijk om pakketverlies nauwkeurig te kwantificeren.
Het gemiddeld pakketverlies in een eindige buffer is reeds veelvuldig in de literatuur bestudeerd. Echter, kennis van de gemiddelde verlieskans is vaak onvoldoende om de bedieningskwaliteit zoals die door de gebruikers wordt waargenomen in te schatten. Het is immers ook van belang dat niet alleen het gemiddeld pakketverlies beperkt blijft; het verlies dient ook voldoende gespreid te zijn in de tijd. Bijvoorbeeld kan men door middel van forward error control (FEC) sporadisch pakketverlies corrigeren, zolang men geen opeenhoping (burst) heeft van opeenvolgende pakketten die verloren gaan. Ook de transmissie van allerhande multimedia (zoals gelaagde video) laat gespreid pakketverlies toe zonder dat de ontvangstkwaliteit drastisch daalt.
De thesis heeft als bedoeling het verliesproces in één buffer in een netwerkknoop te bestuderen. Met behulp van analytische technieken worden verschillende karakteristieken van het verliesproces bepaald: de distributie van het aantal pakketten dat niet verloren gaat tussen twee opeenvolgende pakketverliezen, de distributie van de tijd tussen twee opeenvolgende pakketverliezen en de autocorrelatie van het pakketverliesproces. Hierbij zullen verschillende veronderstellingen gemaakt worden betreffende de stochastische karakteristieken van het aankomstproces en de transmissietijden van de pakketten.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Dieter Fiems |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Buffersystemen met terugkerende klanten ("retrial queues") hebben volgende karakteristiek : als het buffersysteem volzet is, zal een aankomende klant na verloop van tijd terugkeren. Een call-center bijvoorbeeld, zal typisch slechts een beperkt aantal klanten tegelijk kunnen bedienen. Klanten die niet kunnen bediend worden, krijgen de bezettoon en zullen na verloop van tijd opnieuw proberen. Voor zo een buffersysteem zijn er dus twee soorten klanten die wachten op bediening. Naast de klanten in het buffersysteem zelf is er ook nog een groep klanten die "wacht" om in de buffer toegelaten te worden. Deze laatsen zullen niet onmiddellijk kunnen waarnemen wanneer er een plaats in de buffer vrij is.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Begeleider 2: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een abstract wachtlijnsysteem beschouwt klanten die in een wachtlijn of buffer wachten op bediening. Er kunnen één of meerdere bedieningsstations zijn en ieder van de klanten vraagt een zekere bedieningstijd van zo een bedieningsstation. Vaak worden klanten bediend in de volgorde waarin ze in het systeem aankomen, maar het systeem kan ook uit de wchtende klanten een volgende klant kiezen volgens een ander selectiecriterium of bedieningsdiscipline. Eenmaal de klant bediend is, kan deze het systeem verlaten of een andere wachtlijn vervoegen.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Joris Walraevens |
Contactpersoon: | Joris Walraevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In deze scriptie worden wachtlijnen met twee prioriteitsklassen
bestudeerd waarbij, bij de bediening, de ene klasse van pakketten (hoge
prioriteitsklasse) voorrang krijgt op de andere (lage
prioriteitsklasse). Pakketten van de lage prioriteitsklasse kunnen dus
maar bediend worden als er geen pakketten van de hoge prioriteitsklasse
aanwezig zijn. Prioriteitswachtlijndisciplines zijn o.m. uitermate
bruikbaar in hedendaagse telecommunicatienetwerken (bv., in
IP-netwerken) om de QoS (Quality of Service) van
reële-tijds-applicaties (telefonie, multimedia, enz) te garanderen. Ook
in allerlei andere contexten treden prioriteitswachtlijnen op, nl.
overal waar een klasse van klanten voorrang heeft op een andere klasse.
We denken daarbij aan call centers die urgente en minder urgente taken
vervullen, aan de schedulering van operaties in ziekenhuizen, enz.
Wanneer een hoog prioriteitspakket aankomt terwijl een laag prioriteitspakket wordt bediend, zijn er 2 mogelijkheden : dit hoog prioriteitspakket onderbreekt de bediening van het laag prioriteitspakket al dan niet. Deze 2 prioriteitsdisciplines worden respectievelijk preëmptief en non-preëmptief genoemd. Beide hebben hun voor- en nadelen. De preëmptieve variant heeft het voordeel dat pakketten van de hoge prioriteitsklasse niets "voelen" van de lage prioriteitspakketten, terwijl de non- preëmptieve discipline het voordeel heeft dat de bediening van geen enkel pakket hoeft onderbroken te worden.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Begeleider 2: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Bedoeling van de thesis is een aantal performantie‑aspecten van dergelijke TDMA-systemen te bestuderen aan de hand wachtlijntheoretische modellen. Dit onderzoek is een voortzetting van vroeger werk, waarbij diverse aspecten echter nog niet zijn aan bod gekomen. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de studie van
- de tijdsvertraging van berichten, waarbij een bericht bestaat uit meerdere pakketten;
- TDMA-systemen waarbij het transmissiekanaal onderhevig is aan onderbrekingen.
Van de thesisstudent wordt een basiskennis van waarschijnlijkheidsrekenen wenselijk geacht. Zowel analytische en numerieke methoden als computersimulaties behoren tot de mogelijke oplossingstechnieken.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
We bekijken een discrete-tijd wachtlijnsysteem met één server en meerdere klassen van klanten, die het systeem binnenkomen volgens een (enkelvoudig of samengesteld) Bernoulli aankomstproces. De wachtlijndiscipline is FCFS, en de servicetijden van klanten van klasse k zijn onderling statistisch onafhankelijk en identisch gedistribueerd volgens een gezamenlijke massafunctie sk(n). Een dergelijk wachtlijnsysteem wordt traditioneel geanalyseerd op random slotgrenzen.
Promotor 1: | Erik D'Hollander |
Begeleider 1: | Kristof Beyls |
Contactpersoon: | Kristof Beyls |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Met de opkomst en groeiende capaciteit van FPGA's is hardware/software codesign in staat om significante prestaties te halen op goedkope en flexibele basisbordjes. Een soft-core processor is een software beschrijving van een processor (in VHDL) die vertaald wordt in een hardware netwerk van poorten en flip-flops. Dit levert dan een werkende processor op de FPGA. Indien deze soft-core een bekende processor emuleert, dan zijn alle software-ontwikkelingsmiddelen ook beschikbaar. We beschikken over een FPGA bord
met een soft-core processor, die echter niet geoptimaliseerd is voor multimedia toepassingen. Dit in tegenstelling tot vele gewone processoren die zogenaamde multimedia-instructies (bv. MMX) kunnen uitvoeren. Bovendien is de in- en uitvoer van multimedia data (bv. beeld/geluid) niet standaard beschikbaar.
Het doel van dit project is een bestaande soft-core processor op een FPGA bord uit te breiden op twee vlakken:
1) en 2) worden gecombineerd om de versnelling van de geïmplementeerde multimedia instructies te demonstreren.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Promotor 2: | Sam Lerouge |
Begeleider 1: | Stijn Notebaert |
Contactpersoon: | Stijn Notebaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het onderwerp van dit afstudeerwerk betreft het verder uitwerken van de benodigde modellen voor welbepaalde scenarios van volgorde-afhankelijke servicetijden, en de studie van een buffer gevoed door twee types klanten en één bedieningsstation dat op dergelijke wijze opereert. Deze studie beoogt het genereren van resultaten voor de karakteristieken (e.g., gemiddelde waarde, varientie, ...) van toevalsgrootheden zoals het aantal klanten in de buffer van elke klasse van klanten, en de systeemtijden van beide klassen van klanten. Hierbij dient ondermeer te worden onderzocht in welke mate de performantie van het systeem verbeterd kan worden door een herordening van de aanwezige klanten.
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een (exacte) analytische studie van een wachtlijnsysteem met een dergelijk random arbitratie bedieningsmechanisme is bijzonder complex, en bijgevolg wordt veelal gebruik gemaakt van simulatiestudies voor het bestuderen van dit type systeem. Anderzijds wordt soms overgegaan tot een benaderende analytische oplossingsmethode, waarbij men onderstelt dat de onderscheiden wachtlijnsystemen onafhankelijk van elkaar opereren, en hun bediening onderhevig is aan random onderbrekingen (die verondersteld worden de bediening van de andere wachtlijsystemen te modelleren).
Het is niet altijd duidelijk in welke mate, en onder welke omstandigheden, een dergelijke benaderende oplossingsmethode voldoende accuraat is, en de bedoeling van deze studie is dan ook een antwoord te bieden op deze vraag. Hiertoe zal voor een aantal eenvoudige scenario's met betrekking tot het aantal wachtlijnsystemen en het aankomstproces en de servicetijden der klanten, enerzijds het systeem met een random arbitratie bedieningsmechanisme worden bestudeerd aan de hand van simulatie, en anderzijds de ermee geassocieerde benaderende modellen worden opgesteld en geanalyseerd. De resultaten die hierbij worden bekomen voor de karakteristieken van toevalsgrootheden zoals de systeembevolking en systeemtijden der klanten, vormen de basis voor een diepgaande kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking van beide methodes.
Promotor 1: | Marc Burgelman |
Begeleider 1: | Marc Burgelman |
Begeleider 2: | Johan Verschraegen |
Contactpersoon: | Marc Burgelman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Zonnecellen met kristallijn silicium zijn commercieel beschikbaar, maar nog te duur om nu door te breken als een duurzame energiebron. Met dunne films (enkele mm dik) van polykristallijne halfgeleiders op een inerte drager zoals glas of een plastiekfolie kan de kostprijs gedrukt worden. De vakgroep ELIS doet in Europees verband al jaren onderzoek aan verschillende soorten dunne-filmzonnecellen, en heeft zich gespecialiseerd in het opstellen van fysische en numerieke modellen ervoor. Een hier ontwikkeld simulatiepakket “SCAPS” wordt ondertussen in verschillende buitenlandse labs gebruikt om deze cellen te simuleren.
De technologische ontwikkeling van dunne-filmzonnecellen wordt steeds geavanceerder, en simulatiepakketten moeten steeds meer mogelijkheden bieden om aan het actueel onderzoek bij te dragen. In deze scriptie moet het effect van een graduele bandafstand, dus een variatie Eg(x) in één of meer lagen van de zonnecel, in SCAPS ingebouwd worden. Dit fenomeen is relevant in moderne zonnecellen met Cu(In,Ga)Se2 als licht-absorberende halfgeleider: een geschikte gradering van de In/Ga concentratie heeft een Eg(x) gradering tot gevolg. Met een optimale gradering kan het rendement van deze zonnecellen verhoogd worden. Dit is één van de onderwerpen van het pas gestarte Europees onderzoeksproject ATHLET.Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Harald Devos |
Begeleider 2: | Aleksandra Pizurica |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Er zijn reeds theoretische voorstellen om van de verhouding 1/2 af te wijken: de rationale wavelettransformatie (Figuren 2 en 3, [1]). Deze voorstellen zijn echter nog niet praktisch uitgewerkt. Mogelijke voordelen zijn niet enkel een fijnere granulariteit in de resolutieschaalbaarheid maar ook een toegenomen parallellisme en betere spreiding van de rekenkost.
[1] Baussard, A.; Nicolier, F. & Truchetet, F. Rational multiresolution analysis and fast wavelet transform: application to wavelet shrinkage denoising, Signal Processing, 2004 , 84 , 1735-1747
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Stijn De Vuyst |
Begeleider 2: | Koen De Turck |
Contactpersoon: | Stijn De Vuyst |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De bedoeling van de thesis bestaat erin de performantie van een aantal ARQ-protocollen te analyseren en te vergelijken, en dit in termen van grootheden als de "throughput" (dit is, de fractie van de tijd dat het communicatiekanaal effectief gebruikt wordt voor de correcte transmissie van informatie), de bufferruimte vereist aan de zender en de tijdsvertraging die informatiepakketten oplopen. Hierbij zullen diverse onderstellingen gemaakt worden m.b.t. het aankomstproces van pakketten aan de zenderzijde, de aard van het foutproces, ... De studie is een voortzetting van vroeger werk en gebeurt bij voorkeur op een wiskundige manier, aan de hand van analysetechnieken uit de wachtlijntheorie in discrete tijd. Voor de studie van meer ingewikkelde protocollen en ter verificatie van bekomen resultaten kunnen computersimulaties gebruikt worden.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Tom Maertens |
Contactpersoon: | Tom Maertens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De bedoeling van deze thesis bestaat er vooreerst in het gedrag van het bovenvermelde wachtlijnsysteem met een bedieningsdrempel te bestuderen voor een gegeven waarde van N, en dit in termen van de systeembezetting (dit is, het aantal klanten in het systeem) en de tijdsvertraging die klanten in het systeem oplopen. Deze studie gebeurt bij voorkeur op een wiskundige manier aan de hand van analysetechnieken uit de wachtlijntheorie in discrete tijd. Computersimulaties kunnen worden gebruikt ter verificatie van de bekomen resultaten. Vervolgens kunnen de resultaten aangewend worden om voor een gegeven kostenmodel de optimale drempelwaarde N te bepalen.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Joris Walraevens |
Contactpersoon: | Joris Walraevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De thesis heeft als bedoeling het gedrag van wachtlijnsystemen met een variabele bedieningscapaciteit te bestuderen. Voor deze studie zal een wachtlijnmodel worden beschouwd met gegeven waarschijnlijkheidsdistributies voor enerzijds de bedieningstijden (deze geven het aantal eenheden bediening vereist door een klant aan) en anderzijds de bedieningscapaciteit (dit is, het aantal eenheden bediening die het bedieningsstation per tijdseenheid kan leveren). Bedoeling is om voor dit model de systeembezetting (dit is, het aantal klanten in het systeem) en de tijdsvertraging die klanten in het systeem oplopen te bestuderen, en dit onder diverse assumpties m.b.t. de distributies van de bedieningstijden en de bedieningscapaciteit. De studie gebeurt bij voorkeur op een wiskundige manier, aan de hand van analysetechnieken uit de wachtlijntheorie in discrete tijd. Computersimulaties kunnen worden gebruikt ter verificatie van de bekomen resultaten.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Bart Steyaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De thesis heeft als bedoeling deze klassieke studies uit te breiden naar het geval waarbij er twee types van bedieningsstations zijn die aan een verschillende snelheid werken. Bedoeling is het wachtlijnsysteem te analyseren in termen van grootheden als de systeembezetting (dit is, het aantal klanten in het systeem) en de tijdsvertraging die klanten in het systeem oplopen. De studie gebeurt bij voorkeur op een wiskundige manier, aan de hand van analysetechnieken uit de wachtlijntheorie in discrete tijd. Computersimulaties kunnen worden gebruikt ter verificatie van de bekomen resultaten.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Joris Walraevens |
Contactpersoon: | Joris Walraevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In pakketgeschakelde telecommunicatienetwerken wordt gebruik gemaakt van buffers voor de tijdelijke opslag van informatiepakketten die niet onmiddellijk kunnen worden verstuurd. Het gedrag van deze buffers speelt een belangrijke rol in de prestatie van het netwerk; zo kunnen bijvoorbeeld pakketten verloren gaan wanneer een buffer volzet raakt.
Bestaande studies van buffers bekijken doorgaans het regimegedrag dat zich instelt na verloop van tijd, wanneer alle overgangsverschijnselen zijn uitgestorven. Dit regimegedrag wordt gekenmerkt door het feit dat de distributie van de bufferbezetting niet meer verandert in de tijd.
Er zijn ook een beperkt aantal studies bekend van het tijdsafhankelijk gedrag van buffers. Deze onderstellen echter hoofdzakelijk dat de pakketten in de buffer aankomen volgens een eenvoudig ongecorreleerd aankomstproces, hetgeen niet echt realistisch is gelet op de vaak grillige en onregelmatige aard van de informatiestromen in hedendaagse communicatienetwerken.
De thesis heeft als bedoeling het tijdsafhankelijk gedrag van buffers te bestuderen aan de hand van modellen die de aankomende informatiestromen op een meer realistische manier beschrijven. Er wordt hierbij in de eerste plaats gedacht aan aan/uit-modellen, die ermee rekening houden dat de gebruikers typisch afwisselen tussen perioden waarin informatie wordt gegenereerd en perioden van inactiviteit. De studie gebeurt bij voorkeur op een wiskundige manier, door combinatie van een aantal bestaande analysetechnieken uit de wachtlijntheorie in discrete tijd. Computersimulaties kunnen worden gebruikt ter verificatie van de bekomen resultaten. De uiteindelijke bedoeling is om na te gaan hoe bijvoorbeeld de gemiddelde bufferbezetting evolueert in de tijd bij een variërend aantal gebruikers.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Begeleider 1: | Sarah De Bruyne |
Begeleider 2: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Sarah De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Recente ontwikkelingen in het domein van digitale video en breedbandtechnologie hebben geleid tot de beschikbaarheid en het gebruik van een enorme hoeveelheid digitaal videomateriaal. Hierdoor is er nood aan een annotatiesysteem dat in staat is om de inhoud van een videosequentie te beschrijven. In onze onderzoeksgroep is er al een raamwerk aanwezig dat automatisch de verschillende shots detecteert in MPEG-4 Visual- en H.264/AVC-videostromen. De informatie over de locatie en de duur van de shots, samen met metadata die de inhoud van de betreffende shots beschrijven, maakt het mogelijk om op een intelligente manier adaptaties uit te voeren op een gecomprimeerde videosequentie. Enkele voorbeelden hiervan zijn het verwijderen van gewelddadige scenes uit videofragmenten wanneer deze bekeken kunnen worden door kinderen of het selecteren van sportfragmenten uit een journaal.
In deze scriptie is het in eerste instantie de bedoeling om een raamwerk uit te bouwen voor het annoteren van videosequenties. De bekomen metadata zullen dan in een tweede stadium gebruikt worden om intelligente adaptaties op een videostroom uit voeren. Dit alles moet uiteindelijk resulteren in een demonstrator.
Promotor 1: | Zeger Hens |
Promotor 2: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Iwan Moreels |
Begeleider 2: | Karel Lambert |
Contactpersoon: | Iwan Moreels |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De werking van verschillende fotonische componenten is gebaseerd op materialen waarvan de brekingsindex afhankelijk is van de lichtintensiteit (niet-lineair optisch Kerr-effect). Een belangrijk nadeel voor deze componenten is dat Si - het materiaal bij uitstek van de micro-elektronica - op optisch gebied weinig interessant is (indirect bandgap, verwaarloosbare niet-lineariteit). Colloïdale kwantum dots zijn halfgeleider nanokristallen (afmetingen 1-10 nm) die zo klein zijn dat hun elektronische eigenschappen door kwantumeffecten (kwantum opsluiting) bepaald worden. Wanneer halfgeleider nanokristallen gegroeid worden als colloïdale deeltjes, spreekt men over colloïdale kwantum dots. In de groep fysica en chemie van nanostructuren onderzoeken we in samenwerking met de onderzoeksgroep fotonica de mogelijkheid om de niet-lineaire eigenschappen van colloïdale kwantum dots over te dragen op Si golfgeleiders door de golfgeleiders te bedekken met een laag colloïdale kwantum dots. Met deze scriptie zal je de niet-linearie optische eigenschappen van InAs bepalen in het golflengtegebied 700-900 en 1200-1800 nm, met het oog op functionaliseren van Si golfgeleiders.
INHOUD. Doel van de scriptie is om de niet-linearie optische eigenschappen van InAs kwantum dots te bepalen in het golflengtegebied 700-900 en 1200-1800 nm, met het oog op functionaliseren van Si golfgeleiders. Dit betekent dat je in de eerste plaats InAs nanokristallen zal maken en karakteriseren. Vervolgens zal je met behulp van de z-scan techniek de niet-lineaire breking en absorptie van dit materiaal opmeten (in eerste instantie in suspensie, eventueel ook als dunne filmen). Afhankelijk van de resultaten en je interesse kan je in de derde plaats ofwel meer theoretisch (een grondige onderzoek van je resultaten in termen van het mechanisme van niet-lineaire breking) ofwel meer praktisch (bedekken van golfgeleiders met InAs nanokristallen) tewerkgaan.
TECHNIEKEN. In de loop van het scriptiewerk zal je met een breed gamma technieken geconfronteerd worden. Voor karakterisatie van de kwantum dots zal je beroep doen op UV-VIS spectrofotometrie (absorptiespectrum), XRD (kristalstructuur), TEM (deeltjesgrootte, grootteverdeling en samenstelling) en ICP-MS (samenstelling, concentratie van de suspensies). De niet-lineaire metingen gebeuren met de z-scan techniek, in samenwerking met de service d'optique et acoustique van de ULB.
BEGELEIDING. Het scriptiewerk wordt begeleid door de onderzoekers van de groep fysica en chemie van nanostructuren. Voor synthese en karakterisatie zal je kunnen beroep doen op Karel Lambert, voor de z-scan metingen krijg je hulp van Iwan Moreels.
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Jan Van Campenhout |
Begeleider 1: | Michiel D'Haene |
Begeleider 2: | Benjamin Schrauwen |
Contactpersoon: | Michiel D'Haene |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Promotor 2: | Piet Verhoeve (Televic) |
Begeleider 1: | Wesley De Neve |
Contactpersoon: | Wesley De Neve |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In de ziekenhuistoepassingen van Televic wordt gebruik gemaakt van PDA's om het administratieve werk van de verpleegkundige te verlichten. Naast het echte verzorgingswerk, moeten de verpleegkundigen ook een aantal activiteiten officieel registreren met oog op de ziekteverzekering, maar ook een aantal andere dagelijkse taken eisen het nodige administratief werk, zoals het opnemen van de maaltijdkeuze, het noteren van technische defecten (een defecte lamp), enz. In het verleden gebeurde dit vooral aan de hand van formulieren die ingevuld moeten worden, maar tegenwoordig kunnen PDA's vlot ingeschakeld worden om het geheel te dele te automatiseren. Door de informatie in te geven op de PDA, wordt het zuiver administratieve en tijdrovende "overschrijf-/overtik-" werk geëlimineerd en kan de verpleegkundige meer tijd spenderen aan de eigenlijke verzorgingstaken. Televic heeft hiervoor reeds een toepassing ontwikkeld die gebruik maakt van een standaard PDA die op regelmatige tijdstippen gesynchroniseerd wordt met een PC.
Het is nu de bedoeling om na te gaan in hoeverre deze toepassing transparanter kan gemaakt worden voor de gebruiker (de verpleegkundige). In de nabije toekomst zullen digitale (draadloze) netwerken ter beschikking zijn ter hoogte van het bed van de patiënt, hetgeen nieuwe opties mogelijk maakt. Zo zou de PDA kunnen reageren op zijn omgeving (de essentie van location aware computing) en reeds een aantal standaard keuzes nemen om het werk van de verpleegkundige nog te vereenvoudigen. Denk hierbij aan het openen van de juiste patiënteninformatie wanneer een verpleegkundige bij het bed komt, of het beperkt synchroniseren van de informatie voor die ene patiënt. Meer complexe interacties tussen een toestel van de verpleegkundige en een toestel van de patiënt zijn natuurlijk ook mogelijk.
Promotor 1: | Rik Van de Walle |
Promotor 2: | Piet Verhoeve (Televic) |
Begeleider 1: | Sarah De Bruyne |
Contactpersoon: | Sarah De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De TCS unit van Televic bouwt speciale installaties voor vergaderzalen en conferenties, zoals de Kamer, de Senaat en het Europees parlement. Tijdens een zitting van het Europees parlement wordt de audio van de spreker enerzijds via het digitaal Televicnetwerk naar de aanwezigen verdeeld alsook naar verschillende cabines waar tolken de spraak vertalen, die opnieuw over het netwerk verstuurd wordt. Gedurende de volledige zitting is dus een videosignaal van de spreker, zijn audio alsook verschillende vertaalde kanalen ter beschikking voor de deelnemers.
Op heden wordt reeds een DVD met de opnames van de zitting bezorgt aan de deelnemers na de zitting. Naast het geluid en de video, bevat deze schijf ook reeds enige vorm van metadata zoals de gegevens van de spreker, zijn nationaliteit, etc., maar deze zijn momenteel niet echt gestandaardiseerd.
In tegenstelling tot klassieke content indexing toepassingen, is er bij een conferentiesysteem veel metadata ter beschikking zonder dat er specfiek audio of video mining technieken dienen ingeschakeld te worden. Denk hierbij aan informatie omtrent de vergaderagenda (het onderwerp), de actieve spreker (op basis van de geselecteerde microfoon), de taal waarin hij spreekt, de beschikbare vertalingen, wie instond voor de vertaling, het begin en eindtijdstip van de interventie, …
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Sean Rul |
Begeleider 2: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Sean Rul |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Sean Rul |
Begeleider 2: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | Sean Rul |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Erik D'Hollander |
Promotor 2: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Kristof Beyls |
Begeleider 2: | Harald Devos |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
In alle moderne computersystemen, gaande van ingebedde systemen tot supercomputers, is een van de belangrijkste flessenhalzen de toegang naar het RAM-geheugen. Gegevens ophalen uit een extern RAM-geheugen is een grootte-orde trager en een grootte-orde meer energie-verslindend dan het ophalen van een gelijkaardige hoeveelheid data uit on-chip geheugens zoals caches in processors en geheugenbuffers in FPGA's en ASIC's.
Om programma's te versnellen moet er dus naar gestreefd worden om de
werkverzameling zo veel mogelijk in geheugens op de chip te laten
vertoeven. Dit is echter alleen mogelijk wanneer deze kleiner is dan de
grootte van de on-chip geheugens. De werkverzameling kan kleiner
gemaakt worden door de volgorde waarin de berekeningen gebeuren te
veranderen bijv. door doelgerichter lustransformaties.
In de vakgroep ELIS werd in de voorbije jaren een methode en bijhorende
systeemsoftware (RDVIS) ontwikkeld die programma's analyseert en de
meest effectieve lus-transformaties aanduidt. Met behulp van deze
methode en het handmatig toepassen van de aangeduide transformaties
worden programma's typisch meer dan twee maal sneller. Een voorbeeldje
van het aanduiden van de nodige lustransformaties voor de wavelet
transformatie code:
De lustransformaties dienen natuurlijk de afhankelijkheden tussen de iteraties te respecteren. Er zijn twee soorten afhankelijkheden: deze opgelegd door het algoritme en deze opgelegd door de programmatie. De laatste vorm treedt op wanneer dezelfde locaties (veranderlijken) gebruikt worden in verschillende fasen van het programma. Dit gebeurt wanneer een variabele meerdere malen geschreven wordt (multiple assignment). Om deze afhankelijkheden weg te werken is een bekende oplossing een nieuwe geheugenlocatie (versie) te voorzien bij elke schrijfoperatie (single assignment). Deze transformatie kan handmatig gebeuren, of ingebouwd worden in een compiler. De handmatige transformatie is evenwel beperkt tot vrij eenvoudige lussen.
Het doel van deze scriptie is twee bekende technieken voor een single assignment transformatie te vergelijken qua eenvoud en efficiëntie. Nadien wordt de transformatie in een compiler gebracht en de prestaties ervan vergeleken met de handmatige conversie van enkele luskernen, zoals de wavelet-transformatie.
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Joni Dambre |
Contactpersoon: | Joni Dambre |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Joni Dambre |
Contactpersoon: | Joni Dambre |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Joni Dambre |
Contactpersoon: | Joni Dambre |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Carla Hertleer |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen de onderzoeksgroep wordt momenteel heel wat onderzoek verricht naar nieuwe communicatietoepassingen op en in de omgeving van het menselijk lichaam, met bijzondere aandacht voor wearable computing en wearable radio applicaties, waarbij elektronica in kledingstukken wordt geïntegreerd. Via samenwerking tussen de Vakgroepen Informatietechnologie en Textielkunde werden op basis van textielmaterialen reeds een aantal textielantennes ontworpen voor WBANs (wireless body area networks) die opereren in de 2.45GHz ISM band. Dit antenne ontwerp verloopt volgens het klassiek stramien, waarbij aan de hand van veldsimulaties en optimalisatie technieken een antenne wordt bekomen die voldoet aan de opgelegde specificaties. Het gebruik van textielmaterialen brengt voor de ontwerper enkele bijkomende problemen met zich mee die verantwoordelijk zijn voor afwijkende resultaten tussen de simulatie en de antennemeting. Het is dus noodzakelijk om een correcte voorkennis te hebben van de elektromagnetische eigenschappen van de niet-geleidende en geleidende textielmaterialen zoals permittiviteit en permeabiliteit alvorens men kan overgaan tot het ontwerp van een prototype. Uiteindelijk wensen we een methode te ontwikkelen die toelaat om het geleidend en het niet-geleidend textiel te karakteriseren zodat het eigenlijke antenne ontwerp op een efficiënte manier kan gebeuren.
Via een literatuurstudie wordt nagegaan welke parameters van het textiel de grootste invloed hebben op de eigenschappen van een planaire textiel antenne en hoe men deze kan bepalen. Aan de hand van veldsimulaties kan men de vooropgestelde methodiek valideren om vervolgens over te gaan naar het ontwerp van een textielantenne en enkele teststructuren. Een vergelijkende studie tussen de meetresultaten van de ontworpen antenne en de simulatieresultaten maakt het mogelijk om de gevonden textielparameters te controleren. In tegenstelling tot met de klassieke planaire antennes die bestaan uit een vast dielectricum, een koperen antennevlak en een grondvlak zullen de elektromagnetische eigenschappen van de geleidende en niet-geleidende textielmaterialen meer invloed ondervinden ten gevolge van externe fysische invloeden zoals druk, vochtigheid, ... . Deze relaties kunnen dan nagegaan worden aan de hand van antennemetingen om zo het effect van de externe invloeden op de antennekarakteristiek toe te kennen aan de materiaaleigenschappen van het textiel.
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 2: | Joni Dambre |
Contactpersoon: | Dirk Stroobandt |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Lieven Eeckhout |
Contactpersoon: | Lieven Eeckhout |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Laag energieverbruik en hoge prestaties zijn zonder twijfel de belangrijkste ontwerpcriteria voor hedendaagse computerarchitecturen. Dit is vooral het geval voor ingebedde systemen waarbij de autonomie van de batterij van primordiaal belang is. De klassieke paradigma's zijn echter ontoereikend om dit probleem aan te pakken. Superscalaire out-of-order architecturen leveren weliswaar goede prestaties maar zijn te complex om ingezet te worden voor ingebedde systemen wegens het hoge energieverbruik. VLIW-architecturen daarentegen zijn wel energie-efficiënt omdat de analyse van het programmaparallellisme niet langer in hardware gebeurt maar in software, namelijk de compiler. VLIW-architecturen hebben dan weer als nadeel minder goede prestaties te leveren dan out-of-order architecturen wegens het in-order uitvoeringsmodel. Bovendien hebben VLIW-architecturen als nadeel geen binaire compatibiliteit te kunnen garanderen tussen verschillende generaties processors.
In deze
scriptie willen we een nieuw paradigma onderzoeken dat mogelijks in
staat is hoge prestaties te leveren tegen een laag
energieverbruik. Daarbij zullen we beroep doen op zogenaamde
co-designed virtuele machines. Dit betekent dat de software, de
virtuele machine, die dynamisch de vertaling doet van een gegeven ISA,
bv. x86, naar een nieuwe processor-specifieke ISA, samen ontworpen
wordt met de hardware. Op die manier kan binaire compatibiliteit
gekoppeld worden aan laag energieverbruik en hoge prestaties. Een
voorbeeld van een dergelijke co-designed virtuele machine is de Code
Morphing technologie van Transmeta die x86 instructies dynamisch
vertaalt naar een VLIW ISA. In deze scriptie zullen we echter
onderzoeken of andere ISAs (geen VLIW ISAs) die samen ontworpen worden
met de microarchitectuur een prestatie kunnen leveren die vergelijkbaar
is met de prestatie van een out-of-order microarchitectuur aan een laag
energieverbruik. M.a.w. de microarchitectuur met de processorspecifieke
ISA zou nog steeds out-of-order uitvoering ondersteunen aan
een laag energieverbruik. De centrale idee is dat het parallellisme in
de machine expliciet zou gecodeerd worden in de processorspecifieke
ISA. Dit idee kan mogelijks een nieuwe wind doen waaien in de
computerarchitectuur in de zoektocht naar energie-efficiënte systemen.
Dit onderwerp is duidelijk een onderwerp dat niet door een enkele student onderzocht kan worden. We kunnen verschillende onderdelen beschouwen die dan naargelang van de belangstelling in deze scriptie ingevuld kunnen worden. De eerste twee cruciale onderdelen zijn de codegeneratie en de microarchitectuur die in nauw verband met elkaar staan. Bij de codegeneratie vertalen we dus een bestaande ISA naar een processorspecifieke ISA. Daarbij maken we gebruik van recente codegeneratietechnieken zoals superblokvorming, code caching en dynamische code-optimalisatie. Dit onderdeel biedt de gelegenheid diep vertrouwd te geraken met de recente literatuur omtrent codegeneratie en virtuele-machinetechnologie. Het onderdeel betreffende de microarchitectuur vereist het aanpassen van een bestaande simulator, bv. SimpleScalar, om de processorspecifieke instructies in te lezen en uit te voeren op een nieuw ontworpen microarchitectuur. De microarchitectuur zal wellicht gebaseerd zijn op geclusterde controlestructuren, gesplitste registerbestanden, FIFO (first-in first-out) queues ipv. CAM (content addressable memory) structuren, etc.
Naast de twee hierboven vermelde onderdelen kunnen we nog twee andere mogelijke onderdelen identificeren. Een eerste onderdeel zou kunnen zijn een hardware-ontwerp te maken van de voorgestelde microarchitectuur teneinde de klokcyclus en het energieverbruik te kunnen bemeten. De technologie waarin de processorkern gebouwd zou kunnen worden is een recente standaardceltechnologie. Deze scriptie zou vereisen dat de microarchitectuur in een hardwarebeschrijvingstaal beschreven wordt die dan vervolgens gesynthetiseerd wordt. Een tweede onderdeel zou kunnen zijn een exploratieraamwerk uit te werken dat ons in staat moet stellen microprocessors volgens dit paradigma op een automatische en efficiënte manier te ontwerpen. Daarbij denken we bv. aan het automatisch genereren van simulatoren en virtuele machines op basis van een machinebeschrijving.
Deze scripties zijn zonder meer
grote uitdagingen. Afhankelijk van het aantal geïnteresseerden kunnen
meerdere individuele scripties gedefinieerd worden; de hierboven
vermelde onderdelen zijn slechts enkele voorbeelden. Het uiteindelijke
doel is om als team een nieuw paradigma te evalueren. Studenten die in
deze scriptie stappen, worden dus verwacht in team te werken. Dit
vereist uiteraard een bijkomende inspanning maar kan heel veel
voldoening geven.
Promotor 1: | Jan Van Campenhout |
Promotor 2: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | David Verstraeten |
Begeleider 2: | Joni Dambre |
Contactpersoon: | David Verstraeten |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Jan Van Campenhout |
Begeleider 1: | David Verstraeten |
Begeleider 2: | Benjamin Schrauwen |
Contactpersoon: | David Verstraeten |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herwig Bruneel |
Promotor 2: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Danny De Vleeschauwer |
Begeleider 2: | Dieter Fiems |
Contactpersoon: | Danny De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De bedoeling van deze thesis is de formules uit te breiden voor het geval de verwerkingssnelheid die de buffer zelf waarneemt, varieert over de tijd. De aldus bekomen formules kunnen dan toegepast worden op een buffer die gevoed wordt door een aggregaat van multimediabronnen met een variabel debiet en die de verwerkingscapaciteit (van C bits per seconde) moet delen met andere buffers, waarbij het scheduleringsmechanisme (bv. “Head of Line”, “Weighted Round Robin”, “Weighted Fair Queueing”) bepaalt welke buffer op welk moment bediend wordt. De bekomen formules zullen aan de hand van simulaties ook geverifieerd moeten worden.
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Promotor 2: | Herwig Bruneel |
Begeleider 1: | Danny De Vleeschauwer |
Begeleider 2: | Bart Steyaert |
Contactpersoon: | Danny De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Transport Control Protocol (TCP) wordt meestal gebruikt om computers die databestanden uitwisselen een fair deel van de beschikbare capaciteit te geven. TCP past zich immers aan aan de beschikbare capaciteit in het netwerk.
Bij zgn. “progressive downloading” transporteert men een multimediabestand over TCP, maar zal men het toegekomen deel van de stroom al decoderen na een kleine, in te stellen wachttijd, typisch heel klein t.o.v. de tijd nodig om het volledige bestand te transporteren. Als het grote bestanden betreft, dan wordt het afgespeelde gedeelte van het bestand dikwijls niet bijgehouden.
Daarom plaatst men een buffer tussen het netwerk en de decoder om deze tijdelijke informatie op te slaan. Het ogenblikkelijke debiet zoals door TCP bepaald, kan tijdelijk hoger of lager zijn dan de cadans waarmee de decoder de informatie nodig heeft en naargelang dit gebeurt kan de buffer opvullen of legen respectievelijk. Als de buffer helemaal leegloopt, stropt het afspelen van het multimediabestand. Als de buffer overloopt, wordt een signaal gegeven aan TCP om het debiet te verminderen.
Om te kunnen inschatten hoe groot de buffer dient te zijn en hoeveel tijd er gewacht dient te worden vooraleer de decoder mag beginnen te decoderen, heeft men modellen nodig om het gedrag van TCP (d.i. het inputproces van de buffer) en het decodeergedrag (outputproces van de buffer) te beschrijven. Het is de bedoeling van deze thesis dit gedrag aan de hand van simulatiemodellen te bestuderen om richtgetallen te geven i.v.m. de benodigde buffergrootte en wachttijd vooraleer het afspelen mag beginnen.
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Bavo Nootaert |
Begeleider 2: | Hans Vandierendonck |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Erik D'Hollander |
Begeleider 1: | Harald Devos |
Begeleider 2: | Kristof Beyls |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
[1] Bastoul, C. & Feautrier, P. More legal transformations for locality, EURO-PAR 2004 PARALLEL PROCESSING, PROCEEDINGS LECTURE NOTES IN COMPUTER SCIENCE, SPRINGER-VERLAG BERLIN, 2004 , 3149 , 272-283
Promotor 1: | Patrick De Visschere |
Promotor 2: | Kristiaan Neyts |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Patrick De Visschere |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Jean Martens |
Begeleider 1: | Frederik Stouten |
Contactpersoon: | Jean Martens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Hendrik Eeckhaut |
Begeleider 2: | Juan Hamers |
Contactpersoon: | Hendrik Eeckhaut |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Veerle Desmet |
Contactpersoon: | Veerle Desmet |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Elke generatie computers is krachtiger en sneller. Computerarchitecten (geholpen door de toenemende miniaturisatie) ontwerpen steeds efficiëntere microprocessoren. Dit thesisonderwerp belicht één van de aspecten waarin voortdurend onderzoek wordt gedaan om microprocessoren te verbeteren, namelijk sprongvoorspelling.
De
meeste hedendaagse processors zijn gepijplijnd en superscalair, waarbij
gepoogd wordt zoveel mogelijk instructies parallel uit te voeren om een
korte uitvoeringstijd te verkrijgen. Dit parallellisme wordt echter
beperkt door de aanwezigheid van controle-instructies als gevolg van
programmastructuren zoals if-then-else, for, switch, enz. Dergelijke
structuren bepalen immers de volgorde waarin instructies moeten
uitgevoerd worden. Daarom wordt het gedrag van controle-instructies
voorspeld - zogenaamde sprongvoorspelling - en worden instructies die
vermoedelijk uitgevoerd moeten worden speculatief gestart op basis van
een voorspelling. De nauwkeurigheid van sprongvoorspelling heeft een
belangrijke impact op de uiteindelijke uitvoeringssnelheid.
Tegenwoordig verliest men nog 20-30% van de tijd als
gevolg van deze foute sprongvoorspellingen.
In deze scriptie is het de bedoeling inzicht te verwerven in de onderliggende oorzaken van prestatieverlies door foute sprongvoorspellingen. Er kan gestart worden met een classificatie van typische programmastructuren die moeilijk voorspelbaar zijn, bv. if's zijn typisch moeilijker voorspelbaar dan for-lussen. Verder is het de bedoeling om elementen uit een programma te identificeren die helpen het gedrag te voorspellen, bv. vergelijken of een uitdrukking groter of gelijk is aan een variabele 'max' evalueert typisch als onwaar. Een simulator om sprongvoorspelling te evalueren is voorhanden.
Verdere informatie is te vinden in de artikels Branch Prediction For Free, Improving Static Branch Prediction in a Compiler en Source Level Static Branch Prediction.
Promotor 1: | Nele De Belie |
Promotor 2: | Jean Martens |
Begeleider 1: | Nicolas Robeyst |
Contactpersoon: | Nicolas Robeyst |
Richting: | Burgerlijk bouwkundig ingenieur, Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om het bindings- en verhardingsproces van vers beton continu op te volgen, kan men gebruik maken van niet-destructieve transmissie van ultrasoongolven. Door meting van de snelheid, energie en frequentie-inhoud van ultrasoongolven die doorheen het verse beton gezonden worden, wordt de evolutie van het gedrag ervan in functie van de tijd opgevolgd. In dit eindwerk wordt vooral onderzocht welke informatie gehaald kan worden uit de frequentie-inhoud van het ontvangen ultrasoonsignaal. Onmiddellijk na het mixen, is het beton een suspensie van water, zand, cement en granulaten waarin de ultrasone golven zich moeilijk kunnen voortplanten. Wanneer cement en water beginnen reageren, wordt het mengsel een stijf en vast materiaal zodat steeds minder frequenties gedempt worden en een signaal met een breder spectrum ontvangen wordt.
Traditioneel wordt het frequentiespectrum van een signaal bepaald met behulp van Fast Fourier transformaties (FFT). Hiermee kan onderzocht worden welke frequenties voorkomen in het signaal, maar niet wanneer ze optreden. De evolutie van de frequenties in de tijd wordt wel behouden wanneer gebruik gemaakt wordt van een nieuwere techniek, namelijk Wavelet transformaties.Dit project beoogt de vergelijking van beide methodes in het kader van de praktische toepassing, namelijk ultrasoonmetingen op vers beton. Hierbij wordt nagegaan of het gebruik van de meer ingewikkelde Wavelet transformaties extra informatie oplevert ten opzichte van de eenvoudige FFT methode. Ook zullen beide methoden geoptimaliseerd (vb. gebruik van filters, keuze tijdsvenster, ...) worden voor de beoogde toepassing.
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Promotor 2: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Bruno De Bus |
Begeleider 2: | Philippe Faes |
Contactpersoon: | Mark Christiaens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Promotor 2: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Karel Bruneel |
Begeleider 2: | Bruno De Bus |
Contactpersoon: | Mark Christiaens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Jan Van Campenhout |
Begeleider 1: | David Verstraeten |
Begeleider 2: | Benjamin Schrauwen |
Contactpersoon: | David Verstraeten |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Karel Bruneel |
Begeleider 2: | Peter Bertels |
Contactpersoon: | Karel Bruneel |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Begeleider 1: | Hendrik Eeckhaut |
Begeleider 2: | Mark Christiaens |
Contactpersoon: | Hendrik Eeckhaut |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Jonas Maebe |
Begeleider 2: | Dries Buytaert |
Contactpersoon: | Jonas Maebe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Koen De Bosschere |
Begeleider 1: | Lieven Eeckhout |
Begeleider 2: | Juan Hamers |
Contactpersoon: | Juan Hamers |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Jean Martens |
Contactpersoon: | Jean Martens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze scriptie is de verdere ontwikkeling van een reeds in aanbouw zijnde tool die in staat is een p2p (phoneme-to-phoneme) converter te bouwen die de uitspraken volgend uit de commerciele g2p converter kan corrigeren. De reeds gerealiseerde tool is geschreven in ANSI-C en bevat twee automatische leeralgoritmes die in staat zijn de daartoe vereiste stochastische correctieregels aan te leren op basis van een niet al te grote lijst van eigennamen uit een bepaalde categorie (b.v. voornamen, straatnamen, etc.), eigennamen waarvan de correcte fonetische transcriptie gekend is. Afhankelijk van het gebruikte leeralgoritme zitten die regels ingebed in een top-down decisieboom (leeralgoritme 1) of in een bottom-up regelnetwerk (leeralgoritme 2). Tijdens deze scriptie zal onderzocht worden hoe de verschillende stappen van de twee leeralgoritmes te verbeteren zijn, en hoe de finaal verkregen transcripties nog te verbeteren zijn door gebruik te maken van krachtiger regeltypes en betere features voor de beschrijving van de context waarin de te corrigeren fonetische patronen optreden.
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Carla Hertleer |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen de onderzoeksgroep wordt momenteel heel wat onderzoek verricht naar nieuwe communicatietoepassingen op en in de omgeving van het menselijk lichaam, met bijzondere aandacht voor wearable computing en wearable radio applicaties, waarbij elektronica in kledingstukken wordt geïntegreerd. Via samenwerking tussen de Vakgroepen Informatietechnologie en Textielkunde werden op basis van textielmaterialen reeds een aantal prototype textielantennes ontworpen voor WBANs (wireless body area networks) die opereren in de 2.45GHz ISM via de Bluetooth, IEEE 802.11b of Zigbee protocols. Binnen het kader van het ProeTex Integrated Project, gefinancierd door de Europese Unie, zullen deze antennes worden ingebouwd in intelligente brandweerpakken. Door een gepaste keuze van geleidende en isolerende textielmaterialen, gebaseerd op de know-how van de Vakgroep Textielkunde, gecombineerd met een optimaal antenne-ontwerp uitgevoerd in de Elektromagnetisme onderzoeksgroep, werden in het afgelopen jaar een aantal textielantennes met hoge stralingsefficiëntie (>70%) gebouwd. Het doel van dit eindwerk bestaat erin om textielantennes te ontwerpen die ook actief zijn in een andere frequentieband. Hierbij denken we in eerste instantie aan de HiperLAN band (5.15-5.65GHz), waarbij ook het IEEE 802.11a protocol werkzaam is. Uiteindelijk wensen we een dualband textielantenne te realiseren die communicatie in verschillende frequentiebanden toelaat.
Het ontwerp van een planaire dualbandantenne in textielmaterialen verloopt in grote mate volgens het klassieke stramien voor antenne-ontwerp: Via een literatuurstudie komt men tot een geschikte topologie voor de dualband antenne. Vervolgens wordt een eerste ontwerp van planaire dualbandantenne verder geoptimaliseerd via veldsimulaties. Eens het ontwerp voldoet aan de specificaties wordt een prototype gebouwd en doorgemeten. Natuurlijk brengt het gebruik van textielmaterialen voor de definitie van het diëlektrisch substraat en van het geleidend antennevlak enkele specifieke uitdagingen met zich mee: Zo dienen naast de antenne ook een aantal teststructuren mee te worden ontworpen om de preciese elektromagnetische eigenschappen van de materialen te bepalen in de 2.45GHz ISM band en in de HiperLAN band. Daarnaast moet, via een goede keuze van het grondvlak, de antenne voldoende goed afgeschermd worden van het lichaam waarop ze wordt geplaatst. Ook moet in het textiel een gepaste voedingsstructuur voor de antenne worden gedefinieerd. Gezien we te maken hebben met een flexibele antenne, zal tenslotte via metingen in de anechoïsche kamer het effect van buiging op de antennekarakteristieken worden nagegaan.
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Roald Goossens |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
In de communicatietechnologie verricht men uitgebreid onderzoek naar intelligente antennesystemen die d.m.v. bundelsturing toelaten het datadebiet op te drijven tegen een aanvaardbare kostprijs. Antenneroosters zijn uiterst geschikt om dit doel te bereiken. Wanneer we kijken naar eenvoudige configuraties van antenneroosters dan springen uniform circulaire roosters (UCA) in het oog. Dergelijke antenneconfiguraties bezitten door hun symmetrie talrijke voordelen. Zij kunnen invallende signalen onderscheiden in azimuthale richting over de volle 360 graden en de bundelbreedte gevormd door het rooster is nagenoeg constant. Net zoals in elk antennerooster is er de aanwezigheid van mutuele koppeling, die de antennekarakteristieken beïnvloedt. Bij het ontwerp van een UCA dient hier voldoende aandacht aan geschonken te worden. Geleiders die zich in de nabijheid van het rooster bevinden zullen ook via mutuele koppeling het antennepatroon beïnvloeden. Dit effect van mutuele koppeling kan nu echter positief gebruikt worden. Door het doordacht plaatsen van extra geleiders, oftewel parasitaire stralers, kunnen er extra eigenschappen aan het uniform circulair antennerooster gekoppeld worden. De parisataire stralers modificeren de antenne-impedantie en het stralingspatroon op een manier die gelijkaardig is aan het stralingsmechanisme van een Yagi-Uda antenne of van een logperiodieke antenne.
Het doel van de thesis is het ontwerp en de bouw van een uniform circulair rooster, opgebouwd uit draadantennes. In de ontwerpfase zullen met behulp van de NEC-code (Numerical Electromagnetics code) en/of de 3D veldsimulator CST Microwave Studio de eigenschappen van het circulair rooster bestudeerd worden. Daarnaast zal er aandacht geschonken worden aan het optimaliseren van het rooster door het toevoegen van parasitaire stralers, hierdoor kan bijvoorbeeld een grotere impedantiebandbreedte of en meer directieve uitstraling gerealiseerd worden. In elke stap van ontwerp en bouw zal bijzondere aandacht geschonken worden aan de aspecten van mutuele koppeling die optreden in het rooster. Een anechoïsche kamer en een positioneringssysteem geven de mogelijkheid om op snelle en accurate wijze de elektromagnetische eigenschappen van het antennerooster te bepalen, bijvoorbeeld het meten van de directiviteit. Met deze metingen kan dan verder gekeken worden naar praktische toepassingen van het rooster, zoals bundelsturing en invalsrichtingen schatten van signalen die invallen op het rooster.
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Roald Goossens |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een belangrijke hinderpaal voor de uitbouw van draadloze breedbandnetwerken wordt gevormd door de maximaal beschikbare kanaalcapaciteit van het draadloos communicatiekanaal (de Shannon-capaciteit), gezien deze afhangt van de ogenblikkelijke signaal-tot-ruisverhouding, die dan weer negatief beïnvloed wordt door fading. Het gebruik van intelligente antenneroosters aan zowel de ontvangst- als de zendantenne (MIMO-systeem) van het communicatiekanaal verhoogt drastisch de beschikbare Shannon-capaciteit doordat er onafhankelijke kanalen gecreëerd worden tussen de verschillende antennes. Dit veelbelovend resultaat houdt echter geen rekening met de mutuele koppeling die onvermijdelijk optreedt in antenneroosters. Momenteel is er nog geen duidelijk besluit of de mutuele koppeling een positief of negatief effect heeft op de maximale kanaalcapaciteit.
Na een uitgebreide literatuurstudie, die zich zal toeleggen op de theorie van MIMO-systemen in al haar aspecten (intelligente antenneroosters, kanaalcapaciteiten, modulatie- en coderingstechnieken), zal een simulatiepakket in MATLAB worden ontwikkeld om de invloed van mutuele koppeling op de kanaalcapaciteit te begroten. Voor verschillende configuraties van antenneroosters zal nagegaan worden in welke mate signalen opgewekt op de verschillende antenne-elementen gecorreleerd zijn of deze correlatie beïnvloed wordt door de mutuele koppeling. In het eindwerk zal eenvoudig statistisch model voor verschillende multipath-omgevingen gebruikt worden, dit om een goed overzicht te houden over de probleemstelling. Eens de invloed van de mutuele koppeling op de ruimtelijke correlatie bekend is, zal uiteindelijk de invloed ervan op de kanaalcapaciteit zelf worden onderzocht.
Promotor 1: | Marc Burgelman |
Begeleider 1: | Ben Minnaert |
Contactpersoon: | Ben Minnaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van de scriptie is het beschrijven van het gedrag van excitonen in organische zonnecellen. Verschillende modellen werden daartoe reeds ontwikkeld, zowel in de literatuur als binnen de vakgroep ELIS. De student zal de verschillende modellen bestuderen en vergelijken. Een (kleine) literatuurstudie kan noodzakelijk zijn voor een duidelijk begrip van de modellen. Basiskennis van halfgeleiderfysica is een pluspunt, maar niet noodzakelijk. De student zal de bestaande modellen uitbreiden. Hij/zij zal daartoe een numerieke simulatie programmeren die –vereenvoudigd– het gedrag van de ladingsdragers en excitonen beschrijft in een (organische) zonnecel. Programmeerervaring (in C) is niet nodig maar is een voordeel. Voldoende begeleiding zal voorzien worden om de student te helpen een succesvolle scriptie af te leveren.
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Promotor 2: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Hans Desmet |
Begeleider 2: | Hamidreza Azari Nia |
Contactpersoon: | Hans Desmet |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Vloeibaar kristal-materialen (Eng.: Liquid Crystal –LC ) vormen de basis voor talrijke optische componenten. Het bekenste voorbeeld is uiteraard het LCD-beeldscherm, maar ook voor optische signaalcomponenten zijn de elektro-optische eigenschappen van vloeibaar kristal nuttig gebleken.
In dit eindwerk
stellen we een lichtschakelaar voor op basis van roosterdiffractie, waarbij het
vloeibaar kristal zich bevindt in zeer smalle kanaaltjes (orde 100nm). Een spanning
over elektrodes die zich ter hoogte van deze structuren , verandert de
vloeibaar kristal oriëntatie in de kanaaltjes en bijgevolg de
diffractie-efficientie van het rooster. De kleine diktes van de vloeibaar
kristallagen geven aanleiding tot een snel schakelgedrag.
Dankzij de focussed ion beam (FIB) technologie waarover onze universiteit recent beschikt, is het nu mogelijk om deze component ook effectief te realiseren.
Het doel van dit
eindwerk is volgens het hierboven principe een concrete component te realiseren.
In de ontwerpfase zullen zowel de elektrische, mechanisch en het optisch
aspecten belangrijk zijn - uiteraard rekening houdend met de technologische
beperkingen. Een ander aandachtpunt zal de fysica van de vloeibaar-kristalinfiltratie
zijn: oppervlaktekrachten spelen namelijk een belangrijke rol voor het al dan
niet vullen van de nanostructuren met vloeibaar kristal.
Dankzij optische
simulatietechnieken die binnen de vakgroep reeds beschikbaar zijn, zal de
gerealiseerde component ook vergeleken kunnen worden met zijn theoretisch
model.
Promotor 1: | Lieven Vandevelde |
Begeleider 1: | Wouter Ryckaert |
Begeleider 2: | Koen De Gussemé |
Contactpersoon: | Wouter Ryckaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Mede door een doorgedreven subsidiebeleid zien we meer en meer kleinschalige energieproduktie-eenheden verschijnen (bijvoorbeeld elektriciteit uit zonne- en windenergie). Deze produktie-eenheden worden met het distributienet gekoppeld door middel van een invertor. De meeste invertoren worden zo geregeld dat een (quasi) sinusoïdale stroom in het net wordt geïnjecteerd. Deze stroomregeling lijkt ideaal omdat er weinig of geen harmonische stroomcomponenten (dit zijn componenten met frequenties die een geheel veelvoud zijn van de 50 Hz) in het net worden geïnjecteerd. Toch zijn er steeds meer meldingen van problemen met dergelijke invertoren, zeker bij grootschalig gebruik. Zo werden er in Nederland problemen gemeld met een grootschalig project waarbij het de bedoeling was om een volledige wijk van zoveel mogelijk lokaal opgewekte energie te voorzien. Daartoe werden alle huizen voorzien van zonnepanelen. Hoewel alle invertoren individueel aan de normen voldeden (weinig harmonischen componenten), was er toch sprake van een grote overschrijding van de harmonische limieten waardoor er ook meermaals invertoren ongewenst werden uitgeschakeld (invertoren kunnen zichzelf afschakelen als de netspanning te veel afwijkt van een sinusgolfvorm).
De reden was te vinden in het optreden van weinig gedempte resonanties in het net. Het is gekend dat parallelresonanties aanleiding kunnen geven tot een grote spanningsvervorming. Deze spanningsvervorming wordt in de praktijk beperkt door de aanwezigheid van resistieve verbruikers.
De laatste jaren daalt echter het aandeel zuiver resistieve lasten. Zo wordt klassieke verlichting (zuiver resistief) vervangen door spaarlampen of worden rechtstreeks uit het net gevoede motoren (resistief-inductief) vervangen door snelheidsgeregelde aandrijvingen. Spaarlampen, snelheidsgeregelde aandrijvingen, voedingen van PC’s, airco’s en vele andere zijn sterk niet-lineair. De impedantie voor harmonische componenten van deze lasten is onvoorspelbaar en meestal niet resistief. Daardoor dragen deze lasten weinig of niet bij tot de demping van resonanties. Sommige omzetters gedragen zich voor harmonische componenten zelfs als een negatieve weerstand, waardoor er negatieve demping ontstaat. Dit gegeven kan de spanningsvervorming sterk doen toenemen en, wanneer de vervorming te groot is, zelfs leiden tot het afschakelen van bepaalde toepassingen (zoals de invertoren in het project in Nederland).
Daarom is enkele jaren terug het onderzoek gestart om omzetters een resistief gedrag voor harmonische componenten te geven, zo ook in het Laboratorium voor Elektrische Energietechniek (EELAB). Vandaag beschikt het labo over een bi-directionele omzetter (twee vermogenszinnen) waarvan de weerstand voor harmonische componenten binnen bepaalde grenzen kan worden ingesteld, en dit onafhankelijk van het vermogen dat de omzetter moet opnemen (werking als verbruiker) of leveren (in geval van generatorwerking). Deze omzetter draagt bijgevolg opnieuw demping toe in het netwerk en draagt aldus bij tot de reductie van de spanningsvervorming en tot de stabiliteit van het netwerk. De omzetter wordt volledig digitaal geregeld (met een DSP (Digital Signal Processor) van Analog Devices: ADSP-21992).
1) De doelstelling van dit eindwerk bestaat erin om vooreerst een demonstratieopstelling te bouwen van deze bestaande omzetter. Dit vereist dat de student zich eigen maakt aan de werking van de invertor, aan de bestaande digitale regelstrategieën en aan het programmeren van een DSP.
2) De regelstrategie maakt gebruik van een Phase Locked Loop (PLL). Deze PLL blijkt echter niet steeds stabiel te zijn. Het is de bedoeling om te zoeken naar een meer robuuste PLL die digitaal kan geprogrammeerd worden in de DSP.
Aard van het werk: vermogenselektronica (bouw van invertor + testen), digitale controle (programmeren van DSP), theoretisch (zoeken naar geschikte PLL voor deze toepassing)
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
In velerlei draadloze applicaties is een antenne met grondvlak gewenst omdat men de antenne wil afschermen van voorwerpen in haar nabije omgeving, zoals bvb. de muur, het computerscherm of het menselijk lichaam waarop de antenne wordt aangebracht. Het plaatsen van een dergelijk grondvlak op korte afstand van de stralende patch heeft echter duidelijke nadelige gevolgen op de antenne-performantie, dan vooral op het vlak van bandbreedte en antenne-efficiëntie. Dit komt omdat het perfect elektrisch geleidende grondvlak de stralende patch spiegelt in een beeldbron die de uitstraling van de originele stralende patch gedeeltelijk teniet doet. Wil men toch nog een aanvaardbare antennewerking bekomen, is men verplicht met behoorlijk dikke substraten substraten te werken (van de orde van 1mm). Voor bepaalde toepassingen en bij gebruik van bepaalde technologieën wenst men echter met veel dunnere substraatdiktes te werken. Via het klassieke planaire antenne-ontwerp is het niet mogelijk op dergelijke dunne substraten antennes met degelijke stralingskarakteristieken te ontwerpen.
In dit eindwerk zullen we op zoek gaan naar nieuwe technieken die toelaten antennes te designen op zeer dunne substraten. Een eerste mogelijkheid is het gebruik van magnetische substraten.Via simulaties wensen we het effect van de permeabiliteit op de antennekarakteristieken te begroten. Vervolgens wordt onderzocht of men de afstand tussen de stralende patch en het grondvlak kan verkleinen door gebruik van een magnetisch substraat. Een tweede optie bestaat erin een metamateriaal in te voegen tussen het grondvlak en de stralende patch. Dit metamateriaal bestaat uit een structuur met periodieke variaties op een schaal kleiner dan de golflengte. Eerst wordt het metamateriaal ontworpen zodat dit dezelfde eigenschappen vertoont als een perfect magnetische wand. In tegenstelling tot de perfect elektrische wand versterkt een dergelijke magnetische wand de uitstraling van de stralende patch. Opnieuw zal worden nagegaan in welke mate het invoegen van een dergelijk metamateriaal toelaat de dikte van het substraat te verkleinen.
Promotor 1: | Femke Olyslager |
Promotor 2: | Luc Dupré |
Begeleider 1: | Ben Van de Wiele |
Contactpersoon: | Ben Van de Wiele |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Moderne zacht- en hardmagnetische materialen zijn opgebouwd uit nanokristallijne korrels waarbij de korrelgrootte kleiner is dan 50 nm. Om de eigenschappen van dergelijke nieuwe materialen te bestuderen moet men inzicht verwerven in de relatie tussen de microstructurele grootheden (korrelgrootte, kristallografische textuur,…) enerzijds en het macroscopisch elektromagnetisch gedrag (magnetisatiekarakteristieken) anderzijds.
In deze thesis wensen we de Eindige Differentie in de Tijd Methode (FDTD) te gebruiken om deze micromagnetische materialen te bestuderen. De FDTD techniek is een krachtige brute-force simulatietechniek voor elektromagnetische veldproblemen. De magnetisatieprocessen worden beschreven door de quasi-statische vergelijkingen van Maxwell aangevuld met een complexe constitutieve vergelijking (Landau-Lifshitz-Gilbert vergelijking). De beoogde constitutieve wet beschrijft de gyromagnetische precessie van de magnetische spins met demping op een ruimteschaal van enkele nanometers en een tijdschaal van 1 picoseconde.
Een korte literatuurstudie zal inzicht verschaffen in het gestelde probleem en het mogelijk maken numerieke benaderingsalgorithmes voor de Maxwell-vergelijkingen en de Landau-Lifshitz-Gilbert vergelijking uit te werken. Het doel van de scriptie is deze benaderingsmethodes te implementeren en de numerieke stabiliteit ervan te onderzoeken. Hierbij zal vooral aandacht besteed worden aan de numerieke implementatie van magnetostrictie-effecten op micromagnetische schaal. Analyse van de numerieke resultaten moet toelaten de invloed van microscopische materiaalparameters te bepalen op de macroscopische magnetisatiekarakteristieken (bijvoorbeeld de hysteresislus).
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een Yagi-Uda antenne is welbekend voorbeeld van een draadantenne waarbij parasitaire stralers worden gebruikt om tot een directieve antenne te komen. Het ontwerp van dergelijke antennestructuren waarbij men via één gevoede antenne tezamen parasitaire stralers bepaalde stralingseigenschappen realiseert is geen voor de hand liggende zaak. Computersimulaties gecombineerd met een globaal optimalisatie-algoritme laten echter toe om nieuwsoortige antenneconfiguraties van dit type te ontwikkelen.
De collectieve intelligentie waarmee mierenkolonies voedsel lokaliseren is gebaseerd op reuksporen van feromonen die willekeurig uitgestuurde verkennermieren achterlaten. Dit gedrag kan worden gesimuleerd en laat toe het lokaal optimum te lokaliseren in een zoekruimte aan de hand van ant colony optimization. Gelet op de grote effciëntie van mierenkolonies bij het opsporen van voedsel kan men verwachten dat dit optimalisatiealgoritme aan de hand van eenvoudige zoekregels toch toelaat een globaal optimum te vinden.
Het doel van deze scriptie is het toepassen van het ant colony optimization schema op een ontwerpprobleem van antennes met parasitaire stralers. Er wordt getracht een antenneconfiguratie te synthetiseren met bepaalde eigenschappen, qua directiviteit of bandbreedte. Er wordt eerst een topologie vastgelegd met één gevoede draadantenne en een aantal parasitaire stralers. Deze structuur wordt in NEC doorgerekend als antennerooster. Vervolgens wordt aan elke parasitaire antenne een RLC belasting gekoppeld. Het zijn deze belastingen die door het algoritme zullen worden geoptimaliseerd. Het eindwerk bestaat eerst uit een korte literatuurstudie waarin kennis wordt gemaakt met het ant colony optimization algoritme. Daarna volgt de implementatie van het algoritme in Matlab of in C/C++ voor het te bestuderen ontwerpprobleem.
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Katrien De Vos |
Contactpersoon: | Katrien De Vos |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Biosensing wint de laatste
jaren sterk aan belang wegens de potentiële
toepassingsmogelijkheden in uiteenlopende gebieden; bacteriële en virus
detectie, medische diagnose, voedsel- en omgevingscontrole. Voor het
detecteren
van binding tussen biomoleculen zijn optische sensoren uitermate
geschikt want
binding van moleculen aan een oppervlak kan de optische eigenschappen
(brekingsindex, reflectiecoëfficiënt,...) van bepaalde materialen sterk
beïnvloeden. Als we deze componenten geïntegreerd en op nanoschaal
kunnen
maken, stemmen de afmetingen van sensor en molecule steeds meer overeen
en kan
aan extreem gevoelige sensing worden gedaan. De onderzoeksgroep
fotonica heeft
jarenlange ervaring in het gebied van geïntegreerde optische
componenten en
onderzoekt nu de toepassingsmogelijkheden hiervan voor de
biotechnologie. Een bepaald type sensor dat we bestuderen is gebaseerd
op zeel kleine nanoresonatoren.
Het ontwerp van een Silicon-on-Insulator biosensor zal
worden bestudeerd aan de hand van simulaties. De resultaten van deze simulaties
resulteren in ontwerpsparameters voor de fabricage van de resonatoren. Na
fabricage
Promotor 1: | Gilbert De Mey |
Promotor 2: | Alexis De Vos |
Begeleider 1: | Yvan Van Rentergem |
Contactpersoon: | Gilbert De Mey |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Gilbert De Mey |
Begeleider 1: | Bjorn Vermeersch |
Contactpersoon: | Gilbert De Mey |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Gilbert De Mey |
Begeleider 1: | Bjorn Vermeersch |
Contactpersoon: | Gilbert De Mey |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Wout Joseph |
Begeleider 2: | Leen Verloock |
Contactpersoon: | Wout Joseph |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een MIMO systeem of multiple-input multiple-output systeem wordt gebruikt voor de nieuwste draadloze communicatiesystemen. In plaats van de effecten van een multipadomgeving te elimineren maakt een MIMO systeem gebruik van multipadpropagatie om de throughput te verbeteren. Men heeft aangetoond dat de capaciteit van een MIMO systeem toeneemt als het aantal zend-en ontvangstantennes toeneemt.
MIMO systemen worden bijvoorbeeld voorgesteld in de IEEE 802.11n High Throughput standaard (voor WLAN, Wireless Local Area Networks) en in IEEE 802.16 standaard (WiMax, Worldwide Interoperability for Microwave Access).
MIMO systemen worden bijvoorbeeld voorgesteld in de IEEE 802.11n High Throughput standaard (voor WLAN, Wireless Local Area Networks) en in IEEE 802.16 standaard (WiMax, Worldwide Interoperability for Microwave Access).
Het doel van de thesis is een MIMO systeem te karakteriseren. In eerste instantie moet er natuurlijk een uitgebreide literatuurstudie gebeuren over MIMO sytemen en hun toepassingsmogelijkheden in moderne communicatiesystemen. Een MIMO systeem kan dan gekarakteriseerd en gesimuleerd worden en de dimensies en parameters kunnen geselecteerd worden voor bepaalde capaciteitsvereisten in een realistische omgeving. De performantie kan dan verleken worden met een klassiek single-input single-output systeem. Tot slot zal een praktisch systeem gekalibreerd worden en zullen metingen uitgevoerd worden.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Jeffrey De Bruyne |
Contactpersoon: | Jeffrey De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Hybrid Fibre/Coax netwerk is het huidig kabelnetwerk dat een geaggregeerd aantal diensten aan zijn klanten biedt. Deze diensten omvatten o.a. het oorspronkelijk broadcast TV, het populaire Internet, de klassiek telefonie (VoIP) en Video-On-Demand. (Euro-)DOCSIS (European-Data-Over-Cable-Service-Interface-Specification) is de standaard die de specificaties omtrent de fysische laag en MAC laag voor dit netwerk beschrijft.
OPNET is een erkend netwerksimulatieprogramma dat de gebruikers in staat stelt de verschillende netwerktrafieken op verschillende netwerken accuraat te simuleren. Ook (Euro-)DOCSIS is geïmplementeerd, maar deze module is momenteel onvolledig daar deze versie enkel geïmplementeerd is tot (Euro-)DOCSIS 1.1. Daarnaast bevat deze module eveneens enkele bugs.
In de eerste plaats is een intensieve literatuurstudie in de (Euro-)DOCSIS specificaties 1.1 en 2.0 vereist. M.b.v. de reeds bestaande (Euro-)DOCSIS module in OPNET kan de student zich inwerken op deze complexe materie. Eens deze voorbereiding voltooid is, kan de student de (Euro-)DOCSIS module in OPNET optimaliseren en uitbreiden (in C++). Deze code kan uiteindelijk getest worden door relevante simulaties uit te voeren, de resultaten te evalueren en deze te vergelijken met relevante metingen op het testnetwerk opgebouwd in de Wireless&Cable onderzoeksgroep.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Jeffrey De Bruyne |
Begeleider 2: | Tom Deryckere |
Contactpersoon: | Jeffrey De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het "Community Antenna Television" netwerk (CATV netwerk) was oorspronkelijk ontworpen om broadcast diensten te leveren aan de gebruiker. Tegenwoordig biedt de kabeloperator naast het oorspronkelijk broadcast TV, veel meer interactieve diensten aan zoals het populaire Internet, VoIP, IdTV en Video-On-Demand. Het Hybrid Fibre/Coax (HFC) netwerk is in staat, dankzij zijn hybriede karakter, de vereiste bandbreedte hiervoor te voorzien.
Vanwege de explosieve groei in populariteit van deze diensten is de noodzaak om de grote hoeveelheid hardware- en softwarecomponenten binnen een netwerk systematisch te beheren steeds belangrijker geworden. Het "Simple Network Management Protocol" (SNMP) is een zeer populair management-applicatieprotocol en voorziet een reeks hulpmiddelen voor het beheer van netwerkapparatuur.
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Promotor 2: | Zeger Hens |
Begeleider 1: | Matthias Marescaux |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk scheikundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Electrochrome
vloeistoffen bevatten organische moleculen die onder invloed van een
elektrische potentiaal oxideren of reduceren en daarbij van kleur
veranderen. Meestal worden twee soorten organische moleculen gebruikt
die complementaire kleuren absorberen om een goede donkere toestand te
realiseren. De omschakeling tussen beide toestanden wordt bepaald door
diffusie van de moleculen. Dit principe wordt toegepast bij
intelligente ramen, die bij kortsluiting van de elektrodes transparant
zijn, en bij het aanleggen van een spanning van een paar volt licht
absorberen, en is een mogelijke technologie
voor elektronische inkt. In de cleanroom van de vakgroep
Het doel van deze scriptie is inzicht te verwerven in de mechanismen voor de elektrische stroom en de optische transmissie van electrochrome testcellen met verschillende soorten moleculen. De elektrochemische reacties die de moleculen ondergaan kunnen bestudeerd worden door het opmeten van het stroom-spanningsgedrag (voltammetrie) en de impedantie van de elektroden uit de testcel . De elektrische en optische karakterisatie van testcellen gebeurt in het Technicum. Als eindresultaat zal je een testcel optimaliseren voor een hoog contrast en een korte schakeltijd.
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Pieter Baeten |
Contactpersoon: | Pieter Baeten |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Jeffrey De Bruyne |
Contactpersoon: | Jeffrey De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Het Hybrid Fibre/Coax (HFC) netwerk is in staat, dankzij zijn hybriede karakter, de vereiste bandbreedte te voorzien om verschillende diensten zoals broadcast TV, Internet, VoIP en Video-On-Demand aan zijn gebruikers te bieden. De netwerkinfrastructuur heeft een typische boomtopologie zoals geïllustreerd wordt in de figuur. Verschillende netwerkcomponenten zoals versterkers en taps (signaalverdelers) zijn te herkennen.
In upstream richting (van klant naar kopstation) treden externe stoorsignalen (ingress noise (AM-radio, Citizens band), impulse noise) op die ongewenste distorties binnen het kanaal veroorzaken. Deze worden hedendaags slechts door frequentieshifting (d.w.z. draagfrequentie van het informatiesignaal wordt opgeschoven) opgelost. Dit heeft als gevolg dat slechts tweederde van de beschikbare upstreambandbreedte wordt benuttigd (een derde als reserve).
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Günter Vermeeren |
Contactpersoon: | Günter Vermeeren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De opkomst van allerhande radiofrequente draadloze netwerken, doet bij de bevolking de vraag rijzen naar de gezondheidsrisico's die gepaard gaan met de blootstelling aan deze vorm van elektromagnetische straling. De blootstellingsgraad van het menselijk lichaam aan elektromagnetische straling wordt in de praktijk gemeten mbv een dosimeter. Deze dosimeter wordt o.a gebruikt in epidemiologische studies die de gezondheidsrisico's van elektromagnetische straling in kaart proberen te brengen. De dosimeter wordt telkens op het lichaam gedragen en meet de elektromagnetische velden in één punt op het lichaam. Hierdoor kan de blootstelling aan radiofrequente straling in de tijd gemeten worden binnen de gewenste frequentieband. De bekomen veldwaarden worden dan vertaald naar een dosis aan elektromagnetische energie die geabsorbeerd werd in het gehele lichaam. Echter, de omgeving waarin de gebruiker beweegt is een multi-pad omgeving onderhevig aan 'fading'. Hierbij rijst de vraag of de veldwaarden in één meetpunt op het lichaam voldoende representatief is voor de veldwaarden over het hele lichaam?
De scriptie evalueert de blootstellingsgraad aan radiofrequente straling aangegeven door een persoonlijke dosimeter: hoe correleren de veldwaarden in het meetpunt met de veldwaarden over het hele lichaam? De scriptie vangt aan met een korte theoretische studie. De blootstellingsgraad van een persoon in een multi-pad omgeving wordt numeriek bestudeerd met een commerciële 'finite difference time domain' (FDTD) tool. In het simulatiepakket wordt een multi-pad omgeving gemodelleerd met invallende vlakke golven. Vervolgens wordt in deze omgeviong een reeel model van de mens geplaatst. De numerieke resultaten worden getoetst met radiofrequente metingen. Na de evaluatie van de persoonlijke dosimeter in één punt, wordt een voorstel geformuleerd voor een nieuw protocol om de blootstelingsgraad bij de mens te meten.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Günter Vermeeren |
Contactpersoon: | Günter Vermeeren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Günter Vermeeren |
Contactpersoon: | Günter Vermeeren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Jeroen Beeckman |
Begeleider 2: | Angel Ullan Nieto |
Contactpersoon: | Jeroen Beeckman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Holografie is een techniek waarbij twee laserbundels interfereren op een lichtgevoelige plaat. De ene bundel valt in op een voorwerp en wordt teruggekaatst naar de plaat, terwijl de andere bundel een referentiebundel is die rechtstreeks invalt op de plaat. Door de interferentie van deze twee bundels kan een driedimensionaal beeld opgenomen worden van het voorwerp. Normaal gezien zijn deze hologrammen statisch. Eenmaal opgenomen kunnen ze niet meer veranderd worden. Door gebruik te maken van vloeibaar-kristalcellen (met geschikte dopering van de materialen) kunnen deze hologrammen gewist en opnieuw geschreven worden door eenvoudigweg de spanning over de cel te veranderen.
Deze scriptie bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de ontwikkeling van een geautomatiseerd meetprogramma voor de karakterisatie van verschillende cellen. Dit meetprogramma zal geschreven worden met LabView en de bedoeling is om een vermogenmeter en een spanningsgenerator gelijktijdig aan te sturen om de efficiëntie van de cellen te meten. Eens dit programma werkt zullen verschillende cellen onderzocht worden met deze opstelling en de bedoeling is om een hoge efficiëntie te bekomen voor zo laag mogelijke optische vermogens. Als geschikte waarden kunnen bereikt worden, kunnen op het einde van de scriptie eventueel een aantal echte hologrammen opgenomen worden.
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Jeroen Beeckman |
Contactpersoon: | Jeroen Beeckman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een gewone optische bundel spreidt uit door diffractie. Als een geschikt niet-lineair medium gebruikt wordt kan bij hoog vermogen een zelf-focusserend effect optreden. Dit effect kan de diffractie teniet doen en op die manier kunnen ruimtelijke optische solitonen opgewekt worden. De laatste tien jaren werden deze niet-lineaire bundels massaal onderzocht omdat ze toegepast kunnen worden in toekomstige “optische” computers, in optisch herconfigureerbare netwerken en andere optische interconnecties. Een aantal jaar geleden werden deze solitonen ook in vloeibaar-kristalmaterialen ontdekt en dit voor een aantal verschillende configuraties. Momenteel is het mogelijk om solitonen op te wekken met optische vermogens van een aantal milliwatt. In deze scriptie is het de bedoeling om een nieuw mechanisme te onderzoeken waarbij vermogens van enkele microwatt voldoende zijn.
Voor deze scriptie is het de bedoeling om solitonen te onderzoeken in vloeibaar-kristalcellen met dit nieuwe mechanisme. Het scriptiewerk is hoofdzakelijk experimenteel gericht, maar eerst moet een beperkte theoretische analyse een idee geven van de benodigde cel parameters. Daarna is het de bedoeling om geschikte cellen te maken in de cleanroom. Vervolgens zullen deze cellen dan onderzocht worden met een experimentele opstelling.
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Joris Degrieck |
Begeleider 1: | Quang Luong |
Begeleider 2: | Rudy Verhelst |
Contactpersoon: | Wim Van Paepegem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In de onderzoeksgroep “Mechanica van Materialen en Constructies” gebeuren heel wat experimenten om het mechanisch gedrag (statisch en dynamisch) van materialen te bestuderen. Het opmeten van de vervormingen is een belangrijk aspect, maar de traditionele meetmethodes vertonen een aantal beperkingen:
· het oppervlak van sommige materialen laat zich moeilijk verlijmen, zodat rekstrookjes niet kunnen aangebracht worden. Bovendien is het meetbereik van de rekstrookjes beperkt. Bij grote vervormingen komen ze los of satureert de meetbrug.
· een extensometer kan grotere vervormingen meten, maar bij breuk van het proefstuk is er gevaar dat de extensometer beschadigd wordt en een extensometer is een dure investering. Bovendien levert een extensometer enkel de uitgemiddelde axiale rek over de meetbasis.
De laatste jaren is er internationaal heel veel aandacht voor “Digital Image Correlation”, waarbij het full-field verplaatsingsveld wordt opgemeten, en door afleiding ook het rekveld. Het werkingsprincipe is als volgt:
· op het oppervlak van het proefstuk wordt een “speckle” patroon aangebracht (bv. met een spuitbus), meestal in de vorm van een random patroon van witte, grijze en zwarte stippen,
· bij vervorming van het proefstuk worden digitale beelden gemaakt van de opeenvolgende vervormingstoestanden, waarbij het “speckle” patroon aan het oppervlak mee vervormt,
· door de correlaties te zoeken tussen de opeenvolgende beelden, m.a.w. hoe de “speckles” zijn vervormd van het ene beeld naar het daaropvolgende, reconstrueert men het verplaatsingsveld over het volledige gefotografeerde oppervlak.
Door de grootte van de “speckles” aan te passen, kan men ook de vervorming van zeer grote structuren opmeten. Zo werden de vleugels van de nieuwe Airbus A380 (spanwijdte 40 meter) met DIC geïnstrumenteerd tijdens de testen.
“Speckle” patronen op het oppervlak (ook de textuur van het materiaal zelf kan gebruikt worden) | “Speckle” patroon (links boven) en berekend rekveld (rechts onder) (VUB) |
Deze techniek is in principe zowel toepasbaar op statische als dynamische experimenten. Bij dynamische experimenten worden de digitale opnames van het “speckle” patroon dan gemaakt met een hoge-snelheidscamera (tot 100 000 beelden per seconde !).
De bedoeling van dit afstudeerwerk is de ontwikkeling van een softwareprogramma (gebaseerd op de Matlab-omgeving), dat toelaat om de digitale “speckle” beelden van de opeenvolgende vervormingstoestanden in te lezen en de verplaatsingen van het “speckle” patroon, van het ene beeld naar het andere, te berekenen d.m.v. correlatietechnieken.
De contouren van het verplaatsingsveld kunnen dan binnen het softwarepakket gevisualiseerd worden, en de numerieke waarden kunnen uitgeschreven worden naar een spreadsheet-formaat (.xls, .xml).
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Jeroen Verhaeghe |
Contactpersoon: | Jeroen Verhaeghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Jeroen Verhaeghe |
Contactpersoon: | Jeroen Verhaeghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 1: | Vladimir Zlokolica |
Begeleider 2: | Joost Rombaut |
Contactpersoon: | Vladimir Zlokolica |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Tom Deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van de thesis is het uittekenen van de architectuur en de
implementatie van een prototype testopstelling. In een eerste fase zal
er een algemeen model worden opgesteld van een typische iTV applicatie.
Aan
de hand van dit model en een beschrijving van de handelingen die de
gebruiker kan uitvoeren in de verschillende applicaties zal een
testapplicatie geimplementeerd worden. Een andere mogelijkheid is een
play/replay opstelling waarbij de handelingen van een gebruiker worden
opgenomen en achteraf herhaardelijk automatisch worden afgespeeld
De
thesis zal zich toespitsen op applicaties ontwikkeld voor het
Multimedia Home Platform (http://www.mhp.org). Dit platform bundelt een
aantal Java API's (Application Program Interfaces) die het mogelijk
maken om xlets te ontwikkelen.
Er zal vooral geprogrammeerd worden in Java en .NET, maar voorkennis is zeker niet vereist.
Literatuurstudie (30%), Implementatie (70%)
Promotor 1: | Heidi Steendam |
Contactpersoon: | Heidi Steendam |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Op dit moment gebeurt de communicatie tussen vliegtuigen en grondstations
via AM-signalen. Aangezien deze signalen een relatief grote bandbreedte nodig
hebben, de bandbreedte waarin luchtvaartcommunicatie beperkt is en het
luchtverkeer in Europa steeds verder toeneemt, zal tegen het jaar 2015 de
volledige bandbreedte vol zitten. Om ongelukken te voorkomen moet er dus tijdig
worden uitgekeken naar een nieuw communicatiesysteem voor de luchtvaart (de
bandbreedte kan niet toenemen, dus dit is geen optie).
Daarom hebben een aantal Europese luchtvaartmaatschappijen, bedrijven en
universiteiten (waaronder UGent) een samenwerkingsverband opgezet om een nieuw
communicatiesysteem te ontwerpen. Het digitale communicatiesysteem dat als
alternatief voor het huidige analoge AM-systeem wordt voorgesteld is gebaseerd
op multicarrier communicatie (wat ook de basis is voor bv. ADSL, digitale radio
en televisie, draadloos internet (WLAN) …) Met dit multicarrier systeem kan men
de ‘gaatjes’ in het spectrum gevormd door de AM-signalen opvullen, en zo de
capaciteit van het totale systeem vergroten. In het begin zullen beide systemen
naast elkaar moeten bestaan, maar naar de toekomst toe zal enkel het digitale
systeem overblijven.
Promotor 1: | Heidi Steendam |
Contactpersoon: | Heidi Steendam |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een retransmissieprotocol
beschrijft hoe de retransmissies worden georganiseerd, of de zender al dan niet
dode tijden inlast, hoe de ontvanger beslist of een woord al dan niet correct
is ontvangen, hoe de ontvanger zich gedraagt wanneer de correct ontvangen
woorden niet in de juiste volgorde toekomen, e.d.m. De efficiëntie van een
retransmissieprotocol is de fractie van de tijd die besteed wordt aan het
verzenden van correct ontvangen woorden.
Bij gecombineerde retransmissie met foutcorrectie zal men de efficiëntie
van de retransmissie kunnen verbeteren. Wanneer men echter gebruik maakt van
codes die met een iteratief algoritme kunnen gedecodeerd worden, zoals de
nieuwerwetse turbo codes of LDPC codes (die worden gebruikt in de nieuwste
standaarden in UMTS, ADSL,…), dan kan men de efficiëntie van het
retransmissieprotocol nog verder verbeteren door gebruik te maken van
retransmissie met geheugen.
Bij conventionele retransmissieprotocols ('zonder geheugen') worden de
foutief ontvangen woorden uit de ontvangerbuffer verwijderd. Bij
retransmissieprotocols 'met geheugen' wordt de informatie, vervat in de foutief
ontvangen versies van een woord, door de ontvanger gecombineerd met de nieuwe
versie van het bewuste woord, om alzo met meer betrouwbaarheid te beslissen of
het woord correct of foutief is ontvangen. Op deze wijze verhoogt de
efficiëntie van het protocol, ten koste van de complexiteit van de ontvanger.
Het doel van de thesis is te onderzoeken hoe men de beste efficiëntie kan
bekomen door op een intelligente manier geheugen kan toevoegen aan het
retransmissieprotocol.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Tom Deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Patrick De Visschere |
Promotor 2: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Matthias Marescaux |
Begeleider 2: | Karel Vanbesien |
Contactpersoon: | Patrick De Visschere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Tom Deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Nathalie Dessaud |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Tom Deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Knockaert |
Contactpersoon: | luc knockaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Alex Van den Bossche |
Contactpersoon: | Alex Van den Bossche |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Tom Deryckere |
Begeleider 2: | Michiel Ide |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De introductie van digitale televisie gaat gepaard met de introductie van interactiviteit op de televisie. Hiervoor wordt een set-top box gebruikt die aangesloten is op de televisie. De set-top box bezit enige intelligentie, en het televisiescherm zorgt voor de visualisatie naar de gebruiker toe. De set-top box heeft als taken ondere andere tunen naar het juiste kanaal, het decoderen van video/audio en voor het uitvoeren van de applicaties. Om abstractie te maken van de onderliggende hardware en besturingsysteem van de set-top box bezit de set-top box een extra middleware laag. Momenteel bestaan er verschillende middleware platformen. De verscheidenheid aan platformen heeft als grote nadeel dat applicaties ontwikkeld voor het ene platform niet kunnen gebruikt worden op een ander platform. Dit resulteert in grote ontwikkelkosten. Ook in Vlaanderen zullen we met verschillende middleware platformen te maken krijgen. Het Portable Content Format is een recente specificatie die toelaat om applicaties voor interactieve televisie in xml te beschrijven en deze achteraf om te vormen (transcoden) in een applicatie voor een specifiek middleware platform. Zo moet de applicatie slechts eenmaal geschreven worden, en kan men het automatisch laten omvormen naar het gewenste platform. Convertoren voor het MHP platform zijn nog niet ontwikkeld.
De student zal aanvangen met een studie van de PCF specificatie en van het Multimedia Home Platform (MHP). Dit platform is een java gebaseerd open platform die een aantal API's (Application Program Interfaces) bundelt die het mogelijk maken om interactieve applicaties, ook wel xlets genoemd, te ontwikkelen voor televisie. Na het opstellen van de architectuur van de applicatie, zal er ook een transcoder worden ontwikkeld. De keuze van programmeertaal wordt aan de student overgelaten. Naargelang de beschikbare tijd zullen er ook enkele demo-applicaties ontwikkeld worden.
Literatuurstudie (30%) Implementatie (70%)
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Promotor 2: | Roel Baets |
Begeleider 1: | Hans Desmet |
Contactpersoon: | Hans Desmet |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Vloeibaar
kristal-materialen (Eng.: Liquid Crystal –LC ) vormen de basis voor talrijke
optische componenten. Bijvoorbeeld, indien het vloeibaar kristal op geïntegreerde
photonische golfgeleiders wordt aangebracht, ontstaat een photonisch circuit met
elektro-optische functionaliteit.
Hierbij is de
richting van de vloeibaar-kristalmoleculen van bijzonder belang, want bepaalt
het optische gedrag. Zonder spanning wordt deze richting bepaald door
geometrische factoren. Voorkeursrichtingen in de geometrie van het oppervlak
zullen immers typisch de alignatie bepalen.
Dankzij de
focussed ion beam (FIB) technologie waarover onze universiteit recent beschikt,
is het mogelijk om in deze buurt van de fotonische golfgeleiders extra kleinere
(orde 100 nm) patronen aan te brengen die instaan voor de alignering van het
vloeibaar kristal. Het resultaat is een volledige controle van de molecule-orientatie,
ook in de buurt van complexe fotonische structuren, en bijgevolg ook een betere
optische performantie.
Het doel van dit
eindwerk is het principe van verbeterde vloeibaar-kristalalignatie door middel
van FIB-gecreërde nanostructuren aan te tonen. Om dit te bereiken, zal eerst
een kleine studie gemaakt worden van vloeibaar-kristalalignatie in complexe
geometrieën. Vervolgens zullen met behulp van simulaties patronen ontworpen
worden die dan gefabriceerd kunnen worden met de FIB-opstelling. Daarbij zal
aandacht geschonken worden aan de invloed van de procesparameters die hierbij
een rol spelen. Tenslotte zullen de gerealiseerde componenten langs optische
weg uitgetest worden.
Promotor 1: | Eric Laermans |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Eric Laermans |
Contactpersoon: | Eric Laermans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De toegang van een aanvrager tot resources (computersysteem, informatie uit een databank,…) wordt gecontroleerd door een toegangscontrolesysteem. Dit systeem zal een toelatingsbeslissing nemen over de aanvraag door de eerder bepaalde policies te evalueren (bv. de medische gegevens van een patiënt zijn alleen toegankelijk voor de behandelende huisarts van deze patiënt). Bij deze evaluatie zal dan informatie moeten bekomen worden over over aanvrager, resources, type toegang en omgeving.
Het opzoeken van de nodige informatie voor de evaluatie van policies gebeurt vandaag vooral op basis van de syntax van de informatie (een welbepaald element of attribuut in een XML-document, een veld in een databank,…). Dit heeft enkele nadelen: een policy wordt in de eerste plaats opgesteld op basis van de betekenis of semantiek van informatie (bv. de relatie tussen behandelende arts en patiënt); en syntactische uniformiteit is bijna onhaalbaar als de informatie uit verschillende bronnen of systemen moet gehaald worden, aangezien de syntax typisch lokaal gedefinieerd is.De bedoeling van deze scriptie is te onderzoeken hoe men de nodige informatie voor de evaluatie van policies voor toegangscontrole kan opzoeken op basis van de betekenis, van de semantiek van deze informatie. Dit zou immers moeten toelaten op een eenvoudigere manier informatie uit verschillende bronnen te halen, zonder noodzakelijkerwijs de lokale syntax ervan te kennen. Er zal onderzocht moeten worden hoe er tussen de verschillende bronnen overeengekomen kan worden over de gebruikte semantiek.
De policies in het toegangscontrolesysteem zullen in XACML (eXtensible Access Control Markup Language) beschreven zijn, terwijl de opzoeking van de nodige informatie typisch aan de hand van SAML (Security Assertion Markup Language) zal gebeuren. Het zal dus ook nodig zijn te leren werken met de softwaretools die toelaten deze talen te manipuleren.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/EL01_fig.gif
Promotor 1: | Eric Laermans |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Eric Laermans |
Contactpersoon: | Eric Laermans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Eric Laermans |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Eric Laermans |
Contactpersoon: | Eric Laermans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De toegang van een aanvrager tot resources (computersysteem, informatie uit een databank,…) wordt gecontroleerd door een toegangscontrolesysteem. Dit toegangscontrolesysteem zal beslissen of toegang kan verleend worden op basis van de voorafgaand bepaalde policies (bv. de medische gegevens van een patiënt zijn alleen toegankelijk voor de behandelende huisarts van deze patiënt) en op basis van de beschikbare informatie over aanvrager, resources, type toegang en omgeving.
Klassiek
beschikt het toegangscontrolesysteem lokaal over alle informatie, wat
een snelle verwerking van de aanvragen toelaat. De tendens is echter
dat de nodige informatie niet altijd meer lokaal beschikbaar is, maar
gedistribueerd over verschillende informatiebronnen, wat als voordeel
heeft dat informatie niet meer overal lokaal gedupliceerd en actueel
gehouden hoeft te worden. Dit heeft echter een belangrijke impact op de
verwerkingstijd van een aanvraag en dus op de prestaties van het
toegangscontrolesysteem.
Het doel van deze scriptie is te onderzoeken hoe een toegangscontrolesysteem op een efficiënte manier de nodige informatie kan verzamelen uit niet-lokale informatiebronnen. De policies in het toegangscontrolesysteem zullen in XACML (eXtensible Access Control Markup Language) beschreven zijn, terwijl de opzoeking van de nodige informatie typisch aan de hand van SAML (Security Assertion Markup Language) zal gebeuren. Het zal dus ook nodig zijn te leren werken met de softwaretools die toelaten deze talen te manipuleren.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/EL03_fig.gif
Promotor 1: | Eric Laermans |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Eric Laermans |
Contactpersoon: | Eric Laermans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een toegangscontrolesysteem waakt in normale omstandigheden over zekere resources (computersysteem, informatie uit een databank,…). Zo’n systeem zorgt ervoor dat alleen wie er recht toe heeft toegang krijgt tot deze resources. Zo zal de toegang tot het medisch dossier van een patiënt bijvoorbeeld beperkt blijven tot de behandelende huisarts.
In
een noodsituatie kan het echter wenselijk zijn dat er een uitzondering
gemaakt wordt op de gewoonlijke regels (die bepaald worden in de
policies van het toegangscontrolesysteem). Zo kan het wenselijk zijn
dat bij een medisch spoedgeval ook andere zorgverstrekkers toegang
krijgen tot enkele essentiële onderdelen (allergieën, bloedgroep,…) van
iemands medisch dossier. Het zou niet wenselijk zijn in een dergelijk
geval eerst de behandelende huisarts hiervoor te moeten contacteren. In
een dergelijk noodgeval is het te verkiezen dat de traditionele
mechanismen voor toegangscontrole omzeild worden.
In deze scriptie zal onderzocht worden hoe een dergelijke noodprocedure kan ontwikkeld worden voor een toegangscontrolesysteem waar de policies in XACML (eXtensible Access Control Markup Language) beschreven zijn.
Er zullen ook maatregelen bedacht moeten worden om te vermijden dat deze noodprocedure misbruikt wordt om zich wederrechtelijk toegang te verschaffen tot vertrouwelijke gegevens, bijvoorbeeld door de handelingen van een noodtoegang op een beveiligde manier te loggen.
Het zal ook nodig zijn te leren werken met softwaretools die toelaten XACML te manipuleren.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/EL04_fig.gif
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Stijn Verstichel |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Binnen deze thesis willen we daarom kijken naar welke software er voor deze embedded platformen beschikbaar is. Bovendien zullen we moeten op zoek gaan naar performantie, processtructuur en databeheer problemen in de huidige architectuur (en bijkomende oplossingen). De student zal binnen deze thesis dus zowel de architectuur van het treinmanagementsysteem moeten analyseren en aanpassen, kijken naar software optimalisaties, eventueel aanpassen van de “routering” van berichten in het platform etc.
Deze ontwikkelingen, in C/C++ of indien toepasbaar zelfs java, zullen dan getest kunnen worden op een aangepast testnetwerk, waar specifieke hardware (bvb. strongARM gebaseerde PDA’s) aanwezig zal zijn om tot een realistische evaluatie te kunnen komen.
De thesis zal in nauw contact met Televic NV verlopen (www.televic.com). Als voorbereiding is ook een stage bij Televic mogelijk.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB01_fig.gif
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Stijn Verstichel |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Als onderdeel van een Europees programma voor het verbeteren van het transport over spoor zijn wij betrokken bij het onderzoek naar een verbeterd (netwerk-gebaseerd) beheerssyteem voor alle aspecten van het treinverkeer. Een van die onderdelen, het passagiersinformatiesysteem, heeft een centrale node per rijtuig, waaraan heel simpele nodes zijn gekoppeld (bv een schermpje, een telefoonpost). Op treinniveau zijn de centrale nodes per rijtuig gekoppeld, waarbij het koprijtuig normaalgezien extra intelligentie heeft (bijvoorbeeld opvolgen van de route, die dan getoond moet worden op de schermpjes in alle rijtuigen).
Omdat er zoveel nodes in het systeem zitten, met elk hun microcontroller of processor en omdat de rijtuigen ook in alle mogelijke combinaties gekoppeld worden, is het lokaliseren en opvolgen van fouten een moeilijke opdracht. Nochtans is er in zo een gedistribueerde architectuur veel informatie aanwezig: de nodes kunnen van elkaar detecteren dat er pakketverlies is, dat een node gereset werd, in een "veilige modus" werkt, of zelfs dat de node vervangen werd. Hiermee kan bijvoorbeeld de preventive onderhoudsplanning gestuurd worden of kan men de foutrobustheid van het systeem analyzeren.
Binnen deze thesis willen we bekijken welke informatie we nu beschikbaar hebben in een echte maintenance-tool (een laptop waarmee we op de trein informatie van de verschillende nodes kunnen uitlezen). Van daar uit wordt dan een voorstel opgebouwd welke informatie verzameld kan worden en met welke algoritmes die geanalyseerd kan worden om zo nuttige info aan het onderhoudsteam te presenteren. Specifieke aandacht zal hierbij gaan naar het zoeken naar methoden voor preventief onderhoud. Tenslotte willen we hier ook een prototype tool ontwikkelen, eventueel met draadloze toegang tot het treinplatform.
Deze ontwikkelingen, in C/C++ of Java, zullen dan getest kunnen worden op een aangepast netwerk dat de treinomgeving emuleert in een laboratoriumomgeving.
De thesis zal in nauw contact met Televic NV verlopen (www.televic.com). Als voorbereiding is ook een stage bij Televic mogelijk.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB02_fig.gif
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Philippe De Neve |
Begeleider 2: | Joachim Baten |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Videostromen worden als maar complexer, en moeten over steeds complexere netwerken verstuurd worden. Een hoge-definitie video stroom kan samen met meta-data, audio, etc. binnen een woning zowel draadloos als via de “Ethernet-over-power” getransporteerd worden naar televisietoestellen, media entertainment systemen of PCs. Een van de nadelen van de “Internet” aanpak voor deze stromen is dat karakteristieken van het onderliggende netwerk via het lagensysteem niet meer ter beschikking is van de applicatie (i.e. de video streamer).
Langs de andere kant zijn de vereisten van de eindgebruikers voor “Quality of Experience” juist bijzonder hoog. Binnen het video-onderzoek zijn we daarom op zoek naar methoden om video te transporteren op een “intelligente” manier, die rekening houdt met zowel de vereisten van de applicatie, als met de karakteristieken van het netwerk.Binnen deze thesis willen we een nieuwe aanpak onderzoeken waarbij een meerkanaals multimedia op een component-gebaseerde manier kan geconfigureerd en aangestuurd worden. Naast het design van een flexibele sofware-architectuur voor deze streamer zal binnen deze thesis gekeken worden naar de ontwikkeling van een aantal representatieve componenten (bvb. voor het aanpassen van een stream aan de beschikbare bandbreedte, multicast-ondersteuning, herzenden van pakketten afhankelijk van hun belangrijkheid, Forward Error Correction, etc.). Naar het netwerk toe zal specifiek aandacht gaan naar nieuwe transportprotocollen (bvb. DCCP, SCTP, …) en eventueel naar videotransmissie over draadloze netwerken.
Deze thesis zal dus toelaten om kennis te maken met verschillende aspecten van video-streaming over pakketgebaseerde netwerken.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB03_fig.gif
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Philippe De Neve |
Begeleider 2: | Joachim Baten |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Als onderdeel van het onderzoek van het gedrag van multimedia op computernetwerken beschikken we binnen het laboratorium over een uitgebreid testbed voor het testen van video. Dit platform laat toe om het stromen van trafiek afkomstig van tal van streamers en codec implementaties over om het even welk testsysteem te automatiseren. Spijtig genoeg ligt dit voor de resultaatanalyse totaal anders. Video analyse is een complex probleem en vergt een complex set van omzettingen en berekeningen om conclusies te kunnen trekken.
Bovendien zijn veel van de metrieken die voor dit onderzoek beschikbaar zijn gericht naar het evalueren van het netwerk of van de kwaliteit van stilstaande beelden. Er is dus nood aan een framework om video- en netwerkkarakteristieken beter te correleren en evalueren.Binnen deze thesis zal gekeken worden naar de uitbreiding van het videotestbed om analyses automatisch te kunnen uitvoeren, maar ook naar het ontwikkelen van componenten om de analyse correcter te maken (bvb. door de correlatie van verschillende metrieken). Dit houdt in dat moet gezocht worden naar methoden om alle componenten van het video testbed op elkaar af te stemmen (via het design van een “middleware” controle laag). Ook nieuwe componenten en algoritmes, die bvb. zelf analyses uitvoeren of kennis uit het platform aggregeren, zullen binnen deze scriptie aan bod komen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB04_fig.gif
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Wouter Tavernier |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze thesis is om een derde soort simulator te ontwikkelen, gebaseerd op een zgn. “fluid-model” methode. Hierbij worden stromen apart beschouwd, maar in plaats van pakket-per-pakket te simuleren bekijken we enkel de ogenblikken waar “iets” op het netwerk verandert (aankomst van een stroom, stoppen van een stroom, breken van een netwerkverbinding, …). Als praktische houvast zal gekeken worden naar de evaluatie van nieuwe architecturen voor toegangsnetwerken die nu volop in ontwikkeling zijn en die mogelijk de basis vormen van de digitale televisie en gaming diensten van de toekomst.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB05_fig.gif
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Wouter Tavernier |
Contactpersoon: | Steven Van den Berghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De nieuwste ontwikkelingen op Ethernet netwerken laten toe om het ook als technologie voor toegangs- en zelfs transmissienetwerken te gebruiken. Als deel daarvan worden er ook voorzieningen toegevoegd voor traffic engineering. Dit houdt in dat verschillende kwaliteitsniveaus ondersteund worden, snelle herroutering voorzien wordt voor belangrijke verbindingen, eventueel balancering van het gebruik, etc.
Voor
veel van deze traffic engineering algoritmen vertaalt dit zich in
complexe optimalisatieproblemen. Langs de andere kant willen operatoren
dat dit netwerk ook flexibel is en dat de impact van nieuwe
technologieën snel geëvalueerd kan worden. Vandaar dat we nood hebben
aan nieuwe en flexibele heuristieken om netwerkconfiguraties te
berekenen. Binnen deze thesis willen we ons vooral concentreren op het
gebruik van evolutionaire (en verwante) algoritmes voor GMPLS gestuurde
Ethernet netwerken.
Binnen deze thesis zal in de eerste plaats gekeken worden naar het voorstellen van de verschillende controlemethodes van volgende generatie ethernet netwerken in telecom optimalisatie software. Daarna wordt gekeken hoe de traffic engineering algoritmes kunnen voorgesteld worden in de verschillende beoogde heuristieken (o.a. differentiële algoritmes, immuunsysteem-gebaseerde algoritmes, prooi-roofdier modellen, enz).
De belangrijkste uitdagingen in deze scriptie zijn:
Naast de mogelijkheid om kennis te maken met niet voor de hand liggende heuristieken, laat deze thesis toe om ervaring op te verwerven met het ontwikkelen van JAVA optimalisatiesoftware in een telecom omgeving.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/SVDB06_fig.gif
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 2: | Annelies Bockstael |
Contactpersoon: | Dick Botteldooren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Het middenoor is een mechanisch systeem dat bestaat uit een aantal relatief starre elementen: hamer, aambeeld en stijgbeugel, en een aantal niet lineaire veertjes: de spiertjes waarmee de starre elementen op hun plaats worden gehouden. Dit systeem is aan de ene kant verbonden met het trommelvlies, aan de andere kant met het binnenoor. Ook de luchtgevulde caviteit waarin deze elementen zich bevinden heeft een belangrijke invloed op de beweging van het trommelvlies. Verschillende onderzoeksgroepen hebben modellen ontwikkeld voor de beweging van de onderdelen van het middenoor (zie het www). Meestal is men geïnteresseerd in de transmissiekarakteristiek. Bij het modelleren van de gehoorgang, bijvoorbeeld bij de studie van het effect van oordoppen, oorkappen of communicatiesystemen, is vooral de impedantie gezien vanuit de gehoorgang nodig.
Dit afstudeerwerk heeft tot doel een geschikt tijdsdomein model te ontwikkelen voor de beweging van het middenoor en dit te reduceren tot een vorm die bruikbaar is bij het simuleren van het akoestisch gedrag van de gehoorgang en de onmiddelijke omgeving van de oorschelp. Daartoe zullen onderdelen van het systeem vervangen worden door equivalente elektrische componenten en/of (digitale) filters. De mate waarin meer nadruk gelegd wordt op mechanisch dan wel elektronisch modelleren hangt af van de achtergrond en interesse van de student die dit onderwerp kiest. Dit afstudeerwerk kadert in een breder initiatief dat tot doel heeft de gehoorgang afgesloten met een oordop grondig te modelleren, maar heeft een breder perspectief dan enkel dit ene project.
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Bart Lannoo |
Contactpersoon: | Bart Lannoo |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De dag van vandaag bestaan de meeste toegangsnetwerken uit DSL of Cable netwerken, maar in de toekomst zullen die meer en meer vervangen worden door Fiber to the Home. Deze trend is nu al duidelijk merkbaar in bepaalde Aziatische landen (Japan, Zuid-Korea, Hong Kong), en ook in Amerika en bepaalde Europese landen is de introductie van FTTH al ingezet.
Een
belangrijke technologie hierbij zijn de zogenaamde Passive Optical
Networks (PONs). Dit zijn point-to-multipoint verbindingen die gebruik
maken van passieve splitters en couplers waardoor geen actieve
elementen nodig zijn tussen de centrale (waar de Optical Line Terminal
of OLT zich bevindt) en de gebruikers (die aangesloten zijn op een
Optical Network Unit of ONU). Daarnaast kan de optische vezel die uit
de centrale vertrekt geshared worden door meerdere gebruikers. Een
belangrijke onderzoekscomponent in dergelijke netwerken is de
toekenning van de upstream bandbreedte. In upstream moeten de
verschillende gebruikers de bandbreedte zo goed mogelijk verdelen
zonder dat er conflicten optreden.
In deze thesis zullen we ons beperken tot de Ethernet PONs (EPONs), en hiervoor werden al verschillende dynamic bandwidth allocation (DBA) algoritmes ontwikkeld (IPACT, DGP, DEB-GPS, DBA for multimedia, DBA for QoS,...). In deze thesis zullen dergelijke algoritmes vergeleken worden, en kunnen mogelijke uitbreidingen voorgesteld worden (oa rekening houdend met stijgende bandbreedte in de toekomst).
Hiervoor zal een simulatieomgeving opgezet worden, waarbij bv gebruik gemaakt wordt van NS-2, een netwerksimulator waar eenvoudig modules kunnen toegevoegd worden om de OLT en ONU’s te implementeren, dit samen met de te bestuderen DBA algoritmes. Deze thesis zal een dieper inzicht geven in FTTH netwerken (en meerbepaald PONs), die toch kunnen beschouwd worden als de toegangsnetwerken van de toekomst.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP01_fig.jpg
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Bart Lannoo |
Begeleider 2: | Jan Van Ooteghem |
Contactpersoon: | Bart Lannoo |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Wereldwijd onderzoeken meer en meer treinmaatschappijen hoe ze Internettoegang zouden kunnen aanbieden aan hun passagiers. In Zweden, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada ... kun je al op bepaalde spoorlijnen surfen, e-mail versturen, ... Ook op de Thalys tussen Amsterdam en Parijs is er al één piloottrein met draadloze toegang (WiFi-technologie) aan boord.
Om dergelijke en in de toekomst nog krachtiger netwerken uit te bouwen zijn er twee belangrijke factoren die in rekening moeten gebracht worden: de technologische mogelijkheden en de economische aspecten. Welke applicaties wil men op de trein gebruiken en via welke technologie kan men dit aanbieden ? Wat het laatste betreft, heeft men ruwweg de keuze tussen satellite of cellular (GPRS, UMTS, ...). Op economisch vlak zijn enerzijds de kosten (zowel installatie als operationele kosten) van belang, en anderzijds de inkomsten (wat willen klanten voor welke applicatie ?). Hieruit kan dan een geschikt business model gedistilleerd worden.Het uiteindelijke doel van deze thesis is om via een techno-economische studie te komen tot een business model voor Internet op de trein. Op technisch vlak moet rekening gehouden worden met nodige bandbreedte (video-on-demand,...), maximale delay (voice-over-IP, online gaming,...),... Uit de vereisten opgelegd door de verschillende applicaties, kan men dan tot de meest geschikte technologiekeuze komen, ook rekening houdend met de bijhorende kosten. Hierbij kunnen bv. ook extra requirements opgelegd worden voor protocollen die nu nog binnen de vakgroep ontwikkeld worden.
Vanuit economisch oogpunt, zijn naast de reeds aangehaalde kosten, ook de gegenereerde inkomsten van belang. Hiervoor kunnen verschillende prijszettingstrategieën in overweging worden genomen (bv. meteen doorrekenen in de vervoersbewijzen, flat rate per minuut,...)
Deze thesis zal in nauwe samenwerking verlopen met lopende IBBT-projecten. Deze zullen ook zorgen voor de nodige inputinformatie zorgen. De uiteindelijke analyse dient een duidelijk inzicht te geven in de kosten en opportuniteiten van de technologie.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP02_fig.jpg
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Bart Puype |
Begeleider 2: | Dimitri Staessens |
Contactpersoon: | Bart Puype |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Voor de realisatie van breedbandnetwerken worden vele technologieën ingezet; zo ook voor de backbone-netwerken van het Internet. Een lagenvoorstelling van een meerlaags breedbandnetwerk laat toe een logische scheiding tussen deze technologieën (b.v. Ethernet / SDH / optische transmissie) te maken.
Bovendien is de breedbandmarkt gefragmenteerd over vele economische spelers. Vaak heeft men de keuze uit verscheidene providers, en meestal passeert verkeer over het Internet doorheen de netwerken (domeinen) van verscheidene derde partijen, alvorens de bestemming te bereiken. Meerlaagse multi-domein netwerken zijn dus een feit.
Oorspronkelijk waren deze domeinen volledig afgescheiden en enkel (op IP-niveau) geïnterconnecteerd in grote Internet knooppunten. Standaardisatie van meerlaagse en multi-domein signalisatie heeft er echter recent voor gezorgd dat een bepaalde mate van informatie-uitwisseling tussen lagen en domeinen mogelijk is.
Dit onderzoek kadert in een Europees project “NOBEL”, waarin grote Europese netwerkoperatoren, apparatuurleveranciers en onderzoeksinstellingen de krachten bundelen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP03_fig.gif
Het doel is het ontwerpen van een routeringsalgoritme geschikt voor de nieuwe situatie van (gedeeltelijk) geïntegreerde lagen (binnen één domein) en domeinen (over het Internet). Hierbij zal onderzocht worden in welke mate informatie uitwisseling tussen verschillende lagen en domeinen nodig en wenselijk is, en hoe deze kan worden gebruikt om een verkeersstroom op een optimalere manier door deze lagen en domeinen te routeren. Een te grote mate van uitwisseling zorgt echter voor een overdaad aan informatie aangeboden aan het routeringsalgoritme, wat één van de historische redenen is achter de afscherming van domeinen. Een andere reden om de uitwisseling te beperken is van economische aard, waarbij een provider b.v. liever niet de topologie van zijn netwerk prijsgeeft aan anderen.
Van het ontworpen routeringsalgoritme zal een software-implementatie worden gemaakt, waarmee dan dmv. simulatieresultaten de performantie van het algoritme kan worden getest en eventueel opgedreven.Promotor 1: | René Boel |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Dimitri Staessens |
Begeleider 2: | Davy De Winter |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De hedendaagse architectuur van het Internet is verdeeld over meerdere domeinen, die beheerd worden door verschillende operatoren. Deze operatoren hanteren verschillende paradigma’s betreffende het ontwerp, de gebruikte technologie en beheer van hun netwerk. Gezien het confidentiële karakter, is een operator meestal niet bereid om topologie en technologische details van zijn netwerk aan andere operatoren bekend te maken.
De meest kritische component om overleefbare verbindingen op te zetten in een dergelijke omgeving zijn de gateways. Dit zijn de routers die verschillende domeinen met elkaar in verbinding stellen.
Binnen de INTEC-vakgroep is er een uitgebreid testlabo, genaamd ATLANTIS, waar nieuwe technologieën kunnen worden geïmplementeerd en geëvalueerd.
Dit
onderzoek kadert in een Europees project “NOBEL”, waarin grote Europese
netwerkoperatoren, apparatuurleveranciers en onderzoeksinstellingen de
krachten bundelen.
Doelstelling van de scriptie is de implementatie van extensies van het MPLS protocol voor snelle overschakeling tussen verschillende gateways. Concreet wordt hiervoor het CLICK modular router systeem gebruikt. Dit is C++-software die toelaat om een virtuele router op te bouwen op een linux-machine en er componenten van aan te passen naar eigen wensen. Voor meer informatie: http://pdos.csail.mit.edu/click/ .
Daarna worden verschillende testen gedaan met het protocol qua robuustheid, switchover tijden, etc. om tot een objectieve evaluatie van de mogelijkheden van het ontworpen protocol te komen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP04_fig.JPG
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Jan Van Ooteghem |
Contactpersoon: | Jan Van Ooteghem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De muziekindustrie zit al enkele jaren in een economische crisis. De business modellen van de platenmaatschappijen werken niet meer. De cd verkoop zit al een tijdje in het slop. Tussen producent en consument zit er momenteel bij de grote labels een log distributiesysteem met een groot aantal partijen, zoals platenlabels, managers, verdelers, winkels, enz. wat zorgt voor kleine marges. Bovendien steunt dit systeem alleen op de fysieke verdeling van muziek. De nieuwe trend die deze situatie revolutionair kan veranderen is het aanbieden van muziek via het world wide web. Op deze manier wordt het distributiesysteem verkort, is er geen fysieke drager meer nodig en vergroten de marges. De consument wil meer en meer zelf bepalen waar hij/zij naar luistert, van thuis uit de muziek kiezen die hij/zij wil, op welk moment dan ook. Het grootste probleem momenteel is dat de online muziekwinkels niet alle muziek kunnen aanbieden van alle artiesten doordat niet alle platenlabels samenwerken met de aanbieders.
Het doel van de thesis is om te onderzoeken hoe een nieuwe world wide online music store zou kunnen gerealiseerd worden. De store zou een gecentraliseerd systeem b
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP06_fig.jpg
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Jan Van Ooteghem |
Contactpersoon: | Jan Van Ooteghem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het digitale tijdperk zorgt er voor dat we meer en meer in contact komen met digitale informatie. Als we kijken naar de entertainment sector, de communicatiesector, gezondheidszorg of de financiële wereld, komen we al geregeld in aanraking met digitale informatie en beheerst dit zelfs al een deel van ons leven. De waarde van deze informatie neemt ook continu toe naarmate het aantal fysische kopieën verdwijnt ten voordele van digitale documenten die mobieler en gemakkelijker bereikbaar zijn en zeer lang kunnen worden bewaard.
Het
My World concept zorgt ervoor dat je vanuit gelijk welke plaats ter
wereld, met gelijk welk device toegang kan krijgen tot al je digitale
documenten. Daarin kunnen entiteiten worden gedefinieerd zoals Mijn
Familie, Mijn Dokter, Mijn Bank en worden uw objecten bijgehouden in
Mijn Muziek, Mijn Medische Gegevens, Mijn Contracten, enz. Alle
documenten en data blijven staan op servers bij de overheid, banken,
ziekenhuizen, … . Door gebruik te maken van een nieuwe methode voor het opslaan van informatie, namelijk
Het doel van de thesis is het opstellen van een volledig business model voor het My World concept. Een mogelijk aandachtspunt hierbij zijn bv. de security aspecten. Persoonlijke informatie zoals bankgegevens, medische records, foto’s en dergelijke moeten worden beschermd en mogen alleen worden bekeken door de persoon zelf of anderen die toestemming gekregen hebben van de betrokkene. Daarom zou het interessant zijn om een afweging te maken tussen de kost om gevoelige informatie te beschermen en de winst die de krakers ermee kunnen doen (vb. het verkopen van gegevens aan marketingondernemingen voor reclamecampagnes).
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP07_fig.jpg
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Jan Van Ooteghem |
Begeleider 2: | Sofie Verbrugge |
Contactpersoon: | Jan Van Ooteghem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De telecommarkt kent een groot aantal spelers. Klanten, operatoren, service providers, regulatoren, … hebben allemaal hun eigen visies en behoeften. Al deze actoren spelen in op elkaar en zorgen ervoor dat de telecom markt een zeer dynamisch verloop kent dat moeilijk te voorspellen is.
De speltheorie is een theorie die toelaat om strategische situaties zoals conflict en samenwerking te modelleren en simuleren. Rekening houdend met het verwachte gedrag van zijn tegenspelers, tracht elke speler een voor zichzelf zo gunstig mogelijke strategie te ontwikkelen. Dit gebeurt aan de hand van een pay-off matrix waarbij de strategieën van beide spelers worden uitgezet en de consequenties voor beide spelers worden weergegeven. Hieruit kan men dan ofwel de beste strategie bepalen voor elke speler onafhankelijk van de anderen (dominante strategie) of de beste strategie kiezen rekening houdend met het gedrag van de andere speler (het Nash equilibrium).
Het doel van dit afstudeerwerk bestaat erin enkele belangrijke interacties op de telecommarkt te modelleren en simuleren aan de hand van de speltheorie. Dit omvat het identificeren van de betrokken spelers en hun strategie. Aan de hand daarvan kan gekeken worden hoe de complexe interacties tussen de verschillende actoren verlopen en wat de mogelijke (al dan niet suboptimale) marktimplicaties kunnen zijn indien beide spelers hun strategieën zullen optimaliseren, rekening houdend met de strategieën van de medespelers.
Een voorbeeldcase zou kunnen zijn de interactie tussen de verschillende spelers op de markt voor digitale televisie in België. Belgacom en Telenet zijn de enige aanbieders op dit moment. Zij zullen continu kijken welke diensten de concurrent aanbiedt, tegen welke prijs, voor welke klanten, welke thema’s … . Afhankelijk van deze beslissingen zal de ene een gelijke/ andere strategie voeren indien hij zijn winst kan opdrijven of klanten van de concurrent kan afsnoepen. Deze beslissingen kunnen gemodelleerd worden aan de hand van speltheorie.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP08_fig.jpg
Promotor 1: | René Boel |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Koen Casier |
Begeleider 2: | Sofie Verbrugge |
Contactpersoon: | Koen Casier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Bij
het vergelijken van twee alternatieve netwerk-technologieen, zoals
ethernet en SDH, wordt traditioneel een vergelijking gemaakt van de
kosten voor het aanschaffen van de apparatuur in beide g
Doel van de scriptie is te onderzoeken tot welke vereenvoudigingen in de operationele processen deze extra SDH-functionaliteit zal aanleiding geven. In eerste instantie zullen de twee technologieën grondig bestudeerd worden en zullen de processen waarin vereenvoudigingen mogelijk zijn geїdentificeerd worden. In een tweede instantie zal dan een alternatieve modellering voor deze processen opgesteld worden, rekening houdende met de impact die te verwachten is van deze extra functionaliteit.
Deze
modellering moet dan toelaten om een kostenvergelijking van een
realistisch netwerkscenario te bepalen, waarin zowel de vaste kosten
(apparatuur) als de operationele kosten voor het opzetten en
onderhouden van een netwerk in het g
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Pieter Audenaert |
Begeleider 1: | Pieter Audenaert |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In logistieke termen spreekt men van multimodaal transport als dit transport meerdere modi omvat, zoals binnenscheepvaart, wegtransport, spoorweg, zeevaart,… Multimodaal transport neemt aan belang toe, vooral in Vlaanderen, omwille van het bereiken van de verzadiging van de klassieke transportmodi. Ook kan het beter op mekaar afstemmen van de diverse trajecten leiden tot een substantiële kostreductie, en dus de competitiviteit van ons logistieke apparaat verbeteren, om zo de aantrekkelijkheid van de regio als logistieke hub te versterken en tegelijk de druk op traditioneel wegtransport en de bijhorende files te verlichten.
In het kader van het IBBT-onderzoeksproject “MultiTr@ns” gaan een vijftal Vlaamse bedrijven en vier onderzoeksinstellingen samen werken aan een nieuw gewestelijk logistiek softwareplatform. Dit platform zal een doorbraak realiseren in de communicatie tussen meerdere logistieke spelers: de producenten (leveraars van goederen), de transportfirma’s en de eindverkopers (zoals grootwarenhuizen). Het doel van het project is om een aantal componenten van de logistieke keten te integreren met de belangrijkste deelnemers aan een multimodaal transport. Het project zal dit realiseren via een Proof of Concept van een open communicatieplatform, gespreid over de logistieke keten, op basis van een intelligente infrastructuur.Doel van de scriptie is het uitwerken van een generische planningscomponent. Er dienen daarvoor vernieuwende algoritmen uitgedacht te worden, waarmee een goede logistieke keten (kost vs. snelheid, ev. rekening houdend met file-predictiemodellen) dynamisch kan uitgerekend of aangepast worden.
De opdracht bestaat in de eerste plaats uit het ontwerp en implementatie van de basis-algoritmen voor de planningscomponent, waarmee een logistieke keten kan uitgerekend worden. Snelle code is hierbij een primaire vereiste, vanwege de hoge eisen die door de gebruikers zullen gesteld worden.
Naast deze basisopdracht moeten er een aantal uitbreidingen worden voorzien: het dynamisch aanpassen van voorgestelde routes (vb. door files onderweg), uitbreiding van de algoritmen tot snelle heuristieken, etc. ...
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP12_fig.jpg
Promotor 1: | Jan Vandewege |
Begeleider 1: | Ir. Bert de Mulder |
Begeleider 2: | Ir. Els de Backer |
Contactpersoon: | Ir. Bert de Mulder |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Ruth Van Caenegem |
Contactpersoon: | Ruth Van Caenegem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Nationale en Internationale projecten bundelen de expertise van tal van bedrijven en onderzoeksinstellingen in onderzoek naar toekomstige optische netwerktechnologieën. In het kader van het Europese project “LASAGNE”, leidt onze vakgroep de studies over de netwerkmogelijkheden van een gloednieuw en uitdagend onderzoeksdomein, All Optical Label Switching (AOLS).
AOLS Netwerken transporteren data met behulp van optische pakketten waarbij zowel de payload (bevat de data van het pakket) als het label (bevat de routeringsinformatie) in het optische domein verwerkt worden. Hoewel deze netwerken een logische stap lijken in de evolutie van transmissie-netwerken, is het onderzoek veel uitdagender dan op het eerste zicht gedacht. De elektronische routeringstabel is immers vervangen door een set correlators, flipflops en optische vertragingslijnen waarvan de grootte van de set groeit met het aantal mogelijke paden (LSPs) door de knoop. Inderdaad, de optische hardware is labelspecifiek en elk verschillend label vereist individuele componenten. Tot voor kort werden twee pakketten met een verschillende label elk via een andere weg gerouteerd en bereikten ze hun bestemming op basis van een “best-effort”-service in het Internet.
Voor de recente explosie aan diversiteit en rijkheid van toepassingen, is deze eenvoudige “iedereen gelijk”-routeringsaanpak echter niet meer voldoende. Deze problematiek waarin we pakketten onderverdelen in verschillende service-klassen wordt gegroepeerd onder de naam Quality of Service (QoS). Opdat AOLS een volwaardige kandidaat kan worden voor het dragen van het telecommunicatieverkeer van morgen, dient het QoS op een of andere manier te ondersteunen, met minstens dezelfde garanties als bestaande oplossingen. In het onderzoek naar hoe we QoS en AOLS kunnen verenigen, komen we ook hier de typische AO problemen tegen: een beperkt aantal labels met beperkte lengte, het gebrek aan optische buffers, de nog prille zoektocht naar de volledig optische uitvoering van intelligentie voor het toewijzen buffers en back-up capaciteiten.
Het doel van deze thesis is na te gaan wat de invloed is van de besproken optische beperkingen op de mogelijkheden van AOLS om QoS te voorzien. In eerste instantie lijkt een dimensioneringsstudie van de AOLS-knopen, in geval QoS bits worden toegevoegd aan de optische label, aangewezen. De ontwikkeling van een gepast routeringsalgoritme dat een minimalisatie van de AOLS-blok dimensies beoogt bij het routeren van pakketten uit verschillende QoS klassen kan een meerwaarde bieden bij het optimaliseren van de AOLS-block dimensies. Bijkomend kan het in kaart brengen van hoe de routering wordt beïnvloed door de installatie van grotere/kleinere (gestandardiseerde) AOLS-knopen interessant zijn.
figuur http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP13_fig.JPG
Promotor 1: | Jan Vandewege |
Begeleider 1: | Dr. Ir. Johan Bauwelinck |
Begeleider 2: | Ir. Cedric Melange |
Contactpersoon: | Johan Bauwelinck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Jan Vandewege |
Begeleider 1: | Ir. Koen Van Renterghem |
Begeleider 2: | Ir. Bart Baekelandt |
Contactpersoon: | Ir. Koen Van Renterghem |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Mario Pickavet |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Sofie Verbrugge |
Begeleider 2: | Koen Casier |
Contactpersoon: | Sofie Verbrugge |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Naast de kost voor het opbouwen van een telecom netwerk (aankopen en installeren van apparatuur), is er ook een grote kost geassocieerd aan het operationeel houden van het netwerk. Het netwerk operationeel houden omvat onderhoud, reparaties in geval van een fout , het opzetten van nieuwe services, het factureren van de klanten, enz. De kost ervan is een operationele kost (opex) voor de netwerkoperator en wordt in belangrijke mate bepaald door de loonkost van het personeel.
De operationele kost is op die manier sterk afhankelijk van de bedrijfsorganisatie bij de operator, bv. aantal en locatie van de interventieploegen voor het uitvoeren van reparaties, aantal personen voor de bemanning van de helpdesk, enz.
Het
contract tussen een netwerkoperator en een klant bevat steeds een
zogenaamde Service Level Agreement (SLA), die bepaalt welk niveau van
service de klant van de operator kan verwachten. Indien de operator
deze afspraken niet nakomt, dan dient hiervoor een strafkost (penalty)
te worden betaald, wat uiteraard leidt tot hogere kosten voor de
operator. We kunnen het onderscheid maken tussen een service assurance
SLA, die aangeeft welke beschikbaarheid het netwerk zal hebben, bv. max
downtime in geval van een fout en een service delivery SLA, die bv.
aangeeft wat de maximale tijd is waarbinnen een service moet kunnen
worden opgezet.
Het doel van deze scriptie is het onderzoeken van de impact van de bedrijfsorganisatie van de netwerkoperator of service provider op de operationele kosten om het netwerk draaiende te houden.
- Voor de studie van de operationele kosten zal vertrokken worden van een activiteitsgebaseerd kostenmodel, zie bijgevoegde figuur voor een illustratie in het geval van het prijszetttingsproces (pricing and billing).
- De verschillende aspecten van een SLA tussen netwerkoperator en klant zullen worden bestudeerd uit de literatuur en uit informatie uit lopende onderzoeksprojecten.
- De parameters die de operationele kosten beinvloeden (geografische verspreiding, bereikbaarheid van de locaties,…) zullen bepaald worden en op basis daarvan zullen verschillende mogelijke organisaties (aantal, locatie, grootte van interventieploegen, …) vergeleken worden wat betreft kostprijs om zo de impact van de service assurance SLA te kwantificeren.
- De verschillende aanvragen tot opzetten van een netwerkservice zullen gemodelleerd worden (bv. via wachtlijnsysteem), zodat kan worden bepaald hoeveel personeel nodig is om aan alle aanvragen te kunnen voldoen. Daarna zal een trade-off worden gemaakt tussen de kost om de eisen voor het opzetten van een service uit de service delivery SLA en de penalties die moeten betaald worden als ze niet gehaald worden.
- De studie zal concreet gemaakt worden aan de hand van een realistisch netwerkscenario, bijvoorbeeld een Duits referentienetwerk met gekende topologie, netwerkequipment en trafiek.
Op het einde van de studie zullen enkele algemene richtiljnen worden afgeleid voor een geschikte organisatie van een netwerkoperator met het oog op het minimaliseren van de operationele kosten.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/MP14_fig.jpg
Promotor 1: | Jan Vandewege |
Begeleider 1: | Ir. Dieter Verhulst |
Begeleider 2: | Ir. Pieter Demuytere |
Contactpersoon: | Ir. Dieter Verhulst |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Jan Vandewege |
Begeleider 1: | Dr. Ir. Peter Ossieur |
Begeleider 2: | Ir. Tine de Ridder |
Contactpersoon: | Dr. Ir. Peter Ossieur |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Dries Naudts |
Contactpersoon: | Dries Naudts |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van de thesis is het grondig analyseren en bestuderen van de huidige technieken die gebruikt worden voor bandbreedte schatting in bedrade en draadloze omgevingen. Na de analyse, wordt er van de student verwacht enkele van zulke technieken te implementeren met behulp van de Click Modular Router software. Hij zal vervolgens een wireless mesh testbed opzetten en metingen uitvoeren op dit testbed, met de bedoeling de bandbreedte schatting technieken te verifiëren en te optimaliseren.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM01_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Wim Vandenberghe |
Contactpersoon: | Filip De Greve |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Draadloze mesh netwerken zijn de laatste jaren een grote voedingsbron voor onderzoek. Een mesh, of multipoint-to-multipoint netwerk, is een draadloos netwerk dat bestaat uit verschillende nodes, die met elkaar kunnen communiceren. Elke node fungeert als router/repeater die het netwerkverkeer doorstuurt naar alle nodes binnen zijn bereik. Het voordeel van zulke netwerken is dat ze zelf-vormend, zelf-helend en zelf-balancerend zijn. Net als in andere netwerken is het in draadloze mesh netwerken belangrijk dat Quality of Service (QoS) kan worden aangeboden aan de gebruikers.
Wegens het dynamische karakter van wireless mesh netwerken, zal een draadloze link tussen twee nodes geen constante kwaliteit hebben zoals een bedrade link. Hoe hoger de kwaliteit van het draadloze medium, hoe hoger de bitrate van de link gekozen kan worden zonder aanzienlijke stijging van het pakketverlies. Het is dan ook belangrijk om in een mesh netwerk de throughput te maximaliseren door vooral de links met hoge bitrate te gaan gebruiken.
Er zijn bepaalde technieken voor automatische link rate adaptation (throughput-based, frame error rate, received signal strength measurements,…), echter deze leiden niet allemaal tot hezelfde resultaat, afhankelijk van de beschouwde korte en lange termijn draadloze effecten. Verder onderzoek is nodig naar link rate adaptation algorithms in wireless mesh netwerken.Het doel van de thesis is het grondig analyseren en bestuderen van de huidige technieken die gebruikt worden voor link rate adaptation in wireless omgevingen. Na de analyse, wordt er van de student verwacht enkele van zulke technieken te implementeren met behulp van de Click Modular Router software (vertrekkende eveneens van een aantal bestaande link rate adaptation algorithms in Click Modular Router). Hij zal vervolgens een wireless mesh testbed opzetten en metingen uitvoeren op dit testbed, met de bedoeling de link rate adaptation technieken te verifiëren en te optimaliseren.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM02_fig.gif
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Piet Verhoeve (Televic) |
Begeleider 1: | Bart Jooris |
Contactpersoon: | p.verhoeve@televic.com |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
In het verleden werden reeds de netwerktechnologieën (RF-ID, Bluetooth, WiFi, Zigbee, etc.) uitgetest waarvan de resultaten ter beschikking zijn. Deze scenario's gingen echter uit van een beperkte mobiliteit van de patiënt (in of uit ontvangstbereik). Dit jaar is het de bedoeling om verhoogde mobiliteitsscenario's te gaan onderzoeken waarbij de patiënt niet alleen met zijn basisstation thuis kan connecteren, maar ook met een ander toegangspunt (voorbeeld bij familie of in een station) of zelfs via GSM/GPRS een verbinding kan opzetten om permanent in verbinding te blijven. Het is concreet de bedoeling om na te gaan welke netwerkoplossingen er vandaag ter beschikking zijn om dergelijke systemen te bouwen en in samenspraak een concrete netwerkimplementatie van enkele mobiliteitsscenario's te realiseren op PDA/ smartphone of ander toestel.
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Jeroen Hoebeke |
Begeleider 2: | Gerry Holderbeke |
Contactpersoon: | Jeroen Hoebeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Momenteel heeft de vakgroep een PN testbed, bestaande uit een aantal laptops en vaste machines, waarin een volledige oplossing voor Persoonlijke Netwerken geïmplementeerd is. Deze implementatie is grotendeels gebeurd in Click Router, een modulaire en flexibele software router, en omvat een eenvoudige Universele ConvergentieLaag (UCL). Verder bevat de implementatie ook een eenvoudige GUI voor de configuratie van de devices in het PN. Het doel van deze scriptie is om de ondersteuning van mobiliteit (het bewegen van een cluster) te verbeteren door enerzijds de UCL uit te breiden en anderszijds on-the-fly herconfiguratie van Click Router componenten bij mobiliteit mogelijk te maken. De uitbreiding van de UCL kan onder meer het volgende omvatten: detectie van interfaces die toegang tot Internet bieden (context), verbeterde ondersteuning van gateway functionaliteit, detectie van mobiliteit (bv. verandering in access point, verandering van publieke IP, interactie met DHCP...), on-the-fly herconfiguratie bij interface veranderingen... Tenslotte zal de GUI uitgebreid moeten worden om een beter beheer van de UCL (informatie over interfaces, selectie van gateway interface, interface functionaliteit, kost...) en ondersteuning van mobiliteit (gebruikersinformatie, gebruikersvoorkeuren...) toe te laten en zal de performantie van de mobiliteitsmanagement-oplossing geëvalueerd worden.
figuur http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM04_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Jeroen Hoebeke |
Begeleider 2: | Gerry Holderbeke |
Contactpersoon: | Jeroen Hoebeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Momenteel heeft de vakgroep een PN testbed, bestaande uit een aantal laptops en vaste machines, waarin één mogelijke combinatie voor de intra-cluster en inter-cluster routering geïmplementeerd is. Deze implementatie is gebeurd in Click Router, een modulaire en flexibele software router. De vakgroep beschikt reeds over de implementatie van twee ad hoc routeringtechnieken. Het doel van deze scriptie is om een derde routeringcomponent te implementeren. Vervolgens wordt er van de student verwacht om te onderzoeken welke combinaties van intra-cluster en inter-cluster routering geschikt zijn en wat de performantie van deze combinaties is (vertrekkend van de drie mogelijke routeringstechnieken). Hiervoor zal de bestaande testbedimplementatie moeten uitgebreid, verbeterd en geanalyseerd worden. Het einddoel is om te komen tot een meer generieke routeringsarchitectuur die al deze mogelijke oplossingen aanbiedt (multi-mode) en waarbij, afhankelijk van de eisen van de gebruiker, gekozen kan worden voor één bepaalde combinatie van intra-cluster en inter-cluster routering.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM05_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Tom Van Leeuwen |
Contactpersoon: | Tom Van Leeuwen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De plaatsing van antennemasten in een verstedelijkt landschap is een zware financiële last die operatoren van mobiele netwerken moeten ondergaan, zeker nu de trend naar steeds kleinere cellen zich doorzet om aan de toenemende vraag naar bandbreedte te kunnen voldoen. Vandaar dat het van groot belang is dat de netwerkplanning zo efficiënt mogelijk gebeurt en dat de dekking zo goed mogelijk is om voldoende Quality of Service te kunnen garanderen aan de gebruikers.
Huidige draadloze netwerkplanningsstudies van operatoren houden echter weinig of geen rekening met de bewegingsdynamiek van hun gebruikers. Het gevolg is een suboptimale inplanting van anntennemasten waardoor de operatoren jaarlijks talloze euros mislopen.
In de vakgroep werd reeds een JAVA mobiliteitssimulator ontwikkeld die op realistische manier het gedrag van voertuigen kan simuleren op een bepaald stadsplan. In deze thesis is het de bedoeling deze bewegingssimulator uit te breiden met een een netwerkplanningstool voor microcellulaire UMTS netwerken, rekening houdend met het verwachte bewegingspatroon van de gebruikers, en te vergelijken met een klassieke benadering. Het bijhorende planningsalgoritme moet ervoor zorgen dat op elk ogenblik er aan zo veel mogelijk bandbreedteaanvragen kan worden voldaan en dat de lopende connecties niet onderbroken worden door de frequente handovers tussen basisstations. Dit alles uiteraard met zo laag mogelijke kost voor de draadloze operator.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM06_fig.gif
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Jeroen Hoebeke |
Begeleider 2: | Gerry Holderbeke |
Contactpersoon: | Jeroen Hoebeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Momenteel heeft de vakgroep een PN testbed, bestaande uit een aantal laptops en vaste machines, waarin een volledige oplossing voor Persoonlijkel Netwerken geïmplementeerd is. Deze implementatie is grotendeels gebeurd in Click Router, een modulaire en flexibele software router, en omvat een eenvoudige Universele Convergentielaag. Verder bevat de implementatie ook een eenvoudige GUI voor de configuratie van de devices in het PN. Momenteel kan Click Router, en dus deze Universele ConvergentieLaag, enkel gebruikt worden met Ethernet interfaces en IEEE 802.11 interfaces. Het doel van deze scriptie is om ook ondersteuning voor GPRS of UMTS en Bluetooth in Click Router mogelijk te maken en deze interfaces op te nemen in de UCL. Verder zal de UCL zoveel mogelijk context informatie (connectiviteit, gateway functionaliteit, kost, IP, kwaliteit...) over de interfaces moeten verzamelen. Deze informatie kan dan ter beschikking gesteld worden aan andere Click Router componenten en gevisualiseerd worden in een GUI voor het beheer van het Persoonlijke Device.
Figuur http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM07_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Wim De Kimpe (Ubiwave) |
Begeleider 1: | Benoît Latré |
Begeleider 2: | Pieter De Mil |
Contactpersoon: | Benoît Latré |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Er bestaan verschillende manieren voor de plaatsbepaling. Een van de meest gebruikte is trilateratie waarbij de positie bepaald wordt aan de hand van de afstand tussen de gebruiker en 3 of meer referentie nodes. Dit is ook het systeem dat gebruikt wordt bij GPS. De afstand kan echte op verschillende manieren worden berekend worden. We kunnen hierbij 2 belangrijke beschouwen: op basis van de signaalsterkte waarbij de afstand berekend wordt aan de hand van het padverlies, en op basis van het tijdsverschil (time of arrival) tussen de verzonden en ontvangen signalen waarbij de afstand berekend wordt met behulp van de gekende snelheid van elektromagnetische golven. Een radiotechniek die zeer geschikt is voor positionering op basis van het tijdsverschil is Ultra Wide Band (UWB). Door zijn grote bandbreedte en pulstechnieken belooft UWB een grotere nauwkeurigheid. In deze thesis is het de bedoeling te onderzoeken op welke manier we positionering met UWB en time of arrival technieken kunnen uitvoeren. Hiertoe wordt in eerste instantie een analyse uitgevoerd over UWB en vervolgens worden er algoritmes voorgesteld die positionering toelaten.
Figuur http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM08_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Benoît Latré |
Begeleider 2: | Pieter De Mil |
Contactpersoon: | Benoît Latré |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De recente evoluties in draadloze netwerken, waarbij veel aandacht wordt besteed aan goedkope en energie-efficiënte draadloze technologieën, en de continue miniaturisatie van sensoren hebben geleid tot de ontwikkeling van draadloze sensornetwerken. Een draadloos sensornetwerk is een netwerk bestaande uit draadloze knopen die worden verspreid over een uitgestrekt en vaak ontoegankelijk gebied met als doel fysische omgevingsparameters (vb. temperatuur, vochtigheid, trillingen) te monitoren. Alhoewel er heel wat interessante toepassingen bestaan voor sensornetwerken, zoals o.a. monitoring van klimaat, dierenkuddes en de structurele integriteit van gebouwen, bestaan er heel wat toepassingen waarbij men niet alleen fysische parameters wil meten, maar waarbij men ook bepaalde acties wil nemen in functie van de metingen. In dit laatste geval zal het netwerk naast sensoren ook actuatoren bevatten en spreekt men van sensor- en actuatornetwerken (of kortweg SANET’s).
Aangezien sensornetwerken en SANETs moeten kunnen werken in afgelegen gebieden, is het niet altijd mogelijk de batterij van de apparaatjes te herladen of te vervangen. Daarom moet het energieverbruik van het netwerk zo laag mogelijk gehouden worden. Er bestaan verschillende technieken om het energieverbruik te beperken, zoals het aanpassen van het zendvermogen, het tijdelijk afzetten van de radio’s, zenden aan een lagere bitrate,...
In deze thesis is het de bedoeling energie te besparen door het aanpassen van het zendvermorgen. Een duidelijk voorbeeld hiervan kan men zien in de figuur. In de linkse figuur heeft elke zender hetzelfde hoge vermogen en kan elke radio bijna alle andere radio’s horen. Dit betekent dat er veel interferentie tussen de radio’s optreedt waardoor vele pakketten opnieuw verzonden moeten worden. Wanneer we nu de zendvermogens individueel aanpassen zoals in de rechtse figuur neemt niet alleen het energieverbruik af, maar vermindert ook de interferentie, wat ondermeer de capaciteit van het netwerk verhoogt. In eerste instantie wordt een theoretische studie gemaakt die de netwerk topologie bepaalt met het minste energieverbruik. Hierbij moet er ondermeer voor gezorgd worden dat de verbindingen bidirectioneel blijven. Vervolgens worden een heuristiek en een protocol opgesteld die gedistribueerd kunnen werken en de theoretische oplossing zo dicht mogelijk benaderen.
http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM09_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Niek Van Dierdonck (Ubiwave) |
Begeleider 1: | Benoît Latré |
Begeleider 2: | Pieter De Mil |
Contactpersoon: | Benoît Latré |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In deze scriptie is het de bedoeling een routeringprotocol te ontwikkelen voor een SANET. Dit protocol moet in staat zijn de verschillende gewenste routes te vinden naar de actuatoren en de sink. Hierbij moet ondermeer rekening gehouden worden met de specifieke eigenschappen zoals de heterogeniteit van de nodes (er zijn sensoren en actuatoren, sommige werken op batterijen, verschillende processorkracht, …), de maximaal toegelaten vertragingen, de grootte van het netwerk, het bestand zijn tegen fouten en het automatisch opzetten van het netwerk. Vooral deze laatste twee zijn zeer belangrijk. Zo kan bij het optreden van een fout (bijvoorbeeld een stoorzender die enkele routes blokkeert) automatisch een nieuwe route worden gekozen. De laatste eigenschap slaat dan weer op het zelforganiserend aspect van het netwerk. Wanneer een nieuwe node in het netwerk komt, moeten er automatisch nieuwe routes gevormd worden, zonder enige tussenkomst van een operator. In de thesis zal in eerste instantie een studie gemaakt worden over bestaande oplossingen in sensornetwerken. Vervolgens wordt een nieuw routeringprotocol ontwikkeld en geïmplementeerd in een netwerk simulator.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM10_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Benoît Latré |
Begeleider 2: | Pieter De Mil |
Contactpersoon: | Benoît Latré |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De laatste jaren zijn er talloze nieuwe toepassingen bijgekomen in het gebied van draadloze communicatie. Een van de laatste ontwikkelingen is het ontstaan van draadloze sensornetwerken. Deze bestaan uit talloze kleine doorgaans batterijgevoede sensorelementen die uitgerust zijn met een draadloze interface. In deze netwerken verloopt alle communicatie vanaf de sensoren naar een centraal punt (sink). Voor verschillende toepassingen is dit echter niet voldoende. In sommige gevallen moet het netwerk ook in staat zijn om een bepaalde acties uit te voeren door middel van actuatoren. Door actuatoren in te lassen in een sensornetwerk, verandert het gedrag van het netwerk fundamenteel: er is nu ook rechtstreekse communicatie nodig tussen de sensoren en de actuatoren onderling. Dit vereist een nieuwe aanpak in de routering en het gebruik van een aangepaste adressering. Dit nieuw type van netwerken worden sensor en actuatornetwerken (of SANET’s) genoemd. Een SANET kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een gebouw te “automatiseren”. Verschillende draadloze sensoren en actuatoren zorgen voor de automatische regeling van verwarming in functie van de temperatuur, aan- en uitschakeling van één of meerdere lichten lokaal via een druk op de knop of op afstand vanuit de receptie of aansturen van brandalarm of andere veiligheidsapparatuur in geval van brand- of rookdetectie, …
In deze scriptie is het de bedoeling verschillende methodes te onderzoeken die het mogelijk maken om grote sensor en actuatornetwerken (meer dan duizend nodes) schaalbaar te houden. Hiermee bedoelen we dat de netwerkprotocollen nog in staat moeten zijn te werken in grote netwerken. Volgende methodes kunnen ondermeer gebruikt worden: clustering (verdelen van het netwerk in kleine deelgroepen), gebruik van meerdere gateways, aangepaste routeringstechnieken, samenvoegen van relevante data (data-aggregatie). Er zal een studie gemaakt worden van bestaande oplossingen en er zal gekeken worden naar hun respectievelijke voor- en nadelen. In een tweede fase zal op basis van de analyse van de bestaande oplossing een nieuwe oplossing voorgesteld worden die geïmplementeerd zal worden in een netwerk simulator.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM11_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Jeroen Hoebeke |
Begeleider 2: | Gerry Holderbeke |
Contactpersoon: | Jeroen Hoebeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze thesis is de ontwikkeling, implementatie, integratie van netwerkoplossingen voor Virtuele Private Ad Hoc Netwerken. De implementatie zal hoofdzakelijk gebeuren in Click Router, een modulaire en flexible software router. Het is de bedoeling oplossingen te ontwikkelen en/of te integreren voor routering, mobiliteitsmanagement, VPAN definitie en management, membership management, security... Voor de ontwikkeling van de VPAN oplossingen kan voor een groot deel gebruik gemaakt worden van Click Router componenten die reeds binnen de vakgroep ontwikkeld werden en een aantal netwerk oplossingen voor ad hoc VPANs die reeds beschikbaar zijn in een netwerk simulator. Het is de bedoeling dat de student de bouwblokken die voorhanden zijn bestudeert, nieuwe componenten definieert en ontwikkelt en deze vervolgens integreert tot een oplossing die de correcte werking van het concept illustreert. Een testbed zal gebruikt worden om de oplossingen te valideren en te evalueren. Naargelang de interesse van de student(en) kan dit zowel voor het geval waarbij ondersteuning van infrastructuur voorhanden is als voor het geval van een ad hoc VPAN.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM12_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Tom Van Leeuwen |
Contactpersoon: | Tom Van Leeuwen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Voice over IP (VoIP) is langzaam de klassieke telefonie aan het verdringen in de vaste netwerken, denk bv. maar aan de internet telefonie-applicatie SKYPE.
Ook in mobiele netwerken zal deze evolutie niet lang op zich laten wachten. Er komen steeds meer dual mode handsets op de markt waarmee het mogelijk wordt om zowel via je eigen WIFI access point als via het GPRS/UMTS netwerk te bellen. Een handover uitvoeren van de ene access technologie naar de andere tijdens een gesprek zonder kwaliteitsverlies, is vandaag nog niet mogelijk zonder ondersteuning van zowel de client applicatie als van het netwerk.Aangezien het Session Initiation Protocol (SIP) de de facto VoIP signaling standaard is, zullen zowel de applicaties als het netwerk gebruik maken van dit protocol om calls op te zetten, af te breken en door te schakelen bij een handover.
In deze thesis is het enerzijds de bedoeling om een SIP gebaseerde VoIP applicatie te onwikkelen (op basis van de JAVA JAIN SIP API, http://www.sipcenter.com) voor dual mode devices. De ontwikkelde applicatie moet tevens in staat zijn om een handover tussen beide radio interfaces seamless (zonder kwaliteitsverlies) af te handelen.
Anderzijds zal er ook een VoIP SIP application server ontwikkeld worden op basis van de JAVA JAIN SLEE (zie http://jainslee.org/). Hierbij ligt de nadruk op het ontwikkelen van een SIP gebaseerd communicatieplatform tussen verschillende SIP servers zodat deze de VoIP applicaties van de clients voldoende quality of service kan gegaranderen bij een handover tussen verschilende access netwerken.
Tot slot zal de performantie van het geheel (client en netwerk) met behulp van een aantal voice quality metingen onderzocht worden.
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Didier Colle |
Begeleider 1: | Bart Lannoo |
Begeleider 2: | Bart Jooris |
Contactpersoon: | Bart Lannoo |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Internet access op treinen, in bepaalde landen werd dit al gerealiseerd langs een aantal spoorlijnen (Zweden, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada...). De bandbreedtes zijn echter nog relatief beperkt, en multimediatoepassingen zoals Video-on-Demand of online gaming zijn vandaag nog ontoegankelijk voor treinreizigers. Hiertoe zal er nood zijn aan een draadloos netwerk dat tal van deze diensten met een hoge bandbreedte kan leveren aan deze snelle mobiele gebruikers.
Om zo’n netwerk te realiseren wordt er gedacht om op de trein 1 of meerdere antennes te plaatsen, die communiceren met antennes (basisstations) die op vaste afstand van elkaar langs de spoorlijnen geplaatst zijn. Het idee is om het frequentiepatroon van de basisstations te laten meebewegen met de trein, we spreken in dit geval van een 'moveable cell' concept. Op die manier lijkt het alsof een antenne op de trein gedurende het volledige reistraject met hetzelfde basisstation verbonden is. Op die manier worden de handovers – in de mate van het mogelijke - vermeden. Deze moveable cells worden beheerd vanuit een centraal controlestation die dan de verschillende basisstations aanstuurt.Dit jaar werd voor dit concept een testopstelling op het CLICK router platform opgebouwd die de haalbaarheid van de moveable cells nader bestudeert. Deze opstelling bestaat uit een viertal PC’s uitgerust met wireless kaarten (IEEE 802.11g technologie). Eén doet dan dienst als mobiele gebruiker (komt overeen met een trein met één antenne), twee fungeren als basisstations langs de spoorweg en ten slotte is er nog één die gebruikt wordt als controlestation om de basisstations aan te sturen. De gebruiker luistert op een vaste frequentie, en door de frequenties van de basisstations continu te veranderen kan het moveable cell concept worden nagebootst.
De huidige opstelling kijkt enkel naar handovers tussen basisstations die beheerd worden door hetzelfde controlestation. Het is dan de bedoeling om in dit afstudeerwerk ook de handovers tussen twee basistations die tot twee verschillende controlestations behoren in rekening te brengen. Het uiteindelijke doel is dan om de performantie van het moveable cell concept verder te evalueren met de aangepaste testopstelling. Hierbij kan o.a. worden nagegaan hoe sterk een snellere frequentieconversie de performantie van de netwerkverbinding beïnvloedt, hoe het protocol kan worden geoptimaliseerd zodanig dat de omschakeling naar een ander basisstation zo vlot mogelijk gebeurt, of real-time verkeer (bv. video) met voldoende kwaliteit over het netwerk kan worden gestuurd.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM14_fig.jpg
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Begeleider 1: | Tom Van Leeuwen |
Begeleider 2: | Bart Jooris |
Contactpersoon: | Tom Van Leeuwen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Pendelaars
kunnen al een tijdje gebruik maken van draadloos Internet in de meeste
stations, maar eens op de trein is het aanbod beperkt tot een enkele
proefprojecten zoals - het enige tot nu toe in Belgie - het
Thalys traject tussen Brussel en Parijs. Op de Thalys wordt er
momenteel gebruik gemaakt van satelliettechnologie die beperkingen op
bandbreedte en hoge lantency met zich meebrengt. Door de hoge latency
zijn bepaalde toepassingen onbruikbaar zoals vb.VoIP.
Siemens
wil op korte termijn zoeken naar een alternatief met behulp van de
Wireless LAN technologie (IEEE 802.11). Hierbij zou kunnen gebruik
gemaakt worden van het vaste netwerk naast de sporen (B-Telecom).
De uitdaging is om van dat netwerk met behulp van de Wireless LAN
technologie de mobiele treinwagons van Internet-connectiviteit te
voorzien.
Het
doel van deze thesis is om met behulp van simulaties en/of een
experimenteel testbed een netwerk protocol te ontwikkelen die
Internet-connectiviteit biedt aan meerdere mobiele gebruikers op de
trein op basis van de IEEE 802.11 Wireless LAN toegangstechnologie.
Hierbij moet o.a. worden onderzocht in welke mate de snelheid van de
trein invloed heeft op de kwaliteit van de verbinding (pakket verlies
en vertaging tijdens handover), wat de capaciteit is van het Wireless
LAN toegangsnetwerk (m.a.w. hoeveel treinreizigers kunnen
tegelijkertijd een Internet-connectie opzetten en dit in het geval van
één enkele trein en in het geval van meerdere kruisende treinen)
De krijtlijnen voor de verder uitwerking van de thesis zullen bepaald worden tijdens een Stage bij Siemens.
Figuur http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM15_fig.jpg
Promotor 1: | Roel Baets |
Promotor 2: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Dirk Taillaert |
Begeleider 2: | Joris Roels |
Contactpersoon: | Dirk Taillaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Piet Demeester |
Promotor 2: | Brecht Vermeulen |
Begeleider 1: | Jeroen Van Aken |
Begeleider 2: | Brecht Vermeulen |
Contactpersoon: | Brecht Vermeulen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Om het automatiseren van deze metingen mogelijk te maken, zou het ideaal zijn als er een generisch framework kan ontworpen en ontwikkeld worden dat voorziet in een universele manier van schedulen van metingen. Generisch wil zeggen dat algemene taken zoals het starten en stoppen van metingen, opslaan van meet output, ... in het framework zitten. De specifieke interfaces en configuraties voor de verschillende meettoestellen kunnen dan in plug-ins geplaatst worden die in het framework kunnen ingepast worden. Op deze manier kunnen plugins gemakkelijk door derden ontwikkeld worden.
Heel specifiek werd er dit jaar al een thesis gedaan rond de functionaliteit om een netwerktopologie te scannen en configureren en is er voor volgend jaar ook een thesis uitgeschreven rond het automatiseren van wireless lan metingen. Dit zouden twee mogelijke plugins kunnen zijn.
Bedoeling van deze thesis is dus het ontwerp en ontwikkelen van een globaal raamwerk met de mogelijkheid voor plugins. Bovendien lijkt het zeer logisch om dit als client-server platform uit te voeren, waarbij er een server ergens in het netwerk staat die zorgt voor het tijdig opstarten en stoppen van alle taken. Een van de mogellijkheden is dan om via een web-browser de nodige taken te kunnen plannen en bekijken op die server. De keuze van de communicatie technologie tussen clients en server en tussen framework en plugins moet ook binnnen de thesis geevalueerd en gekozen worden.
Naast het globale framework is het uiteraard ook de bedoeling van een aantal plugins voor bestaande meettoestellen te ontwikkelen en te testen met onze meettoestellen.Promotor 1: | Piet Demeester |
Promotor 2: | Brecht Vermeulen |
Begeleider 1: | Johannes Deleu |
Begeleider 2: | Brecht Vermeulen |
Contactpersoon: | Brecht Vermeulen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Breedband internet toegang kent steeds meer verspreiding en de aangeboden bandbreedte wordt hoger en hoger, zeker met nieuwe vormen van xDSL (digital subscriber line) zoals VDSL, ADSL2 en ADSL2+.
Vandaar rijst eigenlijk spontaan de vraag of het mogelijk is om meerdere DSL lijnen te “bundelen” om zo een nog hogere snelheid te verkrijgen, bv zodat het voor (middelgrote) bedrijven interessant wordt om voor zo’n oplossing te kiezen (in plaats van bv. een extra glasvezel te moeten laten aanleggen). Bovendien kunnen meerdere lijnen dan bij verschillende providers gekozen worden, zodat er een betere bescherming (failover) is tegen het downgaan van een provider netwerk (niet noodzakelijk tegen kabelbreuk omdat de twisted pairs wellicht in 1 bundel zitten). Een ander aspect is dat ieder huis meestal ook via 2 twisted pairs aangesloten is zodat iedere consument eigenlijk al een “bundeling” van 2 lijnen zou kunnen gebruiken, misschien samen met nog één of meer kabel aansluitingen.
Dit bundelen van DSL lijnen is ook gekend als “DSL bonding".DSL bonding wordt hier en daar al (bv in ADSL modems van bepaalde vendors) gebruikt om bv 2 of 3 lijnen te bundelen, zonder dat er eigenlijk echt cijfers bekend zijn van de exacte performantie hiervan en de impact op applicaties. De bedoeling van deze thesis is om DSL bonding te bestuderen voor een groter aantal lijnen, bv 10 of 20 in parallel (bv 25Mb/s downstream per lijn, wordt dan 250-500 Mb/s). Het breedband testlab beschikt hiervoor over eigen DSL apparatuur, zodat alle parameters kunnen gecontroleerd worden en bovendien is er ook testapparatuur aanwezig die veel gebruikers kan emuleren (bv voor webtrafiek) en apparatuur die een netwerk kan monitoren tot 1 Gb/s aan wirerate.
Het is dan ook de bedoeling om de mogelijke scenario’s en setups uit te denken en er daarvan een aantal te configureren in het lab en in detail te evalueren en karakteriseren. Heel specifiek zou er moeten gekeken worden naar een transparante oplossing die het mogelijk maakt om alle gebundelde bandbreedte in 1 TCP connectie of UDP sessie te gebruiken, waarbij er dus pakketten langs parallelle wegen moeten gestuurd worden. Dit kan bv ook zijn toepassing hebben in peer-to-peer netwerken die verschillende paden doorheen het internet kunnen aanbieden.
Een typische gebruiker zou een KMO zijn die ’s nachts zijn data wil backuppen naar een datacenter en hiervoor een aantal DSL lijnen wil bundelen tot 1 grotere pijp.
Prototyping van de transparante bonding proxy zal gebeuren met Click (www.pdos.lcs.mit.edu/click) en/of linux.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BV02_fig.gif
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Brecht Vermeulen |
Begeleider 1: | Bart Jooris |
Begeleider 2: | Tom Van Leeuwen |
Contactpersoon: | Brecht Vermeulen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Binnen het breedband testlabo is er hardware beschikbaar die het mogelijk maakt om draadloze toestellen in afgeschermde kasten onder te brengen en via afgeschermde coax bekabeling met elkaar te verbinden. Op deze manier is het mogelijk om herhaalbare metingen te doen met draadloze apparaten, zonder invloed van buitenaf.
Bovendien is er een schakelbox met regelbare attenuators beschikbaar die tussen de afgeschermde kasten kan geplaatst worden om zo real-life situaties na te bootsen qua beweging en onderlinge afstanden. Op die manier kan men bv uittesten hoever een client van een access point kan verwijderd worden en hoe de bandbreedte daalt in functie van de afstand.
Die regelbare attenuators kunnen aangestuurd worden via een API, zodat men eigenlijk alle bewegingsmodes kan emuleren.De hoofdbedoeling van deze thesis is om een aantal tools te implementeren die gebruik maken van de API om de attenuators aan te sturen volgens patronen die binnen de IBCN onderzoeksgroep nuttig zijn voor het onderzoek. Naargelang de interesse van de student kan dit meer in de richting van een grafische user interface gaan (om bv de beweging van een trein waarop een wireless client zit tov de vaste access points langs de sporen te emuleren), of meer in de richting van het onderzoek van algoritmes om bepaalde bewegingen in functie van attenuatie uit te drukken (bv beweging van een mobiele user binnen een ad-hoc netwerk).
De ontwikkelde tools zouden passen binnen een groter framework van “automatisering van netwerkmetingen”, waarbij ook toestellen zoals een Smartbits (voor het meten van netwerk throughput en latency), een VoIP kwaliteits analyse toestel kunnen aangestuurd worden. Op die manier is het mogelijk om bv een continue VoIP meting uit te voeren op een wireless LAN opstelling waarbij de gebruiker rondbeweegt. Binnen de thesis zullen uiteraard ook een aantal metingen uitgevoerd kunnen worden om te zien of de attenuatie inderdaad het gewenste effect heeft. De simpelste meting is bv 1 access point met 1 client waarbij de attenuatie telkens vergroot wordt en er telkens een throughput meting gedaan wordt. Naargelang de interesse van de student kan dit meetgedeelte meer of minder uitgebreid worden.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BV03_fig.jpg
Promotor 1: | Piet Demeester |
Promotor 2: | Brecht Vermeulen |
Begeleider 1: | Stijn De Smet |
Begeleider 2: | Stijn Eeckhaut |
Contactpersoon: | Brecht Vermeulen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Google is het bekendste voorbeeld van een bedrijf/oplossing die gebruik maakt van gedistribueerde opslag op goedkope storagesystemen (met name gewone PC hardware). Op die manier is de prijs lager, en de redundantie groter, dan met een dure SAN oplossing. Google heeft hiervoor zelf het Google File System ontworpen.
Er zijn echter nog andere filesystemen die min of meer dezelfde functionaliteit bieden, zoals GFS, GPFS (IBM), Lustre, DFS (Microsoft). Het is echter moeilijk om de verschillen/voordelen/nadelen/performantie/redundantie in te schatten op papier.
Gemeenschappelijk kenmerk is dat men de opslagcapaciteit van verschillende PCs/servers als een gemeenschappelijk filesysteem ziet en het dus transparant wordt waar welke data staat. Redundantie is ook zeer belangrijk zodat nodes mogen uitvallen zonder dat er dataverlies is.Het doel van de thesis is om, op experimentele wijze, de verschillende gedistribueerde storage systemen uit te testen, optimaliseren en te classeren volgens performantie, redundantie, prijs. Uiteraard is het zo dat dit zal verschillen naargelang de applicatie. Een database server heeft een andere manier van benaderen van storage dan verschillende clients die bestanden downloaden van een fileserver.
Bedoeling is ook om te kijken naar een relatief nieuwe standaard ivm netwerktransport naar storage systemen: iSCSI. Zowel het inpassen van iSCSI bij het toepassen van bovenstaande gedistribueerde storage systemen, als het ontsluiten van die storage via iSCSI, kunnen onderzocht en geoptimaliseerd worden. Onderzoek naar de maturiteit van de iSCSI implementatie in de linux kernel kan hier zeker deel van uitmaken.
Hierbij kan er gesteund worden op een thesis uit het huidige academiejaar die de meest performante storage binnen 1 node onderzocht heeft.Promotor 1: | Piet Demeester |
Promotor 2: | Brecht Vermeulen |
Begeleider 1: | Jeroen Van Aken |
Begeleider 2: | Brecht Vermeulen |
Contactpersoon: | Brecht Vermeulen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Voor wie WIKIPEDIA kent, is de gedachte rond WIKIFONIA voor de hand liggend.WIKIFONIA is een internetplatform voor online muziekcreatie en -verspreiding, onder de vorm van partituren. Gebruikers kunnen hun eigen muzikale creaties invoeren en zo open stellen aan de buitenwereld. In een verder stadium zal het ook mogelijk zijn om eigen muziekopnames toe te voegen op WIKIFONIA en te linken aan partituren. Op deze manier kan er een grote databank ontstaan van symbolische muziek en audio.
Ligt muziek je nauw aan het hart, surf dan eens naar http://www.wikifonia.org. Wikifonia heeft ook de eerste prijs bij de C2B award van de AUGent weggekaapt (http://www.techtransfer.ugent.be/C2B/).Zoals te zien is op de bijhorende figuur, is de architectuur die achter de wikifonia site zit, behoorlijk complex. Er is zowel een front end gebaseerd op het Drupal Content Management Systeem die sterk steunt op een MySQL database, als een complexe back-end die een tekstuele beschrijving omzet in mooie partituren in PDF.
Bedoeling van deze thesis is om de performantie (aantal gelijktijdige gebruikers, bandbreedte) van de verschillende subonderdelen te meten en te optimaliseren zodat een eventuele piek in aantal gebruikers kan opgevangen worden.
Voor het meten van de performantie, is er een meettoestel beschikbaar (Spirent Avalanche) dat vele clients kan emuleren en zo een idee kan geven hoeveel clients tegelijk kunnen ondersteund worden. Voor het optimaliseren zijn er veel mogelijkheden: gaande van configuraties optimaliseren over goede hardware keuze tot aanpassen van de architectuur en software keuzes. Bovendien kan er gesteund worden op een aantal thesissen die in de voorbije jaren reeds generiek onderzoek naar webserver performantie, load balancing en storage snelheid verricht hebben.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BV05_fig.gif
Promotor 1: | Yves De Deene |
Contactpersoon: | Yves De Deene |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Nucleaire magnetische resonantie (NMR) beeldvorming is een sterk-verbreide techniek die van doorslaggevend belang is bij de medische diagnostiek van zachte weefsels. Bij NMR beeldvorming wordt gebruik gemaakt van het magnetisch dipoolmoment van de atoomkernen. De kernspin-magnetische dipoolmomenten worden geëxciteerd door middel van een radiofrequente puls met een specifieke resonantiefrequentie. Vermits het menselijk organisme voor een groot percentage uit watermoleculen bestaat, zijn waterstofprotonen de uitverkoren nuclei voor de (endogene) beeldvorming van weefsel. Echter, in de aanloop van moleculaire beeldvorming door middel van NMR, bestaat er een toenemende interesse in de beeldvorming van andere nuclei (zoals Fluor-19, Koolstof-13, Helium-3 en Xenon-129) die onder de vorm van exogene contraststoffen kunnen worden toegediend. Deze “vreemde” atoomkernen bezitten een andere nucleair magnetische resonantiefrequentie.
Het doel van deze scriptie bestaat erin om een RF ontvangstspoel (antenne) te ontwikkelen om het NMR-signaal van Fluor-19 op te vangen dat opgewekt wordt in een 3T NMR scanner (resonantiefrekwentie: 115,9 MHz). Speciale vereisten bij een dergelijke NMR spoel zijn een goede signaal-ruisverhouding (SNR) en een goede ruimtelijke homogeniteit. Met behulp van numerieke methoden (bvb. Matcoil) zal de spoel geconcipieerd en geoptimaliseerd worden. De spoel zal op de scanner aangebracht worden volgens een procedure beschreven door de scanner-fabrikant. De finale spatiale homogeniteit zal experimenteel opgemeten worden met behulp van een standaard NMR beeldvormings-sequentie. Naarmate de vorderingstaat van het onderzoek dit toelaat zal tevens onderzocht worden in welke mate een zend-en ontvangstspoel kan bekomen worden met een tweevoudig ontkoppelde resonantiefrequentie.
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Begeleider 1: | Daniël De Zutter |
Contactpersoon: | Daniël De Zutter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een elektromagnetische golf die op een bewegend object reflecteert ondergaat een dopplerverschuiving in de frequentie. Hiervan wordt bij speedguns voor snelheidscontrole gebruik gemaakt. Deze dopplerverschuiving is eenvoudig te berekenen indien het object met constante snelheid beweegt. Indien het echter over een complexe situatie gaat, zoals de invloed van een windmolenpark op een signaal, dan ligt de bepaling van het dopplereffect veel minder voor de hand zowel vanuit puur theoretisch oogpunt als vanuit berekeningsstandpunt.
Het doel van de scriptie is
(a) onderzoek verrichten naar de theoretische grondslagen voor het bepalen van het dopplereffect van roterende objecten aan de hand van een grondige literatuurstudie;
(b) onderzoek verrichten naar wat er voor een aantal specifieke problemen, in het bijzonder voor windmolens, gepubliceerd is;
(c) nagaan of beschikbare software (CST Microwave Studio) in staat is een dergelijk probleem te modelleren;
(d) indien noodzakelijk, zelf software ontwikkelen (bv. in Matlab).
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Planaire antennes zijn ideaal voor toepassing binnen commerciële draadloze toepassingen zoals in de WiFi, Bluetooth, IEEE 802.11 WLANs (wireless local area networks), WPANs (wireless personal area networks) en WBANs (wireless body area networks): ze zijn goedkoop gezien de mogelijkheid tot massaproductie, ze zijn licht en compact en hebben geen uitstekende delen. Wanneer een planaire antenne wordt gebruikt in de aanwezigheid van wenselijk lichaam, zoals in WBANs applicaties, laat de aanwezigheid van een grondvlak toe om de antennestraling weg van het lichaam te richten, zodat een minimale hoeveelheid uitgestraald antennevermogen in het lichaam wordt geabsorbeerd. De aanwezigheid van het grondvlak zorgt er echter wel voor dat planaire antennes typisch worden gekenmerkt door een klein bandbreedte, zodat speciale maatregelen moeten worden genomen om tot een breedbandige antenne te komen. Het doel van dit eindwerk is het ontwerp van een planaire antenne met voldoende bandbreedte om aan Ultra Wideband communicatie te doen.
Het ontwerp van een de planaire Ultra Wideband antenne verloopt volgens het klassieke stramien voor antenne-ontwerp, met uiteraard enkele specifieke uitdagingen: Via een literatuurstudie komt men tot een geschikte antenne-topologie. Hierbij wordt een eerste keuze gemaakt met betrekking tot het aantal antennelagen en de voedingsstructuur. Vervolgens wordt een eerste ontwerp van planaire antenne geoptimaliseerd via veldsimulaties. Bij het ontwerp van de voedingsantenne gaat de aandacht naar het realiseren van een voldoend grote bandbreedte communicatie via het Ultra Wideband protocol mogelijke te maken. Eens het ontwerp voldoet aan de specificaties wordt een prototype gebouwd. Daarna wordt de antenne doorgemeten. De directiviteit wordt gecontroleerd via metingen in de anechoïsche kamer. Gezien we de antenne wensen te plaatsen in de omgeving van het menselijk lichaam en gezien het grondvlak van de antenne eindige afmetingen heeft, zal tenslotte via simulaties en metingen in de anechoïsche kamer worden nagegaan hoeveel antennestraling er wordt geabsorbeerd door het menselijke lichaam. Op basis hiervan zal een gepaste keuze van de dimensies van het grondvlak worden voorgesteld.
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Promotor 2: | Jan Vanfleteren |
Contactpersoon: | Hendrik Rogier |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Op dit moment zijn talrijke draadloze toepassingen op de markt beschikbaar zoals WiFi, Bluetooth, HiperLAN en IEEE 802.11 WLANs (wireless local area networks), WPANs (wireless personal area networks) en WBANs (wireless body area networks). Elk van deze protocols maakt gebruikt gebruik van specifieke niet-gelicentieerde frequentiebanden (bvb. de 2.45GHz ISM band en de 5 GHz band) waarin mobiele terminals met een gecontroleerd zendvermogen kunnen uitstralen. Gelet op het beperkte zendvermogen is een optimaal ontworpen antenne onontbeerlijk voor datatransmissie van voldoend hoge kwaliteit. Een veelbelovende nieuwe technologie die toelaat lichte, compacte en goedkope antennes te ontwikkelen maakt gebruik van een planaire antennetopologie geplaatst op flexibele polyimide en LCP polymeersubstraten. Binnen de TFCG Microsystems groep van de Vakgroep ELIS beschikt men over de know-how om elektronische schakelingen in deze technologie te bouwen, terwijl binnen de Elektromagnetisme groep van de Vakgroep INTEC een grote ervaring aanwezig is voor het ontwerp van planaire antennes. Doordat dergelijke flexibele antennes ontworpen worden zonder grondvlak, is het eenvoudiger om een voldoend grote bandbreedte te realiseren. De afwezigheid van het grondvlak maakt de antenne wel veel gevoeliger aan allerlei voorwerpen die zich in haar nabije veld bevinden. Het antenne-ontwerp dient hiermee rekening te houden. Enerzijds moeten op de antennes spacers worden voorzien om de antenne voldoende ver van storende objecten te houden. Anderzijds dient de aanwezigheid van het menselijk lichaam mee in de simulatie te worden opgenomen.
Het doel van dit eindwerk is het ontwerp van een Ultra Wideband antenne op een flexibel substraat. We starten met een korte literatuurstudie om de antennetopologie vast te leggen en een goed model voor het menselijk lichaam te vinden bij de werkingsfrequentie van de antenne. In een eerste ontwerp wordt de antenne samen met de coplanaire voedingsstructuur gedefinieerd. Vervolgens wordt het ontwerp geoptimaliseerd via veldsimulaties om een voldoend grote bandbreedte te realiseren. Hierbij wordt de aanwezigheid van de spacers en van het menselijk lichaam mee in rekening gebracht. Na deze tweede optimalisatielus worden dan een aantal prototypes gebouwd. De realisatie van deze prototypes gebeurt in de ELINTEC clean rooms. Als substraat wordt een mechanisch flexibel materiaal gebruikt (polyimide (PI) of Liquid Crystal Polymer (LCP)), waarop zich een uniforme koperlaag bevindt. In het koper wordt het gewenste patroon geëtst met gebruik van fotolithografische technieken. Het koper wordt afgewerkt met een NiAu laagje, dat oxidatie van het Cu tegengaat. Om biocompatibiliteit te waarborgen en de gewenste spacing te bekomen, wordt de flex bedekt met b.v. silicone.
Daarna worden de gerealiseerde antennes doorgemeten. De directiviteit en het effect van het menselijk lichaam op de antennestraling wordt gecontroleerd via metingen in de anechoïsche kamer. Gezien we te maken hebben met antennes op een flexibel substraat, wordt via metingen in de anechoïsche kamer ook het effect van buiging op de antennekarakteristieken nagegaan.
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Bert De Coensel |
Contactpersoon: | Bert De Coensel |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Laurens Roelens |
Contactpersoon: | Laurens Roelens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een Wireless Body Area Network (WBAN) bestaat uit sensoren geplaatst in de kledij, op het lichaam of onder de huid van een persoon. Deze sensoren kunnen via een draadloos netwerk met elkaar communiceren. Het draadloze karakter en de grote verscheidenheid in sensoren bieden uitzicht op een brede waaier van praktische, innovatieve toepassingen. Het meest voor de hand liggend zijn de medische toepassingen, waarbij bepaalde lichaamsfuncties (EKG, EEG, bloeddruk, temperatuur, ...) van een patiënt kunnen gemonitord worden terwijl de patiënt over volledige bewegingsvrijheid beschikt. Dit bevordert niet enkel de levenskwaliteit van de patiënt, maar kan ook een nauwkeuriger diagnose mogelijk maken. Daarnaast is ook de sportwereld geïnteresseerd om atleten zowel op technisch als op conditioneel vlak beter te kunnen opvolgen. Ook voor de wereld van multimedia heeft WBAN veel te bieden. Denken we maar aan draadloze MP3-spelers, camera’s, minibeeldschermen en bewegingssensoren voor een virtual reality omgeving. Dit alles maakt dat WBANs momenteel een ‘hot topic’ zijn in de wereld van de draadloze communicatie.
Omdat de sensormodules lange tijd autonoom moeten kunnen werken, is men genood-zaakt een laagvermogen (< 100 μW) radio te gebruiken. Een veelbelovende techniek is UWB (ultra-wideband). Hierbij wordt informatie doorgestuurd onder de vorm van heel korte pulsen (subnanoseconde) die een bandbreedte van meer dan 500 MHz bestrijken. Het onderzoek naar de propagatie van dergelijke signalen op en rond een menselijk lichaam staat echter nog in zijn kinderschoenen.
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Philippe Tassin |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Laurens Roelens |
Contactpersoon: | Laurens Roelens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een Wireless Body Area Network (WBAN) bestaat uit sensoren geplaatst in de kledij, op het lichaam of onder de huid van een persoon. Deze sensoren kunnen via een draadloos netwerk met elkaar communiceren. Het draadloze karakter en de grote verscheidenheid in sensoren bieden uitzicht op een brede waaier van praktische, innovatieve toepassingen. Het meest voor de hand liggend zijn de medische toepassingen, waarbij bepaalde lichaamsfuncties (EKG, EEG, bloeddruk, temperatuur, ...) van een patiënt kunnen gemonitord worden terwijl de patiënt over volledige bewegingsvrijheid beschikt. Dit bevordert niet enkel de levenskwaliteit van de patiënt, maar kan ook een nauwkeuriger diagnose mogelijk maken. Daarnaast is ook de sportwereld geïnteresseerd om atleten zowel op technisch als op conditioneel vlak beter te kunnen opvolgen. Ook voor de wereld van multimedia heeft WBAN veel te bieden. Denken we maar aan draadloze MP3-spelers, camera’s, minibeeldschermen en bewegingssensoren voor een virtual reality omgeving. Dit alles maakt dat WBANs momenteel een ‘hot topic’ zijn in de wereld van de draadloze communicatie.
Om een lange autonomie van de sensormodules te verzekeren, is het noodzakelijk om een bruikbaar linkbudget op te stellen voor de propagatie tussen de verschillende knooppunten op het lichaam. Een model voor propagatie over vlakke media is reeds beschikbaar. Het menselijk lichaam is echter verre van vlak en de invloed van deze kromming is zeker niet verwaarloosbaar. Daarom is het belangrijk dit model uit te breiden tot gekromde homogene en gelaagde media.
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Laurens Roelens |
Contactpersoon: | Laurens Roelens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een Wireless Body Area Network (WBAN) bestaat uit sensoren geplaatst in de kledij, op het lichaam of onder de huid van een persoon. Deze sensoren kunnen via een draadloos netwerk met elkaar communiceren. Het draadloze karakter en de grote verscheidenheid in sensoren bieden uitzicht op een brede waaier van praktische, innovatieve toepassingen. Het meest voor de hand liggend zijn de medische toepassingen, waarbij bepaalde lichaamsfuncties (EKG, EEG, bloeddruk, temperatuur, ...) van een patiënt kunnen gemonitord worden terwijl de patiënt over volledige bewegingsvrijheid beschikt. Dit bevordert niet enkel de levenskwaliteit van de patiënt, maar kan ook een nauwkeuriger diagnose mogelijk maken. Daarnaast is ook de sportwereld geïnteresseerd om atleten zowel op technisch als op conditioneel vlak beter te kunnen opvolgen. Ook voor de wereld van multimedia heeft WBAN veel te bieden. Denken we maar aan draadloze MP3-spelers, camera’s, minibeeldschermen en bewegingssensoren voor een virtual reality omgeving. Dit alles maakt dat WBANs momenteel een ‘hot topic’ zijn in de wereld van de draadloze communicatie.
Om een lange autonomie van de sensormodules te verzekeren, is het noodzakelijk om een bruikbaar link budget op te stellen voor de propagatie tussen de verschillende knooppunten op het lichaam. Theoretische modellen die de invloed van gelaagde media en kromming karakteriseren zijn momenteel in volle ontwikkeling. Toch ontbreekt nog een grondige vergelijking van simulaties met theoretische modellen en metingen op een menselijk lichaam.
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Peter Vandersteegen |
Begeleider 2: | Björn Maes |
Contactpersoon: | Peter Vandersteegen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Ann Franchois |
Begeleider 1: | Peter Lewyllie |
Begeleider 2: | Jurgen De Zaeytijd |
Contactpersoon: | Ann Franchois |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een experimenteel bruikbaar radarsysteem ontwikkelen en dit finaal testen op een aantal gewapende betonblokken. Het streefdoel is om de posities en diameters van de staven alsook de dikte van de betondekking te bepalen tot op enkele mm nauwkeurigheid. Om dit te bereiken is het nodig om enerzijds voor de experimentele opstelling een goede zend- en ontvangstantenneconfiguratie te kiezen en anderzijds voor de dataverwerking – men spreekt ook van het invers probleem – een voldoende nauwkeurig elektromagnetisch model van de interactie tussen de golven en de betonstructuur op te stellen en numeriek te implementeren. De student/e krijgt voor de realisatie van dit systeem voldoende vrijheid en zal kunnen steunen op de interesse en de ruime know-how van de begeleiding in numeriek elektromagnetisme en microgolfmetingen.
Promotor 1: | Ann Franchois |
Promotor 2: | Johan Stiens |
Begeleider 1: | Sara Van den Bulcke |
Contactpersoon: | Ann Franchois |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Recente experimenten met millimetergolfmicroscopie (rond 300 GHz) suggereren een waaier aan mogelijke toepassingen, gaande van biomedische beeldvorming van het binnenste van een cel tot de inspectie van halfgeleidercomponenten. Superresoluties vele malen kleiner dan de golflengte werden gerapporteerd. Daartoe maakt men gebruik van nabije-veld technieken, aangezien die toelaten om de detailinformatie die vervat zit in de evanescente golven te extraheren. Men onderscheidt 2 methodes: (i) het object afscannen met een fijne bundel via een kleine apertuur en (ii) het nabije veld oppikken via verstrooiing aan een scherpe tip. Momenteel worden bij de eerste methode eenvoudige beeldvormingsalgoritmes toegepast en bij de tweede methode worden sterk vereenvoudigde modellen voor het veld aan de tip gehanteerd. Ruimte voor verbetering!
Bijdragen tot de realisatie van een performante experimentele millimetergolfmicroscoop met sub-golflengte resolutie.
De student/e zal in overleg met de begeleiding een keuze maken tussen de methodes met apertuur en tip. Hij/zij zal een nauwkeurig elektromagnetisch model opstellen en numeriek implementeren, waarmee het mogelijk is om het gedrag van de gekozen methode te bestuderen en te optimaliseren. Hij/zij zal een beeldvormingsalgoritme ontwikkelen en testen in een simulatiestudie. Voor de ontwikkeling van de experimentele opstelling zal de student samenwerken met een onderzoeksgroep aan de VUB, die over de nodige mm-golfapparatuur beschikt en gemotiveerd is om een dergelijke microscoop te bouwen.
Promotor 1: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Jonathan Schrauwen |
Contactpersoon: | Jonathan Schrauwen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Fotonische kristallen zijn materialen die niet transparant zijn voor fotonen met welbepaalde golflengte. Als we echter een defect in een dergelijk kristal aanbrengen kan het licht hier opgesloten worden, en dat theoretisch op een verliesloze manier. Op die manier kunnen in theorie ideale componenten voor telecomdoeleinden gemaakt worden. Maar het schoentje wringt bij de fabricage. De huidige fabricagemethoden zijn uiterst traag en niet compatibel met massafabricage (elektronenbundellithografie), ofwel weinig flexibel en met lange ontwikkeltijd (Diep-UV lithografie). Daarom zijn we op zoek naar een methode die een korte cyclus heeft, om snel prototypes te kunnen maken, maar die toch compatibel is met massaproductie. Dit is in principe mogelijk door de combinatie van interferentie lithografie en gefocusseerde ionenbundels te gebruiken.
In dit werk willen we aan procesoptimalisatie doen. Ten eerste zal interferentie lithografie onder handen genomen worden. Dit proces stelt ons in staat een tweedimensionaal periodiek patroon te definieren in fotoresist. Vervolgens moet deze periodiciteit verbroken worden zodat het licht uiteindelijk gevangen wordt. Dit gebeurt door met een gefocusseerde ionenbundel lokaal het resistpatroon bij te werken. En vervolgens moet met klassieke plasma-etstechnieken het patroon in het onderliggende materiaal overgebracht worden. Ook dit proces zal geoptimaliseerd moeten worden. Uiteindelijk is het de bedoeling om de gefabriceerde componenten uit te meten in een optische opstelling. De thesis zal dus hoofdzakelijk bestaan uit praktisch werk. Twee rechtse handen zijn een troef!
Promotor 1: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Wouter Van Parys |
Begeleider 2: | Lagae (IMEC-Leuven) |
Contactpersoon: | Wouter Van Parys |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een optische isolator – een component die licht doorlaat in één richting en niet in de tegengestelde – is een belangrijke component in een traditioneel telecomnetwerk. Door optische terugkoppeling in de laserbron te blokkeren voorkomt een isolator één van de belangrijke oorzaken van ruis in het systeem. Om de huidige hybriede isolatoren te aligneren met laserdiodes zijn dure technieken nodig die de prijs van een verpakte laserdiode de hoogte injagen. Het realizeren van een geïntegreerd laser-isolator systeem is dan ook een van de hete topics binnen het onderzoeksgebied. Sinds enkele jaren bestuderen we een veelbelovend concept dat monolithische integratie – in de vorm van een chip – van laser en isolator in zich heeft. Het magnetizeren van een standaard optische versterker (SOA) met een ferromagnetische metaalcontact resulteert in optische isolatie. De oorzaak is de interactie van het licht met het aanwezige magneetveld, het domein van de magneto-optica. Succesvolle demonstratie van het principe heeft geleid tot publicaties op de belangrijkste conferenties binnen de fotonica.
De succesvolle werking van de optische isolator wordt bepaald door de keuze van het ferromagnetisch metaalcontact. Optimalizeren van deze keuze is verre van triviaal doordat de magneto-optische eigenschappen van metalen in het infrarood golflengtegebied nauwelijks gerapporteerd zijn. Jouw taak omvat een studie van deze klasse van materialen. Hiervoor zal je in eerste instantie een experimentele set-up ontwikkelen. Vervolgens zal je een aantal kandidaat-metalen identificeren waarvan je de optische en magneto-optische eigenschappen experimenteel zal bepalen. De gevonden materiaalparameters zal je dan gebruiken als input voor de simulatie van een optische isolator. Dit moet resulteren in aan aanzienlijke verbetering van deze component en het realizeren van een oude droom van de optische telecommunicatie een grote stap dichter brengen.
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Björn Maes |
Begeleider 2: | Peter Debackere |
Contactpersoon: | Peter Bienstman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Stroobandt |
Promotor 2: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | David Verstraeten |
Begeleider 2: | Peter Van Hese |
Contactpersoon: | David Verstraeten |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Joris Roels |
Begeleider 2: | Dirk Taillaert |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Om licht te
gebruiken als drager van informatie (bv. beeldscherm) is er behoefte
aan optische modulatoren die de eigenschappen van een lichtbundel
kunnen wijzigen. Een veelbelovende route voor optische modulatoren
combineert beweegbare microstructuren (MEMS = MicroElectro Mechanical
Systems) met diffractie aan een periodiek rooster. Het is immers
mogelijk om door het aanleggen van spanning tussen het rooster en het
substraat de hoogte van het rooster actief te controleren en aldus de
diffractie te beïnvloeden (zie figuur) Dit principe werd reeds met
succes toegepast en gecommercialiseerd door de firma Silicon Light
Machines in de vorm van een GLV (Grating Light Valve). In deze thesis
is het de bedoeling om dit basisprincipe op een alternatieve manier toe
te passen en te komen tot een nieuw type geavanceerde modulatoren.
Doel van deze scriptie is de studie van dynamische diffractieroosters, gefabriceerd in Silicium-op-Isolator (SOI). We verwachten immers dat het gebruik van dit materiaalsysteem extra voordelen zal introduceren (kostprijs, betrouwbaar, CMOS-compatibel). Deze scriptie omvat een simulatiegedeelte met de gespecialiseerde software van de onderzoeksgroep. De student zal bepaalde fabricagestappen zelf kunnen uitvoeren in onze cleanroom. Aan de hand van een zelfgebouwde meetopstelling zullen de bekomen roosters gekarakteriseerd worden en kunnen de simulatieresultaten getoetst worden aan de bekomen meetresultaten
Promotor 1: | Patrick De Visschere |
Begeleider 1: | Eefje Vandamme (Barco) |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Luc Martens |
Begeleider 1: | Jeffrey De Bruyne |
Contactpersoon: | Jeffrey De Bruyne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Euro-DOCSIS is de standaard voor internetcommunicatie op het kabel-TV netwerk. De kabelmodems die Telenet momenteel installeert bij hun internetklanten implementeren deze standaard.
De bedoeling van dit thesisonderwerp is te onderzoeken wat de kritische factoren zijn en welke algoritmes er best gebruikt worden om in software, op een krachtige personal computer, demodulatie uit te voeren van Euro-DOCSIS signalen in de upstream (van klant naar operator). Deze hebben een bandbreedte van 200 kHz tot 6,4 MHz, waarbij de draagfrequenties die gebruikt kunnen worden tussen 5 en 65 MHz liggen.
Er zijn dus twee aspecten aan dit onderwerp: in eerste instantie zal er moeten worden beslist wat de vereisten zijn van de hardware nodig om deze signalen te kunnen digitaliseren, het is niet de bedoeling deze zelf te bouwen maar een gemotiveerde keuze te maken uit bouwstenen op de markt (mixers, A/D kaarten). De tweede fase bestaat er dan in om te onderzoeken op welke manier de data die via de A/D-kaart naar de computer wordt gebracht zo efficiënt mogelijk kan worden gedemoduleerd. Er kan hier zeker ook worden onderzocht op welke manier de verwerking op een multiple-core computersysteem efficiënt kan worden uitgevoerd. Tijdens de demodulatie moet er rekening worden gehouden met de gebruikte fout-correctie, preambles,...
Het ultieme doel is het halen van een systeem dat de data zo snel kan demoduleren dat een permanente “streaming” demodulatie mogelijk is, zodat dit systeem als “protocol analyser” kan worden gebruikt in de upstream voor het Euro-DOCSIS systeem.
Uiteindelijk zijn er dus twee belangrijke aspecten:
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Promotor 2: | Etienne Schacht |
Begeleider 1: | Stijn Scheerlinck |
Begeleider 2: | Irene Bartolozzi |
Contactpersoon: | Stijn Scheerlinck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Detectie van biomoleculen en hun onderlinge interactie zijn van groot belang voor biochemie en biomedische toepassingen. Biologische macromoleculen zoals proteinen en nucleinezuren (zoals DNA) zijn zo klein dat onderlinge biochemische interacties zeer moeilijk te bestuderen zijn. Surface plasmon resonantie is een bijzonder gevoelige techniek en is het principe achter de meest gevoelige commerciele biosensor machines. Deze machines zijn echter duur, zeer volumineus en erg tijdrovend in gebruik. Daarom is er nood aan alternatieven. In deze thesis maken we gebruik van surface plasmon resonantie in metalen nanodeeltjes, die van dezelfde orde van grootte zijn als macromoleculen en dus zeer geschikt voor dit doel. Deze thesis kadert in een interdisciplinair onderzoeksproject dat vorig jaar is opgestart en waarin onze fotonica-groep ondermeer samenwerkt met het VIB (Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie) en de Polymer Research Group van de Ugent.
Doel van de scriptie is een nano-biosensor te fabriceren en uitvoerig te testen. Tijdens een inloopperiode, waarin de studenten vertrouwd worden met de fabricage en de behandeling van nanodeeltjes, wordt een reeds bestaande opstelling omgebouwd tot een geintegreerde sensoropstelling. In de eerste fase wordt een sensor-prototype getest op nauwkeurigheid door de opgemeten spectra te toetsen aan simulaties of theorie. In de tweede fase wordt de gevoeligheid voor biochemische interacties van de sensor onderzocht. Daartoe wordt een standaard systeem van antigen-antibody interactie opgemeten en vergeleken met de resultaten van de commerciele surface plasmon resonantie sensor. Tenslotte wordt de sensor ingezet in het onderzoek naar geschikte functionalisatiemechanismen om ongewenste (aspecifieke) bindingen tijdens biochemische interacties tegen te gaan.
Promotor 1: | Patrick Segers |
Promotor 2: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Sebastian Vermeersch |
Begeleider 2: | Peter Van Hese |
Contactpersoon: | Patrick Segers |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Doelstelling van dit werk is om te exploreren of de vorm van de drukgolf niet beter kan worden gekarakteriseerd met behulp van wavelet of principal component theorie. Hiertoe staat de ‘Asklepios’ databank te beschikking, die drukgolven gemeten ter hoogte van de bovenarm, pols, lies en halsslagader bevat van een 2500-tal vrijwilligers tussen 35 en 55 uit de omgeving van Erpe-Mere. Relaties met gekende risicofactoren, leeftijd- en geslachtafhankelijkheid, etc… zullen worden geëxploreerd.
Promotor 1: | Roel Baets |
Begeleider 1: | Stijn Scheerlinck |
Begeleider 2: | Peter Debackere |
Contactpersoon: | Stijn Scheerlinck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Surface plasmonen zijn bijzondere elektromagnetische modes die optisch kunnen worden geexciteerd aan het oppervlak van metalen. Door hun hoge intensiteit aan het oppervlak van het metaal zijn ze bijzonder interessant voor toepassingen zoals sensing en niet-lineaire optische effecten. De toepassing ervan in nanofotonische componenten blijft echter vooralsnog uit. Een van de redenen daarvoor zijn de hoge verliezen waarmee licht in dergelijke structuren geleid wordt. In deze thesis zullen de plasmon structuren echter worden aangesproken door licht via silicium golfgeleiders van en naar de structuren te geleiden. Dit moet de studie van plasmon structuren flink vergemakkelijken.
In deze thesis worden enkele generieke nanofotonische plasmon componenten onderzocht, zoals rechte golfgeleiders, splitters, bochten en mogelijks andere componenten. De student zal deze componenten ontwerpen op basis van simulaties en theoretische modellen. De student zal maskers ontworpen die moeten toelaten om deze componenten te fabriceren en optisch te karakteriseren aan de hand van meetopstellingen binnen de onderzoeksgroep. De resultaten zullen vergeleken worden met simulaties. De student kan zich eveneens toeleggen op de fabricage van deze componenten en kan hiervoor gebruik maken van geavanceerde technieken in de clean rooms van zwijnaarde.
Promotor 1: | Patrick Segers |
Promotor 2: | Joris Degrieck |
Begeleider 1: | Wim Hillewaert |
Contactpersoon: | Patrick Segers |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
In de medische wereld wordt er vaak gebruik gemaakt van ultrageluid om informatie in allerlei vormen (hoofdzakelijk beeldjes) te leveren aan artsen. Deze informatie kan dan gebruikt worden om eventuele diagnoses te stellen. Klassiek zijn de echobeelden die genomen worden tijdens een zwangerschap om te zien of alles bij de toekomstige baby naar wens evolueert, of hart-echocardiografisch onderzoek. Naargelang de toepassing kunnen er verschillende probes gebruikt worden. Elke meetprobe bestaat uit één of meerdere ultrageluidkristallen die op hun beurt afzonderlijk aangestuurd kunnen worden. Afhankelijk van de aansturing zal het uitgezonden akoestische veld in een andere richting, als circulaire golven propageren, en zal dus een ander deel van het gebied onder inspectie bestraald worden. Onze lange-termijn doelstelling met dit onderzoek is het incorporeren van de interactie tussen aangelegde ultrageluidsvelden en stromende partikels en vaatwand in numerieke codes om derhalve virtueel echografische beelden te kunnen simuleren.
Het is in eerste instantie de bedoeling een nauwkeurig model op te bouwen van de akoestische golf die door één ultrageluidkristal uitgezonden wordt. Hierbij is de dimensie van het kristal cruciaal. Dit model kan dan verder uitgebreid worden tot een model voor de akoestische golfvorming bij een probe die uit meerdere kristallen (typisch 128) bestaat. Dit model kan dan gebruikt worden om de verschillende beeldvormingtechnieken die in een ultrageluidscanner aanwezig zijn, te simuleren. Het is tevens de bedoeling om de gesimuleerde gevallen experimenteel te valideren met behulp van een hydrofoon.
Promotor 1: | Patrick Segers |
Promotor 2: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Sebastian Vermeersch |
Begeleider 2: | Ewout Vansteenkiste |
Contactpersoon: | Sebastian Vermeersch |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Hartaandoeningen staan jaar na jaar met stip in de lijst van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdig sterven in de Westerse wereld. Lang voor de eerste symptomen van hartlijden zichtwaar worden, kunnen echter wijzigingen in het arterieel systeem vastgesteld worden die vaak aan de basis liggen van latere hartaandoeningen. Het vroeg vaststellen en kwantificeren van vaatziekte is dan ook een steeds belangrijker wordend item in de medische wereld. Het evalueren van de ernst en prognostische waarde van vaataandoeningen kan gebeuren aan de hand van een groot aantal parameters. Voor vele van die parameters is een goede beeldvormingstechniek van cruciaal belang. Verschillende beeldvormingstechnieken en –modaliteiten hebben echter ook verschillende voor- en nadelen zodat voor een volledig beeld van een bepaald bloedvat vaak verschillende beeldtypes gecombineerd dienen te worden. Het geheel van technieken om dit te verwezenlijken valt onder de term “fusion imaging”.
De doelstelling van het afstudeerwerk is het ontwikkelen, implementeren en testen van een aantal technieken om verschillende beelden van eenzelfde geometrie te combineren. De focus zal hierbij liggen op ultrageluidbeeldvorming. In eerste instantie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het combineren van transversale en longitudinale ultrageluid B-mode beelden samen met positionele data afkomstig van een tracking toestel om zo tot een volledige 3D reconstructie van een bloedvat te komen. Deze beelden kunnen dan op hun beurt gecombineerd worden met kleurendoppler snelheidsbeelden om verschillende voor medische toepassingen interessante parameters te berekenen. Voor de beeldvorming is in de onderzoeksgroep een state-of-the art ultrageluidtoestel aanwezig en er kan verder gebouwd worden op een aantal beschikbare routines. Er zal tevens onderzocht worden of de methode kan worden toegepast zonder het plaatsbepalingsysteem. Na validatie zal de methode tevens worden toegepast op een (klein) aantal vrijwilligers.
Promotor 1: | Patrick Segers |
Promotor 2: | Pascal Verdonck |
Begeleider 1: | Dries Mahieu |
Contactpersoon: | Patrick Segers |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Sinds een 10-tal jaar is er het besef dat de elasticiteit van grote, centrale slagaders een belangrijke rol speelt bij hypertensie. Hoe stijver deze vaten, hoe minder de pulsdruk (het verschil tussen systolische en diastolische bloeddruk) wordt gedempt. Verhoogde vaatstijfheid verhoogt ook de snelheid waarmee de drukgolven in ons vaatsysteem zich verplaatsen, en zorgt ervoor dat in de periferie gereflecteerde golven het hart sneller bereiken, en voor een extra drukverhoging (en dus belasting van het hart) zorgen. Onderzoek naar hoge bloeddruk impliceert dan ook een adequate karakterisatie van de functie van de grote slagaders. Hypertensie komt ook steeds meer voor bij zwarten; men vermoedt dat genetische factoren aan de basis liggen van een grotere gevoeligheid van zwarten voor hypertensie, waardoor ze bij blootstelling aan risicofactoren (inherent aanwezig in een Westerse levensstijl; stress, ongezonde voeding) een moeilijker onder controle te houden bloeddruk ontwikkelen. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vreest voor een grote toename in het aantal sterfgevallen door hypertensie in Afrika. Vanuit België zijn verschillende onderzoeksgroepen actief betrokken bij onderzoek naar hart- en vaatziekten in Afrika, momenteel voornamelijk door ondersteuning van Afrikaanse onderzoekers die stages in België combineren met meetcampagnes in eigen land. Een beperkende factor in hun onderzoek is de totale afwezigheid van robuuste mobiele ultrageluid systemen die zouden toelaten om, op het terrein in Afrika, metingen te verrichten naar functie van de grote vaten.
Promotor 1: | Jean Martens |
Begeleider 1: | Benoit Catteau |
Begeleider 2: | Matthias Varewyck |
Contactpersoon: | Benoit Catteau |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Patrick Segers |
Promotor 2: | Pascal Verdonck |
Begeleider 1: | Wim Hillewaert |
Begeleider 2: | Sunny Eloot |
Contactpersoon: | Patrick Segers |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk materiaalkundig ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk scheikundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Onze onderzoeksgroep werkt aan een numeriek model van de bloedsomloop in de onderbuik, dwz, het onderste deel van de aorta met vertakkingen naar de organen van de onderbuik, zoals de nieren, darmen en de lever. Het is momenteel onmogelijk om al deze organen in detail te modelleren. Een veel toegepaste techniek is om deze organen te modelleren als een elektrisch analogon (lumped parameter model) en deze op te leggen als randvoorwaarde in een numerieke code.
Doelstelling om (i) een 3D model te genereren van een deel van de aorta en de bloedvaten naar en van de lever (Fluent); (ii) een elektrisch analogon van de lever te implementeren; (iii) deze beide modellen met mekaar te koppelen. De validatie van dit model zal idealiter gebeuren op basis van dierexperimentele gegevens gemeten aan de KULeuven.
Promotor 1: | Pascal Verdonck |
Promotor 2: | Patrick Segers |
Contactpersoon: | Pascal Verdonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Lekkende hartkleppen liggen nog steeds vaak aan de basis van hartproblemen. Een correcte inschatting van de ernst van het lek is belangrijk voor de diagnose en opvolging van de patiënt, en het optimaal plannen van de hartklepchirurgie. Ultrageluid is hierin onmisbaar, en er zijn een aantal semi-quantitatieve en kwantitatieve methodes beschreven op basis van klassieke 2D ultrageluid beeldvorming. Naar verwachting zal real-time 3D ultrageluid beeldvorming toelaten de ernst van een kleplek accurater te begroten.
Doelstelling van dit experimenteel werk zal er vooreerst in bestaan om klassieke 2D ultrageluid metingen te doen in een bestaande hartsimulator waarin lekkende kleppen worden aangebracht, en om de bestaande kwantitatieve methoden te valideren. Vervolgens zal worden gewerkt aan een anatomisch en fysiologisch realistisch model van het linkerhart, waarbij rapid prototyping technieken worden gebruikt om dit model te construeren vanuit medische beelden. Dit model zal dan worden gebruikt om 3D ultrageluidbeelden (structuur én stroming) van lekkende kleppen te genereren, en om na te gaan of de bestaande methodes kunnen worden toegepast in 3D. Dit onderzoek loopt in samenwerking met GE Vingmed Ultrasound (Noorwegen).
Promotor 1: | Pascal Verdonck |
Promotor 2: | Lieva Van Langenhove |
Contactpersoon: | Pascal Verdonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Intelligente textielen waarbij sensoren geïntegreerd worden in nieuwe textielmaterialen kennen een doorbraak in de praktijk zoals bijvoorbeeld bij het continu meten van de ademhaling of electrocardiogram. Anderzijds is er voor een correcte diagnose en opvolging van patiënten steeds vaker de nood aan de kennis van een continue bloeddrukmeting waarbij een bloeddrukcurve continu gemeten en gevisualiseerd kan worden.
Promotor 1: | Ann Franchois |
Begeleider 1: | Peter Lewyllie |
Contactpersoon: | Ann Franchois |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Ann Franchois |
Begeleider 1: | Jurgen De Zaeytijd |
Contactpersoon: | Ann Franchois |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een artificieel elektromagnetisch (EM) materiaal is een aggregatie van vele macroscopische partikels, die collectief een invallende straling verstrooien alsof het ging om een homogeen volume met een soort gemiddelde brekingsindex. Alhoewel de natuur ons talrijke interessante materialen biedt, zijn er vele voorbeelden van toepassingen, waarvoor de gewenste EM en/of fysische eigenschappen niet in natuurlijke materialen te vinden zijn. Denk bv. aan de fabricage van materialen met vooropgestelde diëlektrische constantes of inhomogene permittiviteitsprofielen voor microgolf of mm-golf lenzen, getextureerde EM opervlakken, staalvezelbeton,... Om dergelijke materialen te ontwerpen en te karakteriseren komen elektromagnetische simulaties meer en meer in trek. Binnen INTEC hebben we snelle exacte EM software ontwikkeld, waarmee we verwachten grote volumes artificiële EM materialen te kunnen bestuderen.
Een aantal bestaande artificiële EM materialen modelleren en ze karakteriseren met een exacte homogenisatiemethode ter bepaling van de effectieve materiaalparameters. Een aantal nieuwe artificiële EM materialen ontwerpen en exploreren. De voorkeur gaat uit naar diëlektrische partikels. Aantonen dat onze snelle FFT- en FMM-gebaseerde volume-integraaltechnieken hiervoor met succes kunnen aangewend worden. Een exacte homogenisatiemethode werd reeds ontwikkeld voor een medium bestaande uit willekeurig verdeelde geleidende draadjes. Hoe kan deze methode het best aangepast worden voor de hier beoogde artificiële EM materialen?
Promotor 1: | Pascal Verdonck |
Promotor 2: | Patrick Segers |
Begeleider 1: | Erik Billiet |
Contactpersoon: | Pascal Verdonck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Voor een accurate diagnose van patiënten op intensieve zorg dient de arts te beschikken over een continue meting van het hartdebiet, hoeveelheid bloed dat in het lichaam wordt rond gepompt.
Doel is om, vertrekkende van een gesuggereerde oplossing in een patent waarbij drukmeting gecombineerd wordt met hartdebiet, de voorspelling te testen in een experimentele opstelling van hart- en bloedvaten. Afhankelijk van de bekomen meetresulaten wordt dan een verbeterd meetsysteem en/of meetalgoritme opgesteld en getest tot een aanvaardbare voorspelling bekomen wordt. Hierbij wordt intensief samengewerkt met de biomedische dienst van het UZ Gent.
Promotor 1: | Pieter Rombouts |
Promotor 2: | Ludo Weyten |
Contactpersoon: | Pieter Rombouts |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Stefaan Lippens |
Contactpersoon: | Stefaan Lippens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Jan Doutreloigne |
Begeleider 1: | Benoit Bakeroot |
Contactpersoon: | Benoit Bakeroot |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een belangrijke trend in de huidige micro-elektronica is het integreren van complexe systemen op één en dezelfde chip (zogenaamde System-on-Chip). Deze integratie vereist ondermeer transistoren die hogere spanningen aankunnen dan de standaardtransistoren (n en pMOS) uit de CMOS-technologie (hier de 0.35 µm technologie van AMI Semiconductor, Oudenaarde).
Eén van de toepassingsgebieden van een dergelijke technologie is de automobielsector, waar elektronica een steeds belangrijker rol speelt. Het aandrijven van elektrische motoren vereist een nieuwe familie transistoren die hogere vermogens kunnen schakelen. Binnen de onderzoeksgroep (TFCG) is er reeds ervaring opgebouwd in de ontwikkeling van hoogspanningstransistoren, b.v. drain extended MOS (DEMOS) structuren, IGBTs...
Het doel van deze thesis is om m.b.v. Technology CAD – een virtuele waferfab – een aantal (in de literatuur gevonden) voorstellen voor dergelijke nieuwe transistoren (waaronder b.v. de COOLMOS en de LILET) te bestuderen en de mogelijkheid tot implementatie ervan in de 0.35 technologie van AMI Semiconductor te onderzoeken.
Promotor 1: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Frederik Van Laere |
Contactpersoon: | Frederik Van Laere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een algemeen erkend probleem, dat de grote commerciele doorbraak van nanofotonische componenten in de weg staat, is het koppelen van licht met de buitenwereld (optische vezel). De reden is het verschil van enkele grootte-ordes in afmetingen tussen de optische vezelmode en de golfgeleidermode op een chip. Een aantrekkelijke oplossing is het gebruik van roosterkoppelaars, die de mogelijkheid van testen op wafer-niveau in zich dragen. Recent werd in de groep een nieuw soort, uiterst compacte koppelaar gedemonstreerd, gebaseerd op diepe schuin geetste, zeer nauwe (orde 100 nm) slots (Fig.1).
Fig1. Veldprofiel van roosterkoppelaars gebaseerd op schuine slots
Een belangrijk voordeel is het feit dat deze koppelaar kan uitgevoerd worden in een klassieke InP-heterostructuur, wat de integratie met actieve componenten eenvoudiger maakt. De theoretische koppelefficientie is meer dan 50%, maar fabricagetoleranties zijn uiterst streng. Een eerste fabricagetest resulteerde in een opgemeten koppelefficientie naar single-mode vezel van 8%.
Fig2. SEM-foto van een gefabriceerde koppelaar.
Gezien de grote toepassingsmogelijkheden van dit type koppelaar (vertikale koppeling naar in-plae halfgeleiderlasers en verwante componenten) is het een interessante uitdaging om deze component performanter te maken. Daartoe dienen de individuele roostertanden sterk geoptimaliseerd te worden, enerzijds om fabricagetoleranties te relaxeren en anderzijds om een zo goed mogelijke overlap met de vezelmode te bekomen. Na een korte literatuurstudie over roosterkoppelaars en optimalisatie-algoritmes (bv. genetische algoritmes), zal aangevat worden met het ontwerp. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van CAMFR, een in de groep ontwikkelde simulatietool gebaseerd op eigenmode-expansie, en OmniSim, een commercieel FDTD-programma, waarin speciaal voor deze toepassing de mogelijkheid tot schuin etsen werd ingebouwd. Voor de fabricage van de component zal een beroep gedaan worden op de uitrusting (e-beam lithografie) en expertise (schuin etsen) van de University of St. Andrews, Schotland, waarmee een intense samenwerking bestaat. Facultatief (naargelang de interesse van de student) kan een mini-stage in St. Andrews georganiseerd worden. Uiteindelijk zal de gefabriceerde component uitgemeten en geëvalueerd worden. In een later stadium kan dan gekeken worden naar integratie van de koppelaar met een actieve component (bv. een laser)
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 1: | Linda Tessens |
Contactpersoon: | Aleksandra Pizurica |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dries Van Thourhout |
Begeleider 1: | Joost Brouckaert |
Contactpersoon: | Joost Brouckaert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen de fotonica heeft de nood aan integratie van complexe optische functies en verdere miniaturisatie van optische componenten de laatste jaren geleid tot intensief onderzoek naar en ontwikkeling van fotonische IC’s, afgekort PIC’s. Dit zijn zeer compacte fotonische componenten die een optische functie uitvoeren door middel van geïntegreerde optische golfgeleiders en opto-elektronische componenten. Het silicium-op-isolator (SOI) materiaalsysteem is belangrijk platform voor de realisatie van deze fotonische IC’s. Door het hoge brekingsindexcontrast is het mogelijk om zeer compacte golfgeleidercircuits te maken. Voor de detectie van licht met golflengtes die typisch gebruikt worden voor optische communicatie (1.31 en 1.55μm) is silicium transparant. Hierdoor is het medium uiterst geschikt voor het geleiden van deze optisch signalen, maar detectie is onmogelijk. Hiervoor moeten andere materialen op het SOI substraat geintegreerd worden.
Voor de realisatie van hoog performante detectoren wordt veelal gebruik gemaakt van III-V halfgeleiders zoals InP, InGaAs, … . Een mogelijke techniek voor de integratie van deze detectoren op een SOI substraat is “hybride integratie”. Hierbij wordt de detector vooraf vervaardigd in het III-V materiaal. Vervolgens wordt de detector met behulp van AuSn-bumps – die ook instaan voor de elektrische contactering – verankerd op het SOI fotonisch IC. De doelstelling van deze scriptie is dan ook om deze techniek verder te uit te werken en te optimaliseren, waarbij ook aandacht besteed zal worden aan de optische koppeling tussen de detector en de onderliggende golfgeleider. De student zal voor deze scriptie, met een sterk experimenteel karakter, gebruik kunnen maken van hoog-technologische apparatuur in de clean room van de universiteit.
Promotor 1: | Peter Van Daele |
Begeleider 1: | Geert Van Steenberge |
Begeleider 2: | Nina Hendrickx |
Contactpersoon: | Geert Van Steenberge |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De thesis heeft tot doel, via experimentele verificatie, na te gaan of dergelijke spiegeltjes kunnen gemaakt worden via micro-machining technieken in silicium. Dit werk kadert in de betrokkenheid van de onderzoeksgroep binnen het Europese onderzoeksnetwerk NEMO (Network of Excellence on Micro-Optics). In een eerste faze zal de thesis bestaan uit het uitvoeren van een aantal testen om na te gaan via welke technologische processen dergelijke spiegeltjes in Si kunnen gemaakt worden. In een tweede fase zal via een beperkte computer-simulatie onderzocht worden wat de te verwachten koppelings-efficientie kan zijn. In een derde fase zullen dergelijke deflecterende spiegels gemaakt worden en geplaatst worden in demonstratoren.
Het voorgestelde werk is zeer technologisch gericht en laat de kandidaat ervaring opdoen in de modernste technieken voor het produceren van elektronische en optische schakelingen. Deze thesis wordt georganiseerd in het kader van de doorgedreven samenwerking tussen de technologiegroepen van INTEC en ELIS en zal uitgevoerd worden in de nieuwe CleanRoom faciliteiten van de onderzoeksgroep op de campus Ardoyen (Zwijnaarde).Promotor 1: | Peter Van Daele |
Begeleider 1: | Geert Van Steenberge |
Contactpersoon: | Geert Van Steenberge |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Een eertse luik van de thesis bestaat uit een beknopte theoretische studie van de aan te brengen structuren, gekoppeld aan een aantal simulaties. Uit deze studie zullen een aantal structuren geselcteerd worden die vervolgens via laser ablatie zullen vervaardigd worden. In een derde fase zullen deze gerealiseerde, complexere structuren optisch uitgemeten worden op een daarvoor reeds aanwezige meetopstelling. Uit deze metingen moeten ontwerpregels kunnen afgeleid worden i.v.m. aanvaardbare bochtverliezen en koppelingsverliezen.
Het voorgestelde werk is zeer technologisch gericht en laat de kandidaat ervaring opdoen in de modernste technieken voor het produceren van elektronische en optische schakelingen. Deze thesis wordt georganiseerd in het kader van de doorgedreven samenwerking tussen de technologiegroepen van INTEC en ELIS en zal uitgevoerd worden in de nieuwe CleanRoom faciliteiten van de onderzoeksgroep op de campus Ardoyen (Zwijnaarde).Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 1: | Linda Tessens |
Contactpersoon: | Aleksandra Pizurica |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Peter Van Daele |
Promotor 2: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Erwin Bosman |
Begeleider 2: | Johan De Baets |
Contactpersoon: | Johan De Baets |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
In een eerste fase zal men zich moeten familiariseren met huidig gebruikt e technologie voro het inkapselen van elektronische chips op rigide substraten. In een tweede fase zullen een aantal teststructuren gedefinieerd en gerealiseerd worden voor het inkapselen van eenvoudige test-chips in optische lagen. Deze teststructuren dienen dan onderworpen te worden aan een aantal betrouwbaarheidstesten waarbij de karakterisatie nadien bestaat uit inspectie via microscopie (SEM en optische). Door het aanbrengen van elektrische contacten op de testchips kan ook nagegaan worden wat de invloed is van de stress die inwerkt op de chips.
Het voorgestelde werk is zeer technologisch gericht en laat de kandidaat ervaring opdoen in de modernste technieken voor het produceren van elektronische en optische schakelingen. Deze thesis wordt georganiseerd in het kader van de doorgedreven samenwerking tussen de technologiegroepen van INTEC en ELIS en zal uitgevoerd worden in de nieuwe CleanRoom faciliteiten van de onderzoeksgroep op de campus Ardoyen (Zwijnaarde).Promotor 1: | Peter Van Daele |
Promotor 2: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Nina Hendrickx |
Contactpersoon: | Nina Hendrickx |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van de thesis is het optimaliseren van laser geableerde golfgeleiderstructuren waarbij een minimale ruwheid als criterium gebruikt wordt. Dit veriest het aanleren van zowel de technologie om de structuren aan te brengen, laser ablatie, maar vooral het aanleren van de ruwheidsmetingen. Het opzetten van de experimenten zal gebeuren volgens de DoE-methode (“Design of Experiments”).
Het voorgestelde werk is zeer technologisch gericht en laat de kandidaat ervaring opdoen in de modernste technieken voor het produceren van elektronische en optische schakelingen. Deze thesis wordt georganiseerd in het kader van de doorgedreven samenwerking tussen de technologiegroepen van INTEC en ELIS en zal uitgevoerd worden in de nieuwe CleanRoom faciliteiten van de onderzoeksgroep op de campus Ardoyen (Zwijnaarde).Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Pieter Baeten |
Begeleider 2: | Alessandro Ledda |
Contactpersoon: | Wilfried Philips |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Electrofotografische drukmachines (b.v. laserprinters) zijn heel complexe tuigen. In de praktijk kunnen allerlei problemen de drukkwaliteit doen degraderen. Courante problemen zijn b.v. ongewenste variaties van grijswaarden of kleuren over de breedte van het blad, strepen over de lengte van het blad door ongelijkmatige belichting of tonerverspreiding, horizontale lijnen door slippen van mechanische onderdelen enz.
Bij het drukken van grote oplages is het belangrijk dit soort problemen snel op het spoor te komen om papier-, toner en tijdverspilling te minimaliseren. In principe kan dit door een testpatroon af te drukken aan de rand van het blad, dit patroon met een camera op te nemen en te analyseren.
Het doel van de thesis is het ontwikkelen van snelle beeldverwerkingsalgoritmen voor het opsporen van de vermelde artefacten en het classificeren ervan om de operator toe te laten de juiste correcties uit te voeren of eventueel zelfs om de machine automatisch bij te regelen. Hierbij stellen zich enkele vereisten:Het doel van de thesis is het ontwikkelen van nieuwe, snelle technieken voor het opsporen van drukartefacten. Hierbij zal de thesis zich concentreren op detectie van variaties in grijswaarde, strepen en vlekken. Als vertrekpunt kunnen enkele standaard beeldverwerkingsalgoritmen worden geïmplementeerd. Nadien moeten nieuwe technieken worden ontwikkeld. Hierbij denken we o.a. aan combinaties van morfologische en statistische technieken met recursieve lineaire filters.
Naast het ontwikkelen van algoritmen is een belangrijk onderzoeksaspect het bestuderen van de optimale captatie van de beelden. Hierbij kunnen we gebruik maken van een scanner (hoge resolutie) of een camera. Aspecten zoals de belichting kunnen ook een rol spelen.
Voor proefdrukken kunnen we rekenen op de medewerking van Punch Graphix. Deze thesis kadert in een ruimere onderzoekslijn (IBBT beeldverwerkinginitiatief), waar een ruimere klasse van problemen zal worden onderzocht (b.v. fabricagefouten op chips, ...).
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Stefaan Lippens |
Begeleider 2: | Alessandro Ledda |
Contactpersoon: | Wilfried Philips |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
De meeste kleurendrukprocédés simuleren kleuren door het over of naast elkaar drukken van basiskleuren, meestal Cyaan, Magenta, Geel en Zwart (CMYK), maar soms ook andere kleuren. Een bijkomende complicatie is dat op een bepaalde plaats ofwel inkt (of toner) kan worden aangebracht ofwel niet; het is b.v. niet mogelijk donker cyaan of licht cyaan te drukken. Om -ondanks deze beperking- kleurschakeringen te kunnen drukken, worden beelden gerasterd: het papier wordt bedekt met kleine inktvlekjes en de intensiteit van de betreffende basiskleur neemt toe naarmate er meer en/of grotere vlekjes wordt gezet.
Omwille van de complexiteit van het proces wordt de effectief afgedrukte kleur bepaald door vele factoren, zoals het aantal en de eigenschappen van de gebruikte inkten, de details van het rasterprocédé, het gebruikte papiertype etc. Om een getrouwe kleurweergave te verkrijgen worden in de dagelijkse praktijk testpatronen afgedrukt, waarvan de effectieve kleur wordt gemeten. Vervolgens worden de inputkleuren gecorrigeerd om een correcte kleurweergave te verkrijgen. Dit is een tijdrovend proces.
In moderne drukmachines is er een tendens naar het aanbieden van meer dan 4 basiskleuren (CMYK). Dikwijls worden de bijkomende kleuren gereserveerd voor heel specifieke toepassingen (b.v. een "spotkleur" voor het drukken van een heel specifieke kleur van een logo van een bedrijf).
In de praktijk zou het heel nuttig zijn om te kunnen overschakelen op een ander rastertype, een ander papiertype, ... zonder een volledig nieuw kleurprofiel (testpatroon) te moeten opmeten. In theorie is dit mogelijk door het gebruik van een drukmodel (waarvan er enkele in de literatuur beschikbaar zijn) dat de afgedrukte kleur kan voorspellen.
Het eerste doel van de thesis is dergelijke drukmodellen te onderzoeken en te evalueren voor het geval van 4 basiskleuren (CMYK). Een belangrijke nieuwigheid is dat we de details van het rasterproces beter in rekening willen brengen. Hiervoor kunnen we vertrekken van de bestaande expertise in onze groep. Een essentieel onderdeel van het onderzoek is het definiëren van geschikte testpatronen om het model fijn te stellen en te evalueren, en het opmeten van die patronen. Voor het proefdrukken kunnen we rekenen op medewerking van de Artevelde Hogeschool en van Punch Graphix.
Het tweede doel van de thesis is het onderzoek naar nieuwe inverse drukmodellen, die aangeven welke inputs nodig zijn om een bepaalde kleur te reproduceren.
Indien er meer dan 3 basiskleuren aanwezig zijn is er doorgaans geen unieke oplossing voor het weergeven van een bepaalde kleur. Niet elke oplossing is echter even goed: sommige gebruiken meer inkt en zijn dus duurder en maken het papier vochtiger waardoor dit kan vervormen of waardoor de inkt kan uitlopen. De optimale oplossing hangt ook af van de details van het rasterprocédé en van het drukprocédé (elektrofotografisch, offset, inkjet).
Promotor 1: | Hendrik Rogier |
Promotor 2: | Jan Vanfleteren |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
In wearable computing applicaties en voor personal en body area networks is er behoefte aan elektronische componenten ontworpen op flexibele substraten. Voor personal health systems, die bvb. hartslag, hersenactiviteit of bloedsuikerspiegel draadloos monitoren, wil men nog een stap verder gaan, en poogt men elektronische schakelingen te implementeren op rekbare substraten. In velerlei toepassingen wenst men gegevens van de elektronische schakeling die op het lichaam wordt geplaatst door te sturen naar een wireless access point, via een WLAN (wireless local area network), WPAN (wireless personal area network) of WBAN (wireless body area network), gebaseerd op WiFi, Bluetooth, HiperLAN of IEEE 802.11. Elk van deze protocols maakt gebruikt gebruik van specifieke niet-gelicentieerde frequentiebanden (bvb. de 2.45GHz ISM band en de 5 GHz band) waarin mobiele terminals met een gecontroleerd zendvermogen kunnen uitstralen. Gelet op het beperkte zendvermogen is een optimaal ontworpen antenne onontbeerlijk voor datatransmissie van voldoend hoge kwaliteit. Binnen de TFCG Microsystems groep van de Vakgroep ELIS beschikt men over de know-how om elektronische schakelingen te bouwen op rekbare flexibele substraten, terwijl binnen de Elektromagnetisme groep van de Vakgroep INTEC een grote ervaring aanwezig is voor het ontwerp van planaire antennes. Gezien de rekbare antenne wordt ontworpen zonder grondvlak dient de aanwezigheid van het menselijk lichaam mee in de simulatie te worden opgenomen.
Promotor 1: | Jan Doutreloigne |
Begeleider 1: | Jan Doutreloigne |
Begeleider 2: | Benoit Bakeroot |
Contactpersoon: | Jan Doutreloigne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
In
de automobiel-elektronica, robotica en industriële controle worden vaak
zogenaamde ‘smart power’ technologieën aangewend. Dit zijn geavanceerde
silicium-technologieën waarmee op eenzelfde chip alle vereiste analoge
en digitale elektronica
In
deze thesis zal voor de eerste maal een volledig geïntegreerde
elektronische schakeling rond deze nieuwe IGBTs worden ontworpen.
Hierbij wordt gedacht aan een zogenaamde ‘H-brug’ bestaande uit 4 IGBTs
waarmee bijv. een kleine DC-motor
Het overgrote deel van de tijd zal gespendeerd worden aan het ontwerpen van het elektronisch schema van deze chip en het uitvoeren van alle bijhorende circuit-simulaties. Het te realiseren elektronisch schema, dat overigens een mooi voorbeeld is van gemengd analoog-digitaal ontwerp met een combinatie van laagspannings- en hoogspanningsfuncties, zal ruwweg opgebouwd zijn uit de volgende onderdelen: de eigelijke H-brug met de nieuwe IGBTs die werken op hogere spannings- en stroomniveaus (bijv. 25V en 2A), de bijhorende niveau-verschuivers voor het aansturen van de gate-elektrodes van de 2 IGBTs bovenaan in de brug, een gemengd analoog-digitaal blok dat instaat voor het genereren van de PWM-signalen waarmee uiteindelijk de gate-elektrodes van de IGBTs moeten worden geactiveerd, en een analoog regelcircuit dat op basis van het gemeten stroomniveau in de H-brug zorgt voor een thermische beveiliging van de IGBTs.
Eenmaal het elektronisch schema van deze chip volledig ontworpen is en de simulaties aangetoond hebben dat dit circuit naar behoren zou moeten functioneren,Promotor 1: | Pieter Rombouts |
Promotor 2: | Ludo Weyten |
Begeleider 1: | Stijn Reekmans |
Contactpersoon: | Pieter Rombouts |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Aeyels |
Begeleider 1: | Jonathan Rogge |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dirk Aeyels |
Begeleider 1: | Jonathan Rogge |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Jan Vanfleteren |
Promotor 2: | Herbert De Smet |
Begeleider 1: | Jonathan Govaerts |
Begeleider 2: | Tom Bert |
Contactpersoon: | Jonathan Govaerts |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
In de groep TFCG Microsystems wordt zeer uiteenlopend onderzoek gedaan naar allerlei assemblagetechnieken, o.a. voor de interconnectie en aansturing van displays. Zo wordt het design van driverchips en de elektronische aanstuurschema’s, de interconnectietechnologie (ook op flexibele en zelfs stretchable substraten), en de encapsulatie van elektrische schakelingen bestudeerd.
In deze thesis is het de bedoeling de uiteenlopende expertise binnen de onderzoeksgroep te combineren om te komen tot een display dat zich kan aanpassen aan de ronde, onregelmatige vorm van de pols. Hierbij komen veel aspecten aan bod: informatievergaring en literatuurstudie, keuze van display-effect, lokaliseren en aankopen van display-modules en bijhorende (verpakte) driverchips, ontwerp van elektrische aanstuurschema’s op basis van bestaande chips, elektrisch testen van schakelingen en uiteindelijk het realiseren van een “wristworn display” m.b.v. binnen de groep bestaande interconnectie- en assemblagetechnieken.
In het begin zal gekeken moeten worden naar het display-effect, dat de meeste kans biedt op succes bij het uiteindelijk maken ervan. Dit kan beslist worden op basis van een korte studie van de verschillende effecten. De meest voor de hand liggende zijn elektroforetische displays en displays op basis van OLEDs. Informatie is beschikbaar binnen de groep, en door de alomtegenwoordigheid van displays kan ook veel algemene informatie vergaard worden op het internet.
Daarna kan gezocht worden naar bestaande display-modules (bij voorkeur zo flexibel mogelijk) met bijbehorende drivers. Hiervoor kan contact gezocht worden met bedrijven en onderzoeksinstellingen, o.a. onderzoekspartners van de TFCG-groep binnen Europese en Vlaamse projecten zoals Bioflex, FlexiDis, Stella, ...
Daarna kan een opstelling gebouwd worden om de aansturing van een dergelijke module te testen op breadboard. Als dit goed genoeg blijkt te werken, bestaat de volgende uitdaging erin om deze schakeling te realiseren op een gecombineerd flexibel/stretchable substraat, dat dan rond de pols gedragen kan worden.
Het spreekt voor zich dat de uitdaging van deze thesis ligt in het combineren van deze zeer uiteenlopende technologieen; er wordt dus niet verwacht dat elk aspect tot op het bot wordt uitgediept. Natuurlijk mag op een van de voornoemde aspecten meer nadruk gelegd worden, afhankelijk van de mogelijkheden op dat moment en van de persoonlijke voorkeur van de studenten. Door de uitgebreidheid van het onderwerp is het te verkiezen deze thesis met meerdere studenten te doen.
Juist door deze veelzijdigheid is het nogal moeilijk dit onderwerp kort voor te stellen en evenveel recht te doen aan elk van de deelaspecten die erbij komen kijken. Bij interesse, is het dan ook aangewezen een van de betrokken personen te contacteren voor meer informatie.
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Bram de Greve |
Begeleider 2: | Dick Botteldooren |
Contactpersoon: | Bram de Greve |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het ontwerp en optimalisatie van akoestische demper structuren kan gestuurd worden door een genetisch algoritme. Hierbij worden de verschillende kandidaat structuren in de populatie aan een fitheidtest onderworpen. De meest geschikte structuren worden vervolgens gebruikt om een nieuwe generatie te genereren. In deze fitheidtest wordt een eindige differentie in tijdsdomein methode (FDTD) gebruikt om de structuur te evalueren. Dit is een krachtige maar zeer rekenintensieve methode voor het simuleren van geluidspropagatie in complexe omgevingen. Een oplossing met behulp van distributed computing dringt zich dan ook op. Het recentelijke BELNET Grid Initiative kan hierop een antwoord bieden.
Promotor 1: | Peter Bienstman |
Begeleider 1: | Lieven Vanholme |
Begeleider 2: | Pieter Dumon |
Contactpersoon: | Lieven Vanholme |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herbert De Smet |
Begeleider 1: | Hüseyin Murat |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze scriptie is een marktonderzoek te doen van verschillende beschikbare hoogperformante LEDs en collectielenzen die van toepassing kunnen zijn voor projectiedoeleinden. Deze componenten dienen dan volledig gekarakteriseerd te worden.
Takenpakket:
Theoretische voorbereiding om vertrouwd te geraken met projectiesystemen en meer bepaald met termen als étendue, collectieëfficiëntie, etc.
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Bram de Greve |
Begeleider 2: | Timothy Van Renterghem |
Contactpersoon: | Bram de Greve |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Huidige rekenstandaarden voor geluidskaarten schrijven het stralentrekmodel voor. Op basis van de bekomen stralen wordt dan een attenuatie berekend. Deze stralen verlopen op reflecties en diffracties na altijd volgens een rechte lijn. Atmospherische parameters zoals wind en temperatuur worden hierbij vaak genegeerd of slechts op benaderde manier in rekening gebracht. Variërende wind- en temperatuurprofielen zorgen er echter voor dat stralen afgebogen worden. PE (parabolische vergelijking) methodes kunnen deze afbuiging vlot simuleren. PE methodes zijn echter niet geschikt om reflecties mee te nemen en falen in grote simulatiedomeinen. Een koppeling van beide simulatietechnieken verenigt de voordelen van beide methodes. Nadat een pad berekend is door de stralentrekker zal de PE simulator de afbuiging door wind en temperatuur gaan berekenen en zo een nauwkeuriger resultaat afleveren.
In dit afstudeerwerk zal de student zich vooreerst vertrouwd maken met de geschetste problematiek. Na deze korte fase zal de student in staat zijn om een rekenmodel uit te werken dat beide methodes koppelt. De start is het uitwerken van een PE simulator die in staat is om rekening te houden met windprofielen en eventueel variërende impedantie van de grond. Vervolgens wordt de PE simulator ingepast in de stralentrekker ontwikkeld door de onderzoeksgroep. Simulatieresultaten van de gecombineerde simulator kunnen vervolgens gevalideerd worden met referentie-implementaties zoals FDTD.
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Frederik Vanhaverbeke |
Contactpersoon: | Frederik Vanhaverbeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Bruno Huysmans |
Begeleider 2: | Quang Luong |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Bruno Huysmans |
Contactpersoon: | Bruno Huysmans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herbert De Smet |
Begeleider 1: | Hüseyin Murat |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze scriptie is een reflector of lens te ontwerpen in ZEMAX om maximale inkoppelefficiëntie en een juiste omzetting van angulaire distributie te bekomen, zodat het licht de geschikte vorm krijgt om met of zonder een lichtpijp te kunnen gebruikt worden in een projectiesysteem.
Takenpakket:
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Frederik Simoens |
Begeleider 2: | Frederik Vanhaverbeke |
Contactpersoon: | Frederik Vanhaverbeke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het Internet zal zijn spectaculaire groei, die het in het verleden te danken had aan killer applicaties als het world-wide-web (www), bestandendeling en e-mail, ongetwijfeld bestendigen dankzij de toevloed van nieuwe real-time toepassingen. Elke dag bereiken ons nieuwe multimedia netwerktoepassingen zoals audio- en video streaming, IP-telefoon, tele-conferencing, interactieve games, afstandsonderwijs en nog veel meer. De eisen die deze toepassingen aan de diensten van het internet stellen verschillen sterk van de traditionele toepassingen (www, e-mail, bestandendeling,...). Traditionele toepassingen vereisen een volledige integriteit van de getransporteerde gegevens. Het internet beschikt over een hele resem aan technieken en protocollen om dit te verwezenlijken. Een netwerk als het internet verstuurt informatie door middel van kleine pakketten. Indien pakketten foutief ontvangen worden of verloren gaan, kunnen retransmissies worden aangevraagd opdat alle informatie correct bij de ontvanger zou geraken, zij het met enige vertraging. Traditionele toepassingen (www, e-mail,...) ondervinden weinig hinder van dergelijke vertragingen. Voor real-time toepassingen liggen de zaken duidelijk anders. Verloren of vertraagde pakketten gaan onvermijdelijk gepaard met verlies aan informatie (vb. een storing in het beeld bij video applicatie). Deze applicaties nemen dan ook toevlucht tot internetdiensten of protocollen die minder betrouwbaarheid garanderen, maar (hopelijk) ook minder vertragingen. Het ontbreken van gezamelijke garanties over betrouwbaarheid en vertragingen bemoeilijkt het ontwerp van real-time applicaties.
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Patrick De Smet |
Begeleider 1: | Patrick De Smet |
Begeleider 2: | Johan De Bock |
Contactpersoon: | Patrick De Smet |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk materiaalkundig ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
De doelstelling van deze thesis is te onderzoeken hoe nauwkeurige topografische 3D-metingen kunnen bijdragen tot het uitvoeren van betrouwbare analyses bij het vergelijken van forensische breuksporen (“fracture matching”). Hiertoe zal in de eerste plaats geëxperimenteerd worden met een state-of-the-art proefopstelling die in staat is om met een zeer hoge nauwkeurigheid en resolutie driedimensionale oppervlakken van een gegeven object op te meten. Vervolgens dienen algoritmen uitgedacht en ontwikkeld te worden die in staat zijn om de opgemeten 3D breukvlakken, ‑randen of ‑hoekpunten op een betrouwbare manier terug aan elkaar te passen en te zetten. In een eerste fase zal de nadruk op de “low-level” problematiek liggen; hoe kan men kenmerken bepalen die toelaten twee gegeven oppervlakken of randen snel en nauwkeurig met elkaar te vergelijken? Daarna kan een aanpak onderzocht worden die toelaat om meerdere fragmenten terug aan elkaar te passen (puzzel- en zoekstrategieën). Ook aspecten zoals efficiënte implementatie of interactie met de gebruiker kunnen eventueel aan bod komen.
Voor deze thesis zal samengewerkt worden met het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (http://nicc.fgov.be/). Het NICC is een weten-schappelijke inrichting binnen de F.O.D. Justitie, en verricht forensisch onderzoek in opdracht van en in samenwerking met de gerechtelijke overheden en politiediensten.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Tom Verdickt |
Begeleider 2: | Bruno Van Den Bossche |
Contactpersoon: | Tom Verdickt |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Massively Multiplayer Online Games (MMOGs) zijn applicaties waarbij duizenden gebruikers zich op hetzelfde moment in een virtuele wereld bevinden en met elkaar en de wereld zelf interageren. Een probleem bij deze applicaties is dat deze gigantische werelden met duizenden interagerende objecten een zware belasting genereren. Om de MMOGs te ondersteunen is binnen de vakgroep het concept van "Dynamische Microcellen" ontwikkeld. Hierbij wordt de spelwereld verdeeld in een aantal kleine stukken. Deze microcellen kunnen vervolgens verdeeld worden over de servers die de MMOG ondersteunen. Indien een server overbelast raakt doordat er zich teveel spelers bevinden in de microcellen waarvoor hij verantwoordelijk is, kunnen een aantal microcellen verplaatst worden van de overbelaste server naar een minder belaste server. Hierdoor kan het systeem dynamisch reageren op overbelasting en kunnen bottlenecks vermeden worden.
In de vakgroep werd reeds een MMOG platform ontwikkeld dat deze functionaliteit realiseert. Voor het bepalen van een optimale verdeling van de microcellen over de servers zijn reeds een aantal algoritmes ontworpen. Deze algoritmes bepalen echter een verdeling zonder rekening te houden met het aantal microcell verplaatsingen dat nodig is en bepalen enkel een statische verdeling van de microcellen over de servers.In deze thesis is het de bedoeling om het bestaand platform uit te breiden met een set algoritmes die in staat zijn om een ideale verdeling van de microcellen over de servers te bepalen, rekening houdend met het aantal verplaatsingen dat nodig is. Hiervoor kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de localiteit van de microcellen (indien twee microcellen die veel communiceren op verschillende servers aanwezig zijn, zal dit ervoor zorgen dat er veel netwerktraffiek tussen deze componenten is) en moet getracht worden ervoor te zorgen dat geen enkele server overbelast wordt. De figuur illustreert het aanpassen van de microcell verdeling. De MicrocellManager bepaalt de nieuwe verdeling van de microcellen. Server 3 bevat veel meer spelers dan de andere drie servers, als reactie hierop worden vier microcellen verplaatst van server 3 naar server 4. Daarnaast zal er in deze thesis ook voor gezorgd worden dat de bestaande architectuur verder uitgebreid wordt door componenten toe te voegen die extra resilience (betrouwbaarheid) realiseren. Indien in het huidige systeem een server faalt, wordt dit nog niet opgevangen. In de thesis zal een studie gemaakt worden van manieren om gedistribueerde systemen betrouwbaar te maken en zullen deze technieken worden toegepast op de huidige architectuur.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0101_fig.jpg
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Frederik Simoens |
Begeleider 2: | Dieter Van Welden |
Contactpersoon: | Frederik Simoens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Quang Luong |
Contactpersoon: | Quang Luong |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Een belangrijk en welbekend aspect van de fotografie, zowel in het digitaal als in het
analoog domein, is de sluitertijd van de camera. Dit bepaalt hoe lang de sensor
van de camera (hetzij een digitale CCD sensor of een lichtgevoelige emulsie,
b.v. een film) belicht moet worden. De lengte van de sluitertijd hangt af van
zowel de belichting van de scène als de intrinsieke helderheid van de
gefotografeerde objecten (d.w.z. donkere objecten zullen een langere
sluitertijd nodig hebben en het omgekeerde geldt voor heldere objecten).
Desondanks,
zelfs met een correcte lichtmeting zijn er situaties waarbij de variatie van de
belichting in de scène zo groot is dat het niet mogelijk is om onder- of
overbelichting te vermijden in de verschillende delen van het beeld. Dit
resulteert meestal in zeer contrasterende beelden, met bleke gebieden door
overmatige belichting en met zeer donkere gebieden waarin weinig of geen
details kunnen waargenomen worden. Onder deze omstandigheden kunnen we zeggen
dat het dynamisch bereik van de scène het dynamisch bereik van opname media
(b.v. een camerasensor) of weergave media (b.v. een monitor) overtreft.
Dit
fenomeen wordt reeds lang gebruikt door kunstfotografen die opzettelijk het
beperkt dynamisch bereik van de belichte film gebruiken om beelden met een hoog
contrast te bekomen. Hoe dan ook, dit toont aan dat er duidelijke
tekortkomingen zijn in de conventionele fotografie (gebruikers herinneren zich
meestal een andere scène dan wat ze gefotografeerd hebben) of in
beeldverwerkingstaken. Een mogelijkheid
om dit probleem te verhelpen is het vergroten van het dynamisch bereik van de
acquisitie media, welke sterk is verbeterd in de laatste decennia. Een andere mogelijkheid is om de bedoelde
scène een aantal keren vast te leggen met verschillende sluitertijden en
vervolgens de resulterende beelden zo te combineren zodat het volledig beeld
een globaal correcte beliching heeft. Hoewel zulke beelden met een hoog
dynamisch bereik weergeven op b.v. monitors of printers, die meestal een laag
dynamisch bereik hebben, blijft een belangrijk probleem. Een aanpassing van de compressie van het hoog
dynamisch bereik is nog steeds nodig voor een geschikte weergave van het beeld.
Het doel
van deze thesis is het bestuderen van de verschillende aspecten van het
dynamisch bereik van de scène, het genereren van beelden met een hoog dynamisch
bereik (stralingskaarten) vertrekkende van meerdere beelden met een laag
dynamisch bereik en de bijhorende aanpassingen of compressie voor de
verschillende toepassingen, b.v. weergave, panoramische visie’s, enz.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Bart De Vleeschauwer |
Begeleider 2: | Pieter Simoens |
Contactpersoon: | Bart De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In deze thesis zal gekeken worden hoe monitoring van thuis- en toegangsnetwerk kunnen geïntegreerd worden om zo een infrastructuur te realiseren die de kwaliteit van het volledige end-to-end pad kan optimaliseren. In het volledige end-to-end pad vormt de home gateway de brug tussen het thuisnetwerk en het toegangsnetwerk. Er zal een software component voor deze home gateway ontworpen worden die het mogelijk zal maken monitor jobs te starten binnen het thuisnetwerk en die ook in staat zal zijn om het monitorplatform van het toegangsnetwerk te contacteren indien een dienst kwaliteitsdegradatie ondervindt.
Een manier om deze component te implementeren is aan de hand van het OSGi framework dat op een home gateway aanwezig is. Dit is een op java gebaseerd framework waarop software componenten kunnen geïnstalleerd worden die bepaalde diensten aanbieden.
In een tweede luik zullen algoritmes ontwikkeld worden om de monitorinformatie van binnen een thuisnetwerk te aggregeren en om beslissingen te treffen over de relevantie van bepaalde metingen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0102_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Bart De Vleeschauwer |
Contactpersoon: | Bart De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Bij multimedia applicaties zoals video on demand en online gaming wordt dezelfde data vaak naar verschillende bestemmingen gestuurd. Om efficiёnt gebruik te maken van de bandbreedte van een multimediaserver kan multicasting gebruikt worden. Hierdoor hoeft de server slechts eenmaal de data te versturen. De meeste netwerken bieden echter geen ondersteuning voor multicasting.
Een manier om multicasten toch te voozien is gebruik maken van een overlay netwerk. Hierbij plaatst een overlay aanbieder een aantal servers in het netwerk en vormt op die manier een nieuw netwerk bovenop het Internet. De overlay aanbieder is zo in staat om de data te multicasten tussen de overlay servers.
Daarnaast kunnen overlay servers ook het formaat van de multimedia content transcoderen naar andere formaten. Indien gebruikers dezelfde content aanvragen in verschillende formaten, hoeft de multimedia server slechts één formaat uit te sturen. De overlay servers zorgen er voor dat het formaat wordt aangepast en dat alle clients de juiste content in het juiste formaat krijgen. De combinatie van multicasten en het aanpassen van het formaat wordt "intelligent multicasten" genoemd.In deze thesis zal een generieke architectuur van een overlay multicast server worden ontworpen. Deze architectuur moet het mogelijk maken om het overlay netwerk, dat gevormd wordt door de overlay servers, te gebruiken voor het multicasten van de traffiek voor verschillende multimedia diensten. Naast de mogelijkheid om de data te multicasten tussen de overlay servers, moet er ook ondersteuning voorzien worden om data om te zetten van één formaat naar een ander. Het is de bedoeling dat de overlay servers dynamisch verschillende diensten tegelijkertijd kunnen ondersteunen. De thesis omvat zowel het ontwerp als de implementatie van de overlay servers. Daarnaast zal er ook gekeken worden naar algoritmes om te bepalen hoe de multicast bomen voor de connecties kunnen opgezet worden en waar de transformaties op de data zullen gebeuren. Afhankelijk van de interesse van de student kan de focus meer liggen op de implementatie of de algoritmes voor de overlay multicast netwerken.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0103_fig.jpg
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Filip Strubbe |
Contactpersoon: | Filip Strubbe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De eerste “elektronisch papier” displays worden binnenkort op de marktgelanceerd. Elektroforetische displays zijn een goede kandidaat, en zullen in een eerste fase enkel zwart-wit zijn, later -als de technologie op punt staat- in kleur. Momenteel wordt nog volop onderzocht hoe pigmenten precies een elektrische lading krijgen, en wat de belangrijke parameters zijn voor een stabiele elektroforetische inkt. De drie basiscomponenten voor een elektroforetische inkt zijn een opslosmiddel, pigment en oplaadstof. Door een oplaadstof toe te voegen krijgen de pigmenten een elektrische lading, die bepaalt hoe snel ze bewegen wanneer een elektrisch veld wordt aangelegd. Om de schakeltijd van het display te optimaliseren is het dus belangrijk om de lading te kennen -en te begrijpen. De grootte en het teken van de lading hangt niet alleen af van de concentratie van de oplaadstof, maar ook van het type pigment. Violet pigment bijvoorbeeld wordt negatief, wit pigment positief.
Geladen pigmenten worden gefilmd onder de microscoop, terwijl ze oscilleren in een sinusoidaal elektrisch veld. De beelden worden automatisch geanalyseerd zodat de lading van een individueel pigment-deeltje kan worden berekend. Als uiteindelijke doel wordt de invloed van de concentratie van de oplaadstof op de lading nagegaan, alsook de relatie tussen de grootte van het deeltje en zijn lading. Verschillende pigmenten zijn beschikbaar voor analyse. De grootteorde van de ladingen varieert grofweg tussen 1 en 104, wat het in principe mogelijk maakt om de eenheidslading te bepalen. Eens de lading van een pigment-deeltje gekend is, kan het ook gebruikt worden als probe om elektrische velden te onderzoeken. In elektroforetische displays worden vaak 2-dimensionale elektrische velden gebruikt, die op deze manier kunnen gevisualiseerd worden en vergeleken met 2D-simulaties volgens een theoretisch model.
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Frederik Simoens |
Begeleider 2: | Henk Wymeersch (MIT, Cambridge, USA) |
Contactpersoon: | Frederik Simoens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Bruno Van Den Bossche |
Contactpersoon: | Bruno Van Den Bossche |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
J2EE biedt een goed gekend framework voor de ontwikkeling en implementatie van componentgebaseerde Enterprise Applicaties. Sterke punten van J2EE zijn onder andere de eenvoudige interactie met externe databronnen zoals een databank en het beheer van complexe transacties. Binnen J2EE ontbreekt echter een veelzijdig Event Model, dat bijvoorbeeld wel gebruikt wordt binnen multithreaded Java applicaties (J2SE) en frameworks als Swing. Door dit gebrek aan een generiek Event Model wordt het moeilijk om asynchrone applicaties te ontwikkelen binnen J2EE.
Dit tekort kan deels opgevangen worden door het gebruik van JMS dat via een message gebaseerd systeem toch asynchrone verwerking toelaat, maar het gebruik van JMS is echter onpraktisch en inefficiënt als event bus.
Nieuwere frameworks zoals JAIN SLEE bieden echter wel een Event Model aan maar missen een aantal voordelen van J2EE. Andere gerelateerde technologieën zijn de Enterprise Service Bus, Java Business Integration (JBI) die commercieel beschikbaar zijn (ServiceMix), maar zich profileren als communicatiebus tussen applicatieservers onderling.Sinds de J2EE 1.4 en de JCA 1.5 specificatie wordt het mogelijk om Message-Driven Beans te gebruiken in een niet JMS gerelateerde context. Gebruik makend van deze nieuwe features wordt het mogelijk om een generiek event systeem te ontwikkelen en te ontplooien binnen een bestaande J2EE applicatie server. In overleg met de thesisbegeleider zal een concrete use case bepaald worden die als referentie kan gebruikt worden bij het bepalen van de eisen van een dergelijke event bus. Parallel daarmee zal in een implementatie voorzien worden ter verificatie van het ontwikkelde model. Op basis van de hiermee behaalde resultaten wordt tevens een eerste schatting van de performantie van de nieuwe architectuur bepaald. Concreet zullen de antwoordtijden en de verwerkingscapaciteit van de applicatie hierbij zeker aan bod komen. Deze thesis laat toe een grondige kennis te verwerven van het J2EE framework, zowel op het niveau van de applicaties en de applicatie server, en van event gebaseerde software applicaties in het algemeen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0201_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Bruno Van Den Bossche |
Contactpersoon: | Bruno Van Den Bossche |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
J2EE is momenteel een van de belangrijkste frameworks voor het ontwikkelen van complexe enterprise applicaties. Het is ondertussen een goed begrepen en volwassen platform dat zich reeds heeft bewezen en breed inzetbaar is. Sinds enkele jaren (2003) maakt echter ook het Spring framework zijn opgang (http://www.springframework.org/). Spring maakt het vooral de ontwikkelaars van de applicaties eenvoudiger en tracht nog verder de business logica te scheiden van het gebruikte platform. Daartoe wordt alle logica ondergebracht in POJOs (Plain Old Java Objects) die aan de hand van configuratiebestanden (XML) binnen het framework beheerd worden.
Door het gebruik van POJOs wordt de herbruikbaarheid van de code verder gestimuleerd en wordt het testen van de componenten tijdens de ontwikkeling vereenvoudigd. Het is immers niet in elk stadium van de ontwikkeling nodig een volledige applicatiecontainer te gebruiken.
Het doel van dit eindwerk is een vergelijking te maken tussen het bestaande J2EE platform en het nieuwere Spring Framework. Een belangrijk deel van de vergelijking zal gaan over het bepalen voor welke types applicaties welk framework het meest geschikt is. Daarnaast zal er ook gekeken worden naar de performance implicaties van het gebruik van één van de beide technologieën.
In samenspraak met de thesisbegeleider zullen één of meer concrete use cases bepaald worden waarvan de uitwerking met beide technologieën kan vergeleken worden. De focus van de vergelijking kan - naargelang interesse - liggen op het niveau van het ontwikkelen van de software zelf en/of de mogelijke verschillen in prestaties, meer bepaald de antwoordtijden en verwerkingscapaciteit van de applicaties. Spring is immers de meer lightweight technologie van beiden, maar manifesteert dit zich ook in de uiteindelijke prestaties van een afgewerkt product.
Promotor 1: | Ludo Weyten |
Promotor 2: | Pieter Rombouts |
Begeleider 1: | Stijn Reekmans |
Begeleider 2: | Jeroen De Maeyer |
Contactpersoon: | Stijn Reekmans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Jan Vanfleteren |
Promotor 2: | Hendrik Rogier |
Begeleider 1: | Maarten Cauwe |
Contactpersoon: | Jan Vanfleteren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Johan De Bock |
Begeleider 2: | Ewout Vansteenkiste |
Contactpersoon: | Johan De Bock |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Bij beeldsegmentatie probeert men een digitaal beeld door middel van een algoritme op te splitsen in gebieden die een zekere homogeniteit vertonen, bv. gebieden met homogene intensiteit of textuur. Beeldsegmentatie is van fundamenteel belang in de beeldverwerking, omdat het goed presteren van vele technieken zeer sterk afhankelijk is van de kwaliteit van de voorafgaande segmentatie.
Vele beeldsegmentatietechnieken zijn in eerste instantie gericht op segmentatie op basis van intensiteit omdat deze eigenschap van een pixel direct beschikbaar is. Deze onaangepaste technieken zullen de verschillende texturen in een beeld niet kunnen onderscheiden en zullen de texturen in de meeste gevallen sterk oversegmenteren. Textuur zit ook niet vervat in één pixel, het is een bepaalde (repetitieve) structuur van een regio van pixels.
De waterscheidingstransformatie is een nuttige en heel bekende techniek voor beeldsegmentatie. Dit algoritme vertaalt een randenbeeld naar een segmentbeeld met verschillende homogene gebieden. Het randenbeeld wordt beschouwd als een topologisch oppervlak dat stelselmatig meer en meer onder water wordt gezet. De punten waar de verschillende waterfronten elkaar raken vormen dan de uiteindelijke contouren van de gebieden. Voor segmentatie op basis van intensiteit is het berekenen van een gradiëntbeeld een eenvoudige en effectieve techniek om een goed randenbeeld te bekomen als input voor de waterscheidingstransformatie. Om de oversegmentatie die na de waterscheidingstransformatie nog aanwezig zou zijn verder te kunnen verwijderen, transformeert men eerst het segmentbeeld naar een graaf met allerlei statistische kenmerken over de segmenten. Via graafalgoritmen kan men dan verschillende knopen samenvoegen (region merging) of de graaf globaal bekijken en knopen iteratief opsplitsen in verschillende groepen (graph cuts).
De globale doelstelling is de integratie van textuur in het randenbeeld → waterscheiding → graafalgoritmen raamwerk. Hierbij heeft men meerdere mogelijke onderzoeksopties:
De schaal waarop men een beeld bekijkt is zeer belangrijk, vooral voor texturen. Een bepaalde textuur heeft een bepaalde schaal. Een microtextuur kan deel uitmaken van een grotere textuur. Dit zal dus een belangrijk aandachtspunt zijn voor alle textuuruitbreidingen.
Eerst dienen deze technieken getest te worden op artificiële beelden bekomen door verschillende texturen aan elkaar te plaatsen. In een later stadium wordt dan onderzocht wat de performantie van de algoritmen is op natuurlijke beelden waarvan men vooraf niet weet waar de randen zich precies bevinden. In deze beelden bevinden zich ook gebieden zonder een duidelijke textuur, het is dan ook belangrijk dat ook deze gebieden juist gesegmenteerd worden.
Promotor 1: | Jean Martens |
Begeleider 1: | Matthias Varewyck |
Begeleider 2: | Benoit Catteau |
Contactpersoon: | Matthias Varewyck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Om o.a. de toegankelijkheid van geluidsarchieven gebruiksvriendelijker te maken, werd reeds eerder gezocht naar technieken om fragmenten grafisch voor te stellen. Deze technieken steunen echter op rudimentaire operaties die noodzakelijkerwijs moeten verfijnd worden, wil men ze bruikbaar maken voor een alledaagse toepassing. Deze zou eruit bestaan het enorm archief (50.000 geluidsopnames) van het Africamuseum in Tervuren te voorzien van een grote hoeveelheid aan nieuwe inhoudsbeschrijvende metadata. Deze thesis past in het kader van het DEKKMMA-project. (http://music.africamuseum.be/)
Het doel van deze thesis is de afleiding van een laagdimensionale textuurrepresentatie voor geluidsfragmenten. Enerzijds zou men deze representatie kunnen vertalen naar bijvoorbeeld een soort gekleurde streepjescode in de tijd, die gebruikers toelaat muzikale kenmerken als klankkleur en vorm in een oogopslag te herkennen. Anderzijds zou men de laagdimensionale voorstelling kunnen gebruiken om automatisch onderlinge gelijkenissen en verschillen te detecteren, en op basis daarvan de fragmenten te clusteren. De uitdaging voor de student ligt erin de bestaande algoritmes aan te passen, te combineren met andere methodes of nieuwe technieken te ontwikkelen die een betekenisvolle representatie opleveren van de muzikale textuur. Een grafische voorstelling kan deze toepasbaar maken voor het beschikbaar archief.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Bruno Van Den Bossche |
Contactpersoon: | Bruno Van Den Bossche |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Componentgebaseerde technologieën zoals J2EE, JAIN SLEE en .NET worden steeds meer gebruikt voor de ontwikkeling van complexe softwaresystemen. Grote voordelen van deze technologieën zijn de extra faciliteiten zoals logging, veiligheidsvoorzieningen, ondersteuning voor transacties enz. Dit laat toe dat de ontwikkeltijd verkort wordt en de kosten voor het ontwikkelen en testen verlaagd worden. Bovendien wordt het daardoor heel eenvoudig om componenten van andere leveranciers te integreren of zelfs een volledige applicatie te bouwen op basis van third party componenten.
Om
de prestaties van een systeem te verhogen wordt vaak gekozen voor een
gedistribueerde aanpak met als doel op deze manier een efficiënter,
robuuster en meer schaalbaar systeem te verkrijgen. Het distribueren
van een applicatie is echter niet eenvoudig, ondanks het feit dat
applicatieservers het onderscheid tussen lokale en remote componenten
bijna helemaal laten vervagen. Optimaal zou een applicatieserver zelf
de distributie van componenten op zich nemen en autonoom, tijdens de
uitvoering van de applicatie, een optimale distributie bepalen op basis
van de belasting van het systeem.
Een van de problemen die moeten opgelost worden om tot een automatische distributie over te kunnen gaan is het realiseren van de eigenlijke verplaatsing van componenten tijdens de uitvoering van de applicatie. Momenteel is er in de vakgroep reeds onderzoek gebeurd naar het verplaatsen van componenten zonder status. Een volgende stap is het verplaatsen van componenten met status. In overleg met de student zal een concrete use case uitgewerkt worden die kan geïmplementeerd worden als proof of concept.
Om dit te verwezenlijken zullen nieuwe algoritmes ontwikkeld worden, al dan niet door uitbreiding van bestaande oplossingen voor componenten zonder status. De belangrijke factoren waarmee rekening gehouden moet worden zijn het eigenlijk verplaatsen van de status en het garanderen van de consistentie van het systeem tijdens de verplaatsing.
Voor de technische realisatie van de proof of concept kunnen verschillende technieken gebruikt worden waaronder Aspectgeörienteerd programmeren en/of het automatisch offline bewerken van de componenten.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0203_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Chris Develder |
Begeleider 1: | Kristof Cauwel |
Contactpersoon: | Kristof Cauwel |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Meer en meer mensen vinden de weg naar nieuwe internet services zoals digitale televisie. Vermits de technische kennis van de gemiddelde gebruiker beperkt is, wordt remote installatie en configuratie van de devices steeds belangrijker. In de toekomst moet het mogelijk zijn om een device volledig te configureren van op afstand. Het enige wat de gebruiker dan nog moet doen, is het toestel aansluiten op zijn Local Area Network. Ook na de initiële installatie moet het mogelijk zijn om het device remote te updaten en herconfigureren.
Vandaag
de dag geldt SNMP als de standaard voor remote configuratie van
devices. Dit protocol schiet echter tekort wanneer men complexe
configuratie stappen wil verwezenlijken. Zo is er geen generiek device
datamodel voorhanden, waardoor interactie met een device zeer
afhankelijk is van het datamodel. Het huidige datamodel is ook niet op
een eenduidige manier uit te breiden. En bovendien is het onmogelijk om
verder te gaan dan het managen van parameters. Een nieuw remote
configuratie protocol zou al deze problemen van de baan moeten helpen.
Doel van deze scriptie is te onderzoeken welke remote configuratie protocollen er vandaag de dag bestaan. Verder moet onderzocht worden welke mogelijkheden deze protocollen bieden en hoe ze ten opzichte van elkaar in verhouding staan.
De protocollen uit deze studie worden in een tweede fase gebruikt om een protocol(extensie) te ontwerpen, dat voldoet aan de nieuwe configuratie-eisen. Een grote onbekende hierbij is het te gebruiken datamodel. Dit datamodel moet zo generiek mogelijk zijn. Op dit manier kunnen zoveel mogelijk verschillende toestellen van op afstand beheerd worden. Een ander aspect wat men niet uit het oog mag verliezen is de uitbreidbaarheid van het datamodel. Men wil immers dat het makkelijk kan voldoen aan nieuwe eisen van toekomstige apparaten.
Bedoeling is dat de student een demonstrator bouwt die een protocol zoals hierboven beschreven demonstreert. Een voorbeeld kan zijn het van een video terminal (set-top box). Dit gaat van de initiële installatie en configuratie, over het herconfigureren van het toestel, tot het installeren van extra componenten (zoals bvb. een nieuwe video codex).
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0301_fig.jpg
Promotor 1: | Jan Doutreloigne |
Begeleider 1: | Jan Doutreloigne |
Contactpersoon: | Jan Doutreloigne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Vlakke beeldschermen vinden vandaag meer en meer hun toepassing in de werk- en privé-omgeving. Denk maar aan de laptop, de vlakke desktop monitor en de vlakke TV. Het merendeel van deze vlakke beeldschermen zijn vloeibaar kristal beeldschermen (LCD) op glas en worden aangestuurd volgens het actieve matrix principe waarbij ieder beeldelement of pixel door een individuele dunne-film transistor wordt geadresseerd. Naast dit type beeldscherm kondigt zich nu echter een geheel nieuw type beeldscherm aan, namelijk het ‘elektronisch blad’ beeldscherm, beter gekend onder zijn Engelstalige benaming ‘electronic paper’ of ‘e-paper’. De bedoeling van dit type beeldscherm is een elektronische vervanger te worden van een krant of een boek. Voor deze toepassing worden aan het beeldscherm heel bijzondere eisen gesteld: het dient reflectief en bistabiel te zijn, over een hoge resolutie te beschikken, en op een flexibele plastic drager te worden aangebracht. Een interessant beeldvormend effect dat hiervoor in aanmerking komt is het cholesterische vloeibaar kristal effect dat overigens een passieve matrix adressering voor hoge resoluties toelaat.
Een belangrijk aspect bij ‘electronic paper’ beeldschermen is dat de beeldmaterialen over een geheugeneffect beschikken, dat de golfvormen voor het aansturen van de passieve matrix vrij complex zijn en dat er vrij hoge spanningswaarden vereist zijn. Dit alles betekent dat hiervoor geen ‘off-the-shelf’ chips kunnen worden gebruikt en dat er bijgevolg heel speciale aanstuurchips voor deze toepassing moeten worden ontwikkeld. De TFCG Microsystems onderzoeksgroep heeft al een ruime ervaring op het gebied van het ontwerp van dergelijke ‘hoogspannings’-ICs, waarbij steeds veel aandacht werd besteed aan het interne vermogenverbruik in de chips. Bij het ontwerp van nieuwe aanstuurchips voor de flexibele beeldschermen in ‘e-paper’ toepassingen kunnen diezelfde principes deels worden overgenomen, maar moet er ook extra intelligentie worden toegevoegd zodat het aansturen van de passieve matrix vanuit de digitale video-bron tegelijkertijd eenvoudiger en efficiënterIn de vooropgestelde passieve matrix beeldschermconfiguratie hebben de rij- en kolomdriver chips duidelijk verschillende functionaliteit. Terwijl de rij-driver chips moeten zorgen voor het sequentieel adresseren van de rij-elektrodes, dienen de kolom-driver chips de gepaste beeldinformatie voor de geselecteerde rij op de kolom-elektrodes te plaatsen. Ondanks dit onderscheid bevatten beide aanstuur ICs toch dezelfde basisbouwstenen die in dit afstudeerwerk zullen ontworpen worden.
Aangezien bistabiele reflectieve beeldschermen inherent bijzonder vermogen-efficiënt zijn en de toepassing ervan in ‘electronic paper’ bijzonder strenge voorwaarden stelt aan het energieverbruik van het globale systeem, zal ook de vermogendissipatie in de aanstuurchips tot een absoluut minimum moeten worden herleid. Vanuit ontwerpsstandpunt is het evenwel een grote uitdaging om dit extreem lage vermogenverbruik te koppelen aan de vrij hoge werkspanningen die bij bistabiele beeldschermen vereist zijn. Dit probleem stelt zich o.a. bij het ontwerp van de on-chip programmeerbare hoogspanningsgeneratoren waarvoor heel speciale ladingspomp-architecturen ontwikkeld zullen moeten worden, al dan niet met externe passieve componenten (ingebedde capaciteiten of zelfinducties uitgevoerd als spiraalvormige geleiderbaantjes op de flexibele drager), met een maximaal energetisch rendement. Ook bij het ontwerp van de hoogspanningsmultiplexers, verantwoordelijk voor het synthetiseren van de complexe rij- en kolom-golfvormen met meerdere hoogspanningsniveaus, kan een minimale interne vermogendissipatie slechts bereikt worden mits het bedenken van geheel nieuwe circuitconcepten en –architecturen, bijvoorbeeld voor de niveau-verschuivers die de digitale CMOS logica moeten koppelen aan de hoogspannings-uitgangstrap.
Naast deze problematiek rond vermogenverbruik en de vereiste hoogspanning, zal ook bijzondere aandacht besteed worden aan de data-communicatie naar de verschillende chips. Hierbij wordt gedacht aan een intelligent data-protocol waarbij aan iedere kolom-driver chip een uniek adres wordt toegekend. Door middel van een on-chip configureerbare interface met schuifregister worden tijdens een initiële programmeercyclus aan alle individuele kolom-driver chips adressen toegekend die in een niet-vluchtig geheugen (Flash) worden opgeslagen. Tijdens de normale beeldscherm-aansturing daarentegen, wordt er op de chips een bypass rond het schuifregister voorzien, waardoor alle kolom-driver chips nu rechtstreeks vanuit één enkele data-lijn adresseerbaar zijn. Dit vereenvoudigt de onderlinge interconnectie aanzienlijk en laat een adressering op modulair niveau toe (bijv. voor de selectieve aansturing van een bepaald beeldschermsegment). Dit vereist evenwel dat er een speciale controle-eenheid met een zekere intelligentie op de chips geïntegreerd wordt die in staat is de video-data, adressen en synchronisatiesignalen van elkaar te onderscheiden.
Tijdens dit afstudeerwerk zullen al deze bouwblokken moeten worden geconcipieerd, zal het overeenkomstige elektronische schema moeten worden gesynthetiseerd, en zullen uitvoerige simulaties moeten worden uitgevoerd. Het uiteindelijke doel is een aantal kant-en-klare bouwblokken te ontwikkelen die later in echte chips zullen kunnen worden ingeplant.Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Kristof Cauwel |
Contactpersoon: | Kristof Cauwel |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De laatste jaren is Wifi aan een enorme opmars bezig op het vlak van thuisnetwerken. Door de eenvoudige installatie opteren steeds meer mensen voor een draadloos netwerk. Met de komst van nieuwe standaarden (zoals de 802.11e en 802.11n standaard) worden draadloze verbindingen steeds sneller en betrouwbaarder. Verwacht wordt dan ook dat Wifi zijn opmars zal verder zetten en op termijn misschien Wired Ethernet helemaal gaat vervangen.
Hoewel vandaag de dag een draadloze verbinding voldoende betrouwbaar is voor internet access, ontstaan er problemen wanneer men media content wil ontvangen. Bij het ontvangen van dit soort data is de pakket delay immer zeer kritisch. Door het gebrek aan Quality of Service (QoS) in draadloze netwerken laat de kwaliteit van bvb. video vaak de wensen over. Het definiëren van nieuwe standaarden, zoals 802.11e, zou deze problemen moeten oplossen. Helaas zijn er op dit moment geen toestellen met de nodige QoS vereisten beschikbaar op de markt. En dit terwijl digitale televisie wel al een hot topic is.Het doel van deze thesis is ten eerste een studie te maken over wat precies de impact is van een wireless connectie op video streams. Dit gebeurt aan de hand van een reeks metingen, waarbij wireless vergeleken wordt met een klassieke wired ethernet connectie.
Ten tweede zal de student een Quality of Service architectuur moeten ontwerpen. Deze architectuur moet de problemen die tijdens de studie aan het licht kwamen aanpakken. Belangrijk hierbij is er voor te zorgen dat media voorrang kan krijgen op ander netwerk verkeer. Er moet wel voor gezorgd worden dat het media verkeer niet het ganse netwerk inpalmt. Hiervoor zal dus het netwerk moeten gemonitord worden. Het QoS mechanisme kan dan reageren op fluctuaties (bvb. door een slechte connectie) in de beschikbare bandbreedte. Bedoeling is om een generieke QoS architectuur te bouwen, die ook bruikbaar is in bvb. Powerline Ethernet netwerken. Dit laatste kan tijdens het verloop van de thesis ook getest worden.
Tot slot bouwt de student een demonstrator van zijn/haar voorgestelde QoS architectuur. De demonstrator moet in staat zijn om een video stream aan aanvaardbare kwaliteit af te leveren, ongeacht het andere verkeer op het netwerk.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0302_fig.jpg
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Ronald Phlypo |
Contactpersoon: | Ronald Phlypo |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Het elektro-encefalogram (EEG) is een meting van potentiaalverschillen op de hoofdhuid van de patiënt. De potentialen worden in hoofdzaak veroorzaakt door de onderliggende hersenactiviteit, maar worden sterk beïnvloedt door uitwendige activiteiten zoals spiercontracties, wisselend magnetisch veld (zoals MRI scanners), oogbewegingen, intraveneus (IV) toedienen van medicatie, het 230V net, enzovoort. Door de introductie van deze artefacten wordt het EEG voor artsen moeilijker leesbaar en wordt de automatische verwerking van het EEG gecompliceerd. De wens bestaat dan ook om deze automatisch te kunnen verwijderen.
Doel van het eindwerk is dan ook het vertrouwd geraken met deze technieken en deze kunnen gebruiken bij het verwijderen van onder meer door IV geïntroduceerde artefacten in het EEG. Het onderzoek beslaat zowel het vinden van de gepaste methode(s), gegeven de karakteristieken van het probleem als het eventueel aanpassen van die methode(s) om hun performantie te optimaliseren voor een specifiek vooropgesteld probleem.
De data is beschikbaar vanuit het UZGent. Evaluatie van de technieken gebeurt via gesimuleerde data, waarbij het bestaande model nog dient te worden uitgebreid naar de artefacten die in de thesis zullen worden behandeld.
Kennis van Matlab is een voordeel voor de student(e).
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Sara Assecondi |
Begeleider 2: | Peter Van Hese |
Contactpersoon: | Sara Assecondi |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herbert De Smet |
Begeleider 1: | Maarten Zanders (Barco) |
Begeleider 2: | Herbert De Smet |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Inertiële navigatiesystemen (INS) bestaan bijna 60 jaar. In die tijd is de technologie geëvolueerd van mechanische gyroscopen tot "solid state" oplossingen met enkel discrete geïntegreerde electro-mechanische of electro-optische sensoren. De totale systeemkost van een voor luchtvaart geschikt INS is echter nog steeds zeer hoog.
Dankzij de opkomende MEMs technologie is het mogelijk geworden om interiële systemen te integreren in een klein volume, met minder massa en aan een lagere kost dan de mechanische of optische voorgangers. Verdere integratie maakt het mogelijk om een INS te combineren met andere functies (bv. een "air data computer")
De belangrijkste doelstelling van de scriptie is de ontwikkeling van een INS algoritme. Er bestaan verscheidene methoden om dit te doen (bv. Euler hoeken, quaternionen) en er moet een zorgvuldige selectie gemaakt worden, met in het achterhoofd het beoogde hardware platform. De ontwikkeling van deze algoritmen kan gebeuren in een PC omgeving zoals Matlab.
De eerste stap zal de realisatie van een AHRS (attitude and heading reference system) zijn, waarmee een houding/richting-indicator in een cockpit display kan worden aangestuurd. De oplossing zal moeten worden getest op een hardware platform, bestaande uit een FPGA ontwikkelingskit en een door de student te ontwikkelen expansiebord.
Dit expansiebord zal verscheidene sensoren bevatten, waaronder de basisch IMU sensoren (MEMs accelerometers en gyroscopen, beiden in 3 assen) plus voorzieningen voor 3 axiale magnetometers en verscheidene druksensoren. Het bord moet ook interfacen met een GPS module en één of meerdere UART's bevatten voor de interfacing met een processor of een PC.
Het INS algoritme zal geïmplementeerd worden in de FPGA met behulp van VHDL. Indien de beperkte resources dit noodzaken, zal de data doorgestuurd worden naar een CPU of PC voor verdere verwerking.
Evaluatie:
Alle beslissingen mbt de ontwikkeling van het INS zullen gestuurd worden door de bereikte precisie. De belangrijkste te optimaliseren karakteristiek is de propagatie/integratiefout. Met het hardware platform zal ook de lange-termijn stabiliteit van de sensoren kunnen geëvalueerd worden, evenals de invloed van trillingen.
Praktische test kunnen bestaan uit rijdende (2D) of vliegende (3D) evaluatie van de testopstelling.
Optionele doelstellingen: Iedere INS vertoont drift. Om dit te compenseren is een GPS ingang voorzien. Een uitgebreid Kalman filter kan geprogrammeerd worden om de rauwe IMU data te combineren met de the GPS data en zo tot accurate waarden voor de positie, snelheid en hoogte te komen.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Kristof Steurbaut |
Begeleider 2: | Wouter Haerick |
Contactpersoon: | Kristof Steurbaut |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Deze scriptie heeft als doelstelling de positie en mogelijkheden van het .NET framework en Unix in de thuisomgeving te onderzoeken. Er wordt daarbij aandacht besteed aan service deployment, service discovery/registry en service management in een heterogene omgeving van netwerken en devices. De scriptie start met een technologiekennismaking a.d.h.v. beschikbare code waarbij de mogelijkheden van beide technologieën kunnen onderzocht worden. Na een initiële studiefase wordt een prototype ontwikkeld dat de OSGi mogelijkheden bevat zoals lifecycle management. Er zal een use case geselecteerd worden in samenspraak met de begeleiders. Einddoel is een vergelijking op basis van functionaliteit en prestaties met het standaard OSGi framework. De studenten zullen veel kunnen bijleren over recente technieken voor het ontwerp en beheer van home services!
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0401_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Kristof Steurbaut |
Contactpersoon: | Kristof Steurbaut |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze scriptie is te onderzoeken hoe dynamische workflows het ontwikkelings- en onderhoudsproces van softwareprojecten kunnen beïnvloeden en hoe deze kunnen ontwikkeld worden met .NET communicatie- en workflowtechnologie. De thesis start met een studie van de nieuwe technologielagen: Windows Communication Foundation (WCF) en Windows Workflow Foundation (WWF) die in het besturingssysteem Vista zullen worden ingezet. Hierbij dient een afweging gemaakt te worden met de bestaande technologie die voorhanden is om dergelijk workflow probleem aan te passen. Het gebruik van web services en XML bij het ontwikkelen van gedistribueerde dynamische workflows dient hierbij onderzocht te worden. In samenspraak met de begeleiders kan een use case geselecteerd worden die gebruik maakt van de web services architectuur, WWF en WCF. Hierbij kunnen naargelang de interesse van de student het gebruik van Web services uitbreidingen (WS-* standaarden) geëvalueerd worden.
Een mogelijke case kan hierbij het leveren van mediadiensten zijn waarbij enkele services voorzien zijn: een service die instaat voor de afhandeling van betalingen en facturatie (billing service), een andere service die instaat voor het leveren van de mediafilmpjes (een content provider) en een communicatieservice die instaat voor het eigenlijke opzetten en het streamen van de media.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0402_fig.jpg
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Peter Van Hese |
Begeleider 2: | Ronald Phlypo |
Contactpersoon: | Peter Van Hese |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Lien Deboosere |
Begeleider 2: | Pieter Simoens |
Contactpersoon: | Lien Deboosere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In een thin-client netwerk worden applicaties (grotendeels) uitgevoerd op een server in plaats van op het toestel van de eindgebruiker. De clients moeten in principe enkel in staat zijn om de grafische output weer te geven, waardoor ze heel dun en licht kunnen zijn en het energieverbruik beperkt kan worden. De toestellen zijn dus heel geschikt voor mobiele gebruikers. Om een mobiele gebruiker op een aangename wijze gebruik te laten maken van een thin-client, moeten echter nog een aantal problemen opgelost worden.
Zo is het mogelijk dat een gebruiker zich beweegt “weg” van de server waarop zijn/haar applicatie initieel wordt uitgevoerd. Hierdoor neemt de delay tussen de thin-client en de server toe en kan de thin-client de screen-refreshments niet tijdig ontvangen. Deze delay kan enkel beperkt worden door de applicatie als het ware te laten “meebewegen” (verhuizen naar een andere applicatieserver)met de gebruiker.
Naast single-user applicaties, moet het thin-client netwerk ook multi-user applicaties aanbieden, zoals b.v. een online multi-player game. Dergelijke toepassingen draaien op de “gezamenlijk beste server”. Als de gebruikers zich bewegen, verandert echter ook de optimale server. Dit wordt geïllustreerd in de figuur. Er moet een goed evenwicht bepaald worden tussen het aantal geïnstalleerde applicatieservers en de kwaliteit die gegarandeerd wordt naar de gebruikers toe. In deze scriptie wordt dan ook een antwoord gezocht op de vraag waar en hoeveel servers er geïnstalleerd moeten worden om interactieve multi-user toepassingen aan te kunnen bieden aan mobiele gebruikers?Het doel van deze scriptie is om algoritmen uit de denken die kunnen helpen bij het uitrusten van een bestaand netwerk met applicatieservers. Hierbij worden specifiek toepassingen met meerdere mobiele gebruikers voor ogen gehouden. Het plaatsen van nieuwe servers is immers een dure aangelegenheid, zodat de keuze zorgvuldig moet afgewogen worden.
In eerste instantie worden kleinere problemen (beperkte netwerktopologie en aantal gebruikers) aangepakt. Hierbij is het mogelijk om een optimale plaatsing van de servers te vinden. Op basis van deze resultaten kunnen algoritmen afgeleid worden die toepasbaar zijn voor grotere netwerktopologieën en een groter aantal gebruikers (heuristieken). De gevonden algoritmen worden geïmplementeerd en uitgetest voor een aantal verschillende mobiliteitspatronen van de gebruikers, verschillende soorten applicaties, verschillende netwerktopologieën, enz. Eventueel worden de algoritmen nadien bijgestuurd.
Een mogelijke uitbreiding is het ontwerpen van een optimale netwerktopologie om multi-user applicaties aan te bieden aan mobiele thin-client gebruikers, i.p.v. te vertrekken van een bestaand netwerk.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0501_fig.jpg
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Lien Deboosere |
Begeleider 2: | Pieter Simoens |
Contactpersoon: | Lien Deboosere |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In een thin-client netwerk worden applicaties (grotendeels) uitgevoerd op een server in plaats van op het toestel van de eindgebruiker. De clients moeten in principe enkel in staat zijn om de grafische output weer te geven, waardoor ze heel dun en licht kunnen zijn en het energieverbruik beperkt kan worden. De toestellen zijn dus heel geschikt voor mobiele gebruikers. Om een mobiele gebruiker op een aangename wijze gebruik te laten maken van een thin-client, moeten echter nog een aantal problemen opgelost worden.
Zo is het mogelijk dat een gebruiker zich beweegt “weg” van de server waarop zijn/haar applicatie initieel wordt uitgevoerd. Hierdoor neemt de delay tussen de thin-client en de server toe en als gevolg kan de thin-client de screen-refreshments niet tijdig meer ontvangen. Deze delay kan enkel beperkt worden door de applicatie als het ware te laten “meebewegen” (veranderen van applicatieserver) met de gebruiker. In het ideale geval merkt de gebruiker niks van een procesmigratie tussen twee applicatie-servers.Binnen deze scriptie worden 2 basistechnieken onderzocht om een proces te verplaatsen naar een andere server, nl. procesmigratie en applicatie-streaming.
In een eerste fase zullen een aantal bestaande procesmigratie-technieken (b.v. CRAK en LibCKPT) geïnstalleerd en uitgetest worden op een testopstelling. Aan de hand van metingen wordt onderzocht in hoeverre deze bestaande technieken een proces correct kunnen checkpointen en migreren (een checkpoint is een bestand dat alle informatie bevat om een proces op een later tijdstip en eventueel op een andere terminal te herstarten). Er kan o.a. opgemeten worden hoe groot een checkpoint-bestand is, hoe lang het duurt vooraleer de applicatie herstart kan worden na een checkpoint,…
In een tweede fase wordt vooral gewerkt rond het streamen van applicaties. Aan de vakgroep werd recent een hybrid protocol ontworpen, dat voor sommige applicaties overschakelt op streaming i.p.v. de gebruikelijke protocollen (zoals Windows RDP, VNC). Een belangrijke uitdaging hier, is het overschakelen van de stream afkomstig van de originele server naar de stream afkomstig van de nieuwe server. Hierbij zal vooral gekeken worden naar video-streaming i.p.v. applicatie-streaming. Eerst wordt een testopstelling gebouwd, met twee servers die dezelfde video streamen. Het is de bedoeling om na te gaan wat de vereisten zijn om over te schakelen van de ene videostroom op de andere, zonder dat de gebruiker hier iets van merkt. Er zullen geschikte ijkpunten moeten gevonden (of aangebracht) worden in de videostroom om de twee stromen te synchroniseren. De scriptie wordt afgerond met een vergelijkende performantiestudie van de besproken technieken.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0502_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Pieter Simoens |
Begeleider 2: | Lien Deboosere |
Contactpersoon: | Pieter Simoens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Thin client computing is de nieuwste trend in de netwerkwereld. Hierbij worden de toepassingen uitgevoerd op servers in het netwerk en niet lokaal bij de eindgebruiker. Client en server communiceren met elkaar via een zgn. “remote display protocol”. Alle berekeningen gebeuren op een centrale server en de client staat enkel in voor de weergave van de applicatie. Recente ontwikkelingen zoals Windows Remote Desktop en Windows Live borduren verder op dit concept. Ook Virtual Network Computing is een bekend initiatief. Een probleem bij deze protocollen is echter dat de toepassing steeds op dezelfde server uitgevoerd wordt, ongeacht de locatie van de client. Als de gebruiker ver verwijderd is van de server, kan dit leiden tot grote vertragingstijden en dus een verminderde gebruikerservaring.
Een oplossing voor dit probleem is om de applicatie een parallelle beweging te laten maken doorheen het netwerk, zodat ze steeds wordt uitgevoerd op de dichtstbijzijnde server. Elke server moet kunnen bepalen of een andere in het netwerk geen betere dienst aan de gebruiker kan aanbieden. Om de informatie tussen de verschillende applicatie-servers te kunnen uitwisselen, moet een nieuw protocol uitgedacht worden.
Het doel van deze scriptie is het ontwerp van een protocol dat logische en fysische netwerkinformatie aan elkaar koppelt. Het logische netwerk van beschikbare applicatie-servers is dynamisch: servers kunnen uitvallen of toegevoegd worden; of geen resterende capaciteit meer hebben om een bijkomende applicatie te hosten (waardoor ze verdwijnen uit het logische netwerk). Zodra alle geschikte servers gekend zijn, wordt rekening gehouden met de fysische topologie (nabijheid van elke applicatieserver t.o.v. de access gateway van de gebruiker) om de uiteindelijke nieuwe server te bepalen. Op die manier kan aan elke gebruiker een optimale netwerkondersteuning aangeboden worden.
De scriptie zal starten met een studie van bestaande topologie-bepalingsprotocollen (zoals OSPF) om zich in te werken in het onderwerp. Op basis van deze inspiratie kunnen dan een nieuw protocol en beslissingsalgoritmes uitgedacht worden. In parallel met de implementatie zullen simulaties uitgevoerd worden om de performantie van het nieuwe protocol aan te tonen.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0503_fig.jpg
Promotor 1: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Ann Monté |
Begeleider 2: | Jan Doutreloigne |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Pieter Simoens |
Begeleider 2: | Lien Deboosere |
Contactpersoon: | Pieter Simoens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In een thin-client netwerk worden applicaties (grotendeels) uitgevoerd op een server in plaats van op het toestel van de eindgebruiker. Als de gebruiker zich beweegt, verandert hij af en toe van access gateway (AGW). Als de gebruiker zich van de server “weg” beweegt, kan het zijn dat hierdoor de opgelopen vertragingstijd onaanvaardbaar hoog wordt.
Zoals te zien op de figuur, zal de gebruiker binnen de stippellijnen steeds dezelfde AGW gebruiken. Wanneer hij zich op de rand van een gebied bevindt, is de kans groot dat hij zich beweegt naar een ander gebied toe, horende bij een andere AGW. Hierdoor zal de communicatie tussen de server en de thin-client een andere route volgen. De vertragingstijd tussen de server en de thin-client kan dan een vooraf bepaalde grens overschrijden en er moet een nieuwe server geselecteerd worden, die wel aan de kwaliteitsgaranties kan voldoen. Als deze nieuwe server pas geselecteerd wordt op het ogenblik dat de ervaren kwaliteit beneden die grens is gedaald, zal de gebruiker merken dat er iets hapert aan zijn verbinding.
Om de overschakeling naar een andere server te laten plaatsvinden zonder dat de gebruiker hiervan iets merkt, zou de nieuwe server al op voorhand moeten geselecteerd zijn. Indien blijkt dat de voorspelling correct was, zal de overschakeling vlotter verlopen. Een goeie voorspellingsmodule is dus belangrijk.Het doel van deze scriptie is om een voorspellingsalgoritme te ontwerpen. Dit algoritme zal de fysische (locaties van de gebruikers) en de logische (locaties van gateways, routers en servers) netwerkinformatie combineren om een zo accuraat mogelijke voorspelling te kunnen doen. Er kunnen twee sporen gevolgd worden. In de eerste plaats kan de voorspelling louter op basis van de huidige locatie van de gebruiker gebeuren. De kans dat een gebruiker moet wijzigen van AGW is groter aan de rand van een gebied dan in het centrum er van. Een tweede optie is een pro-actief algoritme. Hierbij wordt het kwaliteitsverlies van een gebruiker opgemeten. Op basis van dit verloop kan ook voorspeld worden of een gebruiker in de toekomst een handover zal uitvoeren of niet.
De voorspellingsmodule zal experimenteel uitgetest worden door verschillende mobiliteitsprofielen te simuleren. Zo kunnen de parameters van het model geoptimaliseerd worden en kan het ontwerp eventueel nog worden bijgestuurd. De performantie kan afgetoetst worden aan het aantal correcte voorspellingen. Elke foute voorspelling levert immers kwaliteitsverlies op voor de gebruikers.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0504_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Chris Develder |
Begeleider 1: | Marc De Leenheer |
Contactpersoon: | Marc De Leenheer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Een visie op langere termijn (10-15 jaar) voor computernetwerken bestaat erin zoveel mogelijk verbindingen volledig optisch te realiseren, onder meer door de quasi onuitputtelijke capaciteit en de waargenomen bottlenecks gevormd door elektrische circuits. Technieken zoals Dense Wavelength Division Multiplexing (DWDM) bijvoorbeeld, laten toe honderden golflengtes in 1 optische vezel te gebruiken, waarbij 1 golflengte snelheden tot 40 Gbit/s en meer realiseert. In de onderzoekswereld wordt veel aandacht besteed aan Optical Burst Switching (OBS) als transportprotocol vanwege zijn gunstige eigenschappen op vlak van bandbreedte efficiëntie. Bovendien is er veel interesse om HPC-applicaties (High Performance Computing) rechtstreeks gebruik te laten maken van het optische domein, waardoor een hele reeks tussenliggende netwerklagen (transport, sessie, presentatie, ...) kunnen weggelaten worden, resulterend in een veel lagere overhead. Toch is het voor vele applicaties zinvol om op één of andere manier een sessie op te zetten tussen client en server (waar de eigenlijke uitvoering gebeurt). Beschouw bijvoorbeeld een Virtual Reality applicatie; een typische verwerkingsopdracht voor een server is het renderen van een scene. Indien nu dezelfde scene opnieuw moet gerenderd worden, maar een lichtjes verschillende gezichtshoek, dan kunnen er ongetwijfeld resultaten van de eerste rendering hergebruikt worden. Het eindwerk behandelt de vraag op welke wijze sessiebeheer mogelijk wordt gemaakt voor HPC applicaties in een Grid netwerk gebouwd op OBS technologie.
Het doel van de thesis is te onderzoeken welke methodes er bestaan om sessies te kunnen opzetten voor applicaties met zeer hoge computationele en data vereisten. Niet alleen de aard van de applicatie zal van belang zijn, maar ook parameters zoals de performantie van het gehele netwerk en de schaalbaarheid van de gebruikte techniek. Nadat de student voldoende inzicht heeft verworven in de vakliteratuur omtrent Grid computing, optische burstschakeling en sessiebeheer, kunnen de voorgestelde technieken verder bestudeerd worden via simulaties. In de onderzoeksgroep werd reeds een simulator ontwikkeld (Java), die toelaat Grid netwerken over OBS te evalueren. Deze simulator zal verder uitgebreid worden met de verschillende methodes om sessiebeheer aan te kunnen bieden. Via simulatie zal het gedrag van de methodes kunnen bestudeerd worden, en kunnen de effecten op het netwerk, routers en end nodes (clients en servers) geanalyseerd en verfijnd worden.
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Promotor 2: | Jan Vierendeels |
Begeleider 1: | Elvira Galioullina |
Contactpersoon: | Dick Botteldooren |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Matthias Strobbe |
Begeleider 2: | Gregory De Jans |
Contactpersoon: | Matthias Strobbe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van dit afstudeerwerk is om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van intelligente redeneermethoden. De student zal eerst de mogelijkheid krijgen om zich in te werken in de bestaande technieken en technologieën. Hierbij zal vooral aandacht geschonken worden aan technieken om trends en gewoontes af te leiden uit een grote hoeveelheid data, zodat de applicaties nuttige suggesties kunnen doen aan de gebruikers. Op basis van deze technieken zal in samenspraak met de begeleiders een eigen techniek uitgewerkt en bestudeerd worden. Als eindresultaat wordt een demo voorgesteld waarin het uitgewerkte systeem geïmplementeerd en toegepast wordt. Mogelijkheden zijn één van de hoger vermelde toepassingen (intelligente stadsgids, intelligente televisie, intelligent reclamebord) of de toepassing geïllustreerd in de bijgevoegde figuur.
Dit afstudeerwerk zal de student toelaten veel bij te leren over het ontwerp van hedendaagse applicaties en intelligente redeneertechnieken.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0701_fig.gif
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Jan Hollez |
Begeleider 2: | Matthias Strobbe |
Contactpersoon: | Jan Hollez |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De student zal de mogelijkheid krijgen zich in te werken in bestaande technieken. Daarna zal onderzocht worden hoe database queries contextafhankelijk gemaakt kunnen worden en gemapt kunnen worden op gewone database queries. In samenspraak met de begeleiders zal een dergelijk contextafhankelijk querysysteem uitgewerkt en geïmplementeerd worden. Tenslotte zal een use case geselecteerd worden waarbij gebruik gemaakt wordt van het ontwikkelde querysysteem. De queries kunnen een ander resultaat (service) opleveren naargelang de context informatie verandert.
Dit afstudeerwerk zal de student toelaten veel bij te leren over het ontwerp van de steeds belangrijker wordende context-aware applicaties.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0702_fig.gif
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Gregory De Jans |
Begeleider 2: | Jan Hollez |
Contactpersoon: | Gregory De Jans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Doel van de scriptie is het ontwerp van een platform dat dit mogelijk maakt. Hierbij kan vertrokken worden van reeds bestaande code die beschikbaar is in onze onderzoeksgroep en in de firma Televic. In samenspraak met Televic zullen een aantal scenario’s geselecteerd worden. Denk hierbij aan moet een noodoproep doorgestuurd worden naar de dichtstbijzijnde verpleegkundige (met het juiste profiel) dan wel de verpleegkundige van de afdeling? Afhankelijk van de context kan het ene dan wel het andere scenario van belang zijn. Naast het bestuderen van het opzetten en configureren van een dergelijk persoonsgeoriënteerd systeem is het ook van belang om te onderzoeken hoe relevante context gemodelleerd kan worden, zoals het profiel van de verpleegkundige, omgevingsfactoren als locatie, tijd, enz. Vervolgens zal een simulatie uitgewerkt worden van een dergelijk contextafhankelijk en persoonsgeoriënteerd oproepsysteem. Deze simulatie kan dan gekoppeld worden aan een werkend verpleegoproepsysteem van Televic.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF0703_fig.gif
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Philip Leroux |
Begeleider 2: | Vincent Verstraete |
Contactpersoon: | Philip Leroux |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het
doel van deze thesis is het combineren van meerdere ontvangen
datastreams op een mobiel toestel. Hierbij zal in een eerste fase
onderzocht worden hoe men, op het niveau van de (MPEG-)datastroom,
bepaalde tijdsspecifieke informatie kan meegeven. Een tweede uitdaging
bestaat erin om op een mobiel toestel (GSM of
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Peter Vandenberghe |
Begeleider 2: | Bart De Vleeschauwer |
Contactpersoon: | Peter Vandenberghe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Doel van de scripte is het ontwerpen en implementeren van een Home Overlay Gateway die gebruik maakt van het reeds geïmplmenteerde prototype overlay-netwerk en het maken van een demo die het gebruik van de Home Overlay Gateway illustreert. Er zal o.a. moeten worden nagegaan hoe de prototype overlay-servers kunnen worden uitgebreid om te communiceren met de Home Overlay Gateway en welke zaken geconfigureerd zullen worden. Ook zal worden gekeken welke services de Home Overlay Gateway kan aanbieden in het thuisnetwerk en van welke services, die aanwezig zijn in het thuisnetwerk, de Home Overlay Gateway gebruik kan maken. Daarnaast worden ook testen voorzien om de performantie van de Home Overlay Gateway na te gaan. Tot slot zal ook gekeken worden naar technieken om het gebruik van het overlay-netwerk en de Home Overlay Gateway zoveel mogelijk transparant te maken, d.w.z. dat bestaande (en toekomstige) software zo weinig mogelijk of zelfs niet moet worden aangepast om gebruik te kunnen maken van deze service. De Home Overlay Gateway moet dus zelf in staat zijn om te kunnen beslissen welke pakketten toegang moeten krijgen tot het overlay-netwerk en welke niet. Deze laatste technieken kunnen aangewend worden om een willekeurige server aan te sluiten op het overlay-netwerk.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF09_fig.png
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Contactpersoon: | Els Fieremans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Nucleair magnetische resonantie beelvorming (NMR of MRI) wordt in de kliniek gebruikt om op niet invasieve wijze anatomische en functionele informatie van de hersenen te verwerven. Met diffusiegewogen MRI wordt de vezelstructuur van de zenuwbanen in de witte hersenstof in kaart gebracht. De witte hersenstof bestaat immers uit specifiek georiënteerde axonen en myelinevezels, waardoor de thermodynamische beweging of de diffusie van de watermoleculen er beperkt wordt tot de richting van deze vezelbundels. Meting van dit diffusiesignaal met MRI en vervolgens vezeltractrografie maken zo de visualisatie van de driedimensionale structuur van de witte hersenstof mogelijk en heeft vele toepassingen: chirurgische planning bij epilepsie en hersentumoren, onderzoek naar ziektes in de witte stof (MS, Alzheimer, ...), connectiviteit in de hersenen, ...
In dit afstudeerwerk zullen de huidige beeldvormingssequenties voor diffusiegewogen MRI worden gevalideerd en indien mogelijk geoptimaliseerd.
In dit afstudeerwerk zullen de huidige beeldvormingssequenties voor diffusiegewogen MRI worden gevalideerd en indien mogelijk geoptimaliseerd. Om de accuraatheid en betrouwbaarheid van in vivo diffusiegewogen beelden te testen, werd binnen de onderzoeksgroep een hardwarefantoom ontwikkeld bestaande uit welgekende vezelvormige structuren. Na een bondige literatuurstudie over magnetische resonantie, wordt dit fantoom gebruikt om diffusiemetingen uit te voeren. De verschillende beeldvormingssequenties van het universitair ziekenhuis van Gent zullen experimenteel worden vergeleken en geëvalueerd op de aanwezige MR-scanners (1.5T en 3T). Deze studie kan, naargelang de interesse van de thesisstudent(e), vanuit verschillende perspectieven benaderd worden. Vanuit fysisch oogpunt kan de invloed onderzocht worden van diffusieparameters zoals de diffusietijd en de sterkte van de aangelegde magnetische gradiënten. Ook het effect van beeldparameters zoals signaal-ruisverhouding, contrast en de verschillende meet- en bemonsteringsstrategieën kunnen bestudeerd worden.
Dit onderzoek gebeurt in nauwe samenwerking met de MR-afdeling van het universitair ziekenhuis van Gent, dat naast een ruime neurologische expertise beschikt over de nodige hoogtechnologische infrastructuur.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Jan Hollez |
Begeleider 2: | Raf Hens |
Contactpersoon: | Jan Hollez |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Tegenwoordig worden we meer en meer omringd door computers. Veel apparaten in onze thuisomgeving bevatten een processor: een PC, een videorecorder, een DVD-speler, maar ook een microgolfoven of een wekkerradio. De trend is ook dat die apparaten netwerkconnectiviteit beginnen te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan een PDA of de nieuwere spelconsoles.
Het toekomstige thuisnetwerk, waarop veel van deze apparaten zullen aangesloten zijn, kan ervoor zorgen dat de functionaliteit van verschillende apparaten kan gecombineerd worden om geavanceerdere diensten aan te bieden. Zo’n thuisnetwerk kan interessant zijn voor service providers.
In deze thesis gaan we uit van een centraal beheerpunt in het thuisnetwerk: de “intelligente gateway”, die door service providers kan gebruikt worden om hun diensten aan te bieden. Zulke gateways zijn vergelijkbaar met de huidige set-top boxes voor bijvoorbeeld interactieve digitale televisie, met het verschil dat de gateways generiek zijn en hun functionaliteit softwarewarematig aan te passen is.
Het probleem dat zich stelt is het beheer van zo’n gatewaypark. Het zou zeer inefficiënt zijn om voor een aanpassing aan een gateway telkens een technieker te moeten langssturen. Bovendien kunnen meerdere providers actief zijn in dit domein en gateways moeten “delen”.
De doelstelling is dat een systeem ontworpen wordt dat remote management van een groot aantal gateways mogelijk maakt. Concreet denken we aan gateways waarop Java en een OSGi-platform draait.
Zo’n beheersysteem moet de service provider een overzichtelijk management van “zijn” gateways toelaten. Hij moet statusinformatie kunnen opvragen (“hoeveel mensen gebruikten de voorbije week een bepaalde dienst?”, ”hoeveel gateways zijn momenteel online?” , …) en hij moet services kunnen installeren, wijzigen, update en verwijderen. Het beheren moet “in batch” kunnen gebeuren, bijvoorbeeld het installeren van een dienst bij alle klanten met een bepaald abonnement, of het updaten van een dienst op alle gateways van een bepaald type.
Er moet ook een mogelijkheid zijn om m.b.v. policies bepaalde acties te verbieden, zodat de ene service provider de services van de andere niet kan verwijderen.
Als eindresultaat wordt een proof-of-concept demo voorgesteld.
Dit afstudeerwerk zal de student toelaten veel bij te leren over netwerkmanagement, service platforms, software architectuur en design.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF10_fig.gif
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Contactpersoon: | Els Fieremans |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk materiaalkundig ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk scheikundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Nucleair magnetische resonantie beelvorming (NMR of MRI) wordt in de kliniek gebruikt om op niet invasieve wijze anatomische en functionele informatie van de hersenen te verwerven. Met diffusiegewogen MRI wordt de vezelstructuur van de zenuwbanen in de witte hersenstof in kaart gebracht. De witte hersenstof bestaat immers uit specifiek georiënteerde axonen en myelinevezels, waardoor de thermodynamische beweging of de diffusie van de watermoleculen er beperkt wordt tot de richting van deze vezelbundels. Meting van dit diffusiesignaal met MRI en vervolgens vezeltractrografie maken zo de visualisatie van de driedimensionale structuur van de witte hersenstof mogelijk en heeft vele toepassingen: chirurgische planning bij epilepsie en hersentumoren, onderzoek naar ziektes in de witte stof (MS, Alzheimer, ...), connectiviteit in de hersenen, ...
In dit afstudeerwerk zullen fantomen ontworpen worden om in vivo diffusiegewogen MR-beelden te evalueren.
Om de accuraatheid en betrouwbaarheid van in vivo diffusiegewogen beelden te valideren, werd binnen de onderzoeksgroep een hardwarefantoom ontwikkeld bestaande uit welgekende vezelvormige structuren. De bedoeling van dit afstudeerwerk is dit fantoom te evalueren en ook nieuwe fantomen te vervaardigen. Na een bondige literatuurstudie over magnetische resonantie, zal de oorsprong van het diffusiegewogen MR-signaal bestudeerd worden. Dit kan zowel aan de hand van theoretische modellen en Monte Carlo simulaties gebeuren, als met experimentele metingen die uitgevoerd worden op de MR scanners en spectrometer van het universitair ziekenhuis in Gent. Op basis van deze bevindingen zullen vervolgens nieuwe diffusiefantomen ontworpen worden die toelaten diffusiegewogen MR-beeldvorming kwantitatief te testen (bv. resolutiefantomen) en specifieke neurologische toepassingen te valideren (bv. hoofdfantoom).
Dit onderzoek gebeurt in nauwe samenwerking met de MR-afdeling van het universitair ziekenhuis van Gent, dat naast een ruime neurologische expertise beschikt over de nodige hoogtechnologische infrastructuur.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Johan De Cruyenaere (UZ) |
Begeleider 1: | Sofie Van Hoecke |
Begeleider 2: | Stijn Van Looy |
Contactpersoon: | Sofie Van Hoecke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen onze vakgroep is, in samenwerking met de Intensieve Zorgen van UZGent, een architectuur ontworpen voor automatische medische diagnose op basis van patiënt monitoringgegevens. Hierbij kunnen agents op basis van monitoringgegevens en beslissingen door de arts uit het verleden genomen, alsook andere parameters, medische beslissingen suggereren of alerts genereren. Agents kunnen echter ook instaan voor de opvolging van de goeie werking binnen het ziekenhuis (werklast, infecties, trends ivm gebruik van medicatie, etc.). Vroegtijdige alarmering of diagnose kan vaak zware complicaties voorkomen.
Eén van de prototype agents die reeds ontwikkeld werd, heeft als doel een meer vroegtijdige diagnose en behandeling van sepsis te voorzien. Sepsis is een veralgemeende inflammatoire respons op een ernstige infectie en is de eerste doodsoorzaak in een afdeling Intensieve Zorg. Deze sepsis agent is een regelgebaseerde component waarbij echter de regels gebaseerd zijn op expertmening van de artsen van het IZ. Er is reeds onderzoek gebeurd naar inductieve methoden die regels genereren op basis van de beschikbare trainingsset, meer in het bijzonder naar oplossingen voor courante problemen als ontbrekende waarden en voorstelling van tijdsintervallen. Het doel van deze thesis bestaat erin dit onderzoek verder te zetten en technologieën binnen de artificiële intelligentie te onderzoeken om automatisch regels te genereren op basis van de trainingsset. Hiervoor zal een vergelijkend onderzoek gebeuren tussen de mogelijkheden van classificatie algoritmes, neurale netwerken en support vector machines. Resultaten van dit onderzoek zullen door de student gebruikt worden om de functionaliteit van de sepsis detectie agent uit te breiden. Deze thesis geeft je bijgevolg de kans om je kennis rond artificiële intelligentie uit te breiden en toe te passen in een belangrijk onderzoeksdomein.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1101_fig.jpg
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Johan De Cruyenaere (UZ) |
Begeleider 1: | Sofie Van Hoecke |
Begeleider 2: | Stijn Verstichel |
Contactpersoon: | Sofie Van Hoecke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van dit afstudeerwerk bestaat er in te onderzoeken wat nodig is om het genereren van agents op basis van een beschrijving, een klinische richtlijn of protocol te automatiseren. Hierdoor kunnen artsen op een relatief eenvoudige manier dergelijke protocollen een computerimplementatie geven. Het gewenste gedrag van de te genereren agent kan gespecificeerd worden aan de hand van een stroomdiagram, maar ook een beslissingsboom of verzameling van regels zou gebruikt kunnen worden. In samenspraak met de begeleiders zal een ontologie ontworpen worden waarin de in- en uitvoermogelijkheden van de agent gemapt kunnen worden zodat de agent kan weten welke gegevens overeenstemmen met een bepaalde term. Deze thesis geeft je bijgevolg de kans om te leren werken met tools voor automatische agent generatie waarbij je daarenboven vertrouwd zal geraken met ontologieën.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1102_fig.jpg
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Johan De Cruyenaere (UZ) |
Begeleider 1: | Sofie Van Hoecke |
Begeleider 2: | Kristof Taveirne |
Contactpersoon: | Sofie Van Hoecke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In toekomstige IZ informatie systemen, zullen grote hoeveelheden agents tegelijk actief zijn om zo de zorg van kritische patiënten te verbeteren. Deze agents delen echter vaak functionaliteit, zodat het interessant wordt een agent op te splitsen in meerdere subcomponenten. Op deze manier kan er reuse van componenten gebeuren over de agents heen en zal de performantie van het platform toenemen. Een agent zal dan bestaan uit een dynamische compositie van verschillende subcomponenten waarbij de componenten enerzijds op functionaliteit gekozen worden maar anderzijds ook op basis van QoS parameters zoals beschikbaarheid en antwoordtijd. Er bestaan meerdere aanpakken voor service compositie, gaande van abstracte methoden tot standaarden zoals BPEL4WS en OWL-S. De bedoeling van deze thesis bestaat erin zowel BPEL4WS als OWL-S te bekijken als mogelijke oplossing naar dynamische compositie van medische diagnose agents. Deze thesis geeft je de kans om je kennis van Web services aan te scherpen, waarbij je vertrouwd zal geraken met zowel business georiënteerde als semantische standaarden voor Web service compositie.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1103_fig.JPG
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Frederik Vanhaverbeke |
Contactpersoon: | Marc Moeneclaey |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Johan De Cruyenaere (UZ) |
Begeleider 1: | Sofie Van Hoecke |
Begeleider 2: | Koen De Proft |
Contactpersoon: | Sofie Van Hoecke |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van dit afstudeerwerk bestaat er in deze architectuur uit te breiden met extra componenten om load balancing, brokering en dynamische compositie te ondersteunen. Op deze manier kan de broker dynamisch meerdere componenten samenstellen om de vereiste functionaliteit te voorzien. Indien er equivalente componenten binnen de architectuur beschikbaar zijn, kan de broker deze componenten gelijkwaardig belasten, of keuzes maken op basis van belasting, antwoordtijd of andere QoS parameters. Deze thesis geeft je de kans om je kennis van Web services en gedistribueerd applicatie ontwerp aan te scherpen, waarbij je vertrouwd zal geraken met concepten als loadbalancing, brokering en dynamische selectie/compositie van services.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1104_fig.JPG
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Stijn Van Looy |
Begeleider 2: | Davy De Winter |
Contactpersoon: | Stijn Van Looy |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
In dit eindwerk wordt in samenspraak met de begeleiders het “clinic server”-systeem ontworpen voor de vergaring, opslag en verwerking van medische data. Een belangrijk aspect hierbij is authenticatie, aangezien de medische data enkel beschikbaar mag zijn voor bevoegde personen. Verder is persistentie noodzakelijk en dient het systeem ondersteuning te bieden voor het automatisch verwerken van vergaarde data volgens configureerbare behandelingsschema’s. Hierbij kan vertrokken worden van reeds bestaande code in de onderzoeksgroep. Aan schaalbaarheid zal de nodige aandacht besteed worden en de integratie met een bestaand systeem zoals het Hospital Information System (HIS) zal deel uitmaken van de studie. Dit eindwerk zal de student(en) toelaten om veel bij te leren over het ontwerp moderne medische applicaties.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Tim Stevens |
Contactpersoon: | Tim Stevens |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze scriptie is te onderzoeken hoe IP anycast sessie-ondersteuning kan gerealiseerd worden. Vooreerst zal de student zich kunnen inwerken in het onderwerp door bestaande literatuur mbt de context van het probleem door te nemen. Nadien wordt in samenspraak met de begeleiders een extensie voor een bestaand protocol (bvb. TCP) uitgewerkt of een nieuw communicatie-mechanisme ontworpen (bvb. gebaseerd op Mobile IP). Een tweede fase is dan een implementatie van de uitgewerkte ideeën in een Linux testomgeving. Functionele- en performantie-testen op deze testopstelling zullen dan aantonen dat de oplossing praktisch toepasbaar is.
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Promotor 2: | Ignace Lemahieu |
Begeleider 1: | Mahir Sinan Ozdemir |
Begeleider 2: | Yves De Deene |
Contactpersoon: | Mahir Sinan Ozdemir |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Magnetische Resonantie Spectroscopische Beelvorming (MRSB) is een techniek die frequent toegepast wordt om spectra te maken in het menselijk lichaam en en concantraties van chemische stoffen, metabolieten genaamd, op en niet-invasieve wijze (zonder de huid binnen te dringen ) te bepalen. Het MRS signaal die gemeten wordt bevat belangrijk informatie over de metabolieten in het lichaam zoals de identiteit van de metabolieten(die verschillen in larmor frequentie),de intensiteit (evenredig met concentratie ) en de mobiliteit van moleculen (de demping parameters). Daarom is het cruciaal om deze parameters te bepalen en het MRS signaal te verwerken tot een betrouwbaar spectrum.
De doelstelling van dit werk is de ontwikkeling van een gebruikersvriendelijk Softwarepakket dat de noodzakelijke stappen om te zetten naar een spectrum uit het tijdsdomein signaal.De optimalisatie van deze parameters zal voorzien worden om de interacie met de gebruiker te verkleinen op een semi-automatische manier. Het Softwarepakket zal ook gelegenheid geven tot de simulatie van het MRS signal door een trainingsalgorithmeen en geimplementeerd worden in Matlab.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Bart De Vleeschauwer |
Begeleider 2: | Bruno Van Den Bossche |
Contactpersoon: | Bart De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Massively Multiplayer Online Games, of MMOGs, genieten de laatste jaren een enorme populariteit, voornamelijk door de steeds grotere beschikbaarheid van breedband internettoegang en andere technologische vernieuwingen. Spellen als “World of Warcraft” hebben miljoenen gebruikers, waarvan er soms honderdduizenden tegelijk aan het spelen zijn. Dat maakt dat MMOGs in staat moeten zijn om enorme belastingen te verwerken en tegelijk toch goede prestaties te garanderen, in het bijzonder lage antwoordtijden.
Vorig jaar is er in onze onderzoeksgroep een MMOG-platform ontwikkeld dat in staat is om zich dynamisch aan te passen aan veranderende belastingen. De virtuele wereld wordt opgesplitst in verschillende delen die verdeeld worden over de beschikbare servers. Wanneer de belasting op een bepaalde server te groot wordt, kan een deel van de wereld op die server verplaatst worden naar een andere, minder belaste server.
Voor het optimaal functioneren van dit platform ontbreken nog 2 componenten. Enerzijds moet de belasting van het platform kunnen gemeten worden op elk moment. Anderzijds zou er een voorspellende component moeten zijn, die een schatting kan maken van de belasting onder wisselende omstandigheden.Voor het ontwikkelde MMOG-platform is het zoals aangestipt essentieel om de belasting op de servers te kennen, of misschien zelfs de belasting die de verschillende componenten van het platform genereren op de servers. Tegelijk is het nuttig om de belasting op de servers te kunnen voorspellen in bepaalde omstandigheden, om zo delen van de wereld te verplaatsen voordat zich problemen voordoen (bv. wanneer een groot evenement gepland wordt in een deel van de wereld, weet je op voorhand dat de belasting daar heel sterk zal stijgen).
De thesis zal dan ook bestaan uit 2 delen. Ten eerste zal een monitoring-platform ontworpen moeten worden dat in staat stelt om de prestaties en de belasting van het platform op elk moment te meten, zonder het functioneren van het platform daarvoor te onderbreken of te verstoren. Daarnaast is het de bedoeling om een model op te bouwen van het systeem dat toelaat om de prestaties en de belastingsverdeling ervan te voorspellen onder bepaalde omstandigheden. Het verifiëren van het model kan dan gebeuren door validatie aan de hand van exprimentele metingen op het platform.
Dit alles kan tot slot geïntegreerd worden in het bestaande platform. Het platform is modulair ontworpen, wat het toevoegen van nieuwe componenten sterk vereenvoudigt.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Wouter Haerick |
Contactpersoon: | Wouter Haerick |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Na een korte studie over de authenticatie-mechanismen die vandaag door ISPs worden gehanteerd, is het doel van deze scriptie om deze mechanismen aan te wenden of uit te breiden zodat ook bezoekers eenduidig kunnen worden geïdentificeerd. Bij het uitwerken van een end-to-end architectuur is het belangrijk om de impact op bestaande componenten minimaal te houden, en bijkomende configuraties langs de eindgebruikerzijde te elimineren (zero-touch configuratie).
Naast de authenticatie zal er worden nagegaan hoe de monitoring van het dataverkeer lokaal in de modem kan worden opgeslagen, en hoe deze informatie op een veilige manier door de desbetreffende ISP kan worden opgevraagd.
Voor de implementatie kan er worden verder gewerkt op een reeds bestaande service architectuur voor modems/gateways.
Gezien de lage kostprijs van modems, zal er bijzonder aandacht moeten worden besteed aan de compactheid en performantie van de code.
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Promotor 2: | Ignace Lemahieu |
Begeleider 1: | Mahir Sinan Ozdemir |
Begeleider 2: | Yves De Deene |
Contactpersoon: | Mahir Sinan Ozdemir |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Magnetische Resonantie Spectroscopie (MRS) is de enige techniek die toelaat metabolieten op te meten in het lichaam. MRS wordt gebruikt om informatie te verzamelen over de samenstelling en concentratie van deze metabolieten op bepaalde plaatsen in het lichaam zoals de hersenen,de lever, de prostaat en spieren. Met deze techniek kan de verandering van de verhouding tussen bepaalde metabolieten geobserveerd worden en so bijvoorbeeld kwaadaardige tumoren kunnen gerakterizeerd worden.Niettemin, de veranderingen van deze verhouding kan veroorzaakt worden door een verandering van slechts een van metabolieten of beide.
Omdat resultaten op basis van relateive verhouding niet helemaal betrouwbaar zijn, wordt absolute kwantificatie een cruciale mannier om dubbelzinnigheid te vermijden.
Een mogelijke manier voor absolute kwantificatie is gebaseerd op het vergelijken van de concentratie van het metabolietsignaal met een uitwendig referentie signaal dat ook voorkomt in ons lichaam, met een gekende concentratie.
Het doel van dit afstudeerwerk is de wijze van absolute kwantificatie met een uitwendig referentie experimenteel te evalueren en te vergelijken met andere technieken.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Bart De Vleeschauwer |
Contactpersoon: | Bart De Vleeschauwer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Voor diensten die geleverd worden door commerciële gedistribueerde systemen is het essentieel dat het falen van één of enkele componenten niet het falen van het volledige systeem tot gevolg heeft. Een manier om aan deze vereiste te voldoen is gebruik maken van een foutbeheersysteem. Wanneer een fout plaatsheeft, analyseert het foutbeheersysteem de probleemmeldingen om zo de oorzaak te detecteren. Daarna zal in een tweede fase een mogelijke remedie bepaald worden die ervoor zorgt dat het systeem opnieuw volwaardig functioneert.
Een voorbeeld van een foutbeheersysteem in een netwerkcontext is een systeem dat reageert op het falen van een link door de routeertabellen van de routers te herconfigureren. Na een korte transitiefase is het netwerk opnieuw in staat om alle trafiek aan de klanten te bezorgen.In een eerste luik zal een studie gemaakt worden van foutbeheersysteem technologieën. Hierbij zal gekeken worden naar de algemene principes achter deze systemen, methodieken om expertise te verzamelen, databank distributie en de platformen die hiervoor gebruikt worden.
Vervolgens zal een generieke architectuur voor foutbeheersystemen worden ontworpen en geïmplementeerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met de richtlijnen die volgen uit de technologiescan.
Daarnaast zullen ook een aantal algoritmes ontworpen worden voor het vinden van de oorzaak en de remedie voor fouten in enkele concrete domeinen, zoals Grids en Content Distributie Netwerken. Deze algoritmes kunnen dan ingepast worden in het ontworpen foutbeheersysteem.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Eric Laermans |
Begeleider 1: | Davy De Winter |
Begeleider 2: | Stijn Van Looy |
Contactpersoon: | Davy De Winter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Meer en meer toepassingen worden uitgevoerd op elektronische devices; automatisch wordt ook steeds meer vertrouwelijke en kwetsbare informatie opgeslagen in digitaal formaat en verstuurd over netwerken. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de gegevens van patiënten bij thuisverpleging.
Daarom is er meer dan ooit nood aan betrouwbare, degelijke versleutelingstechnieken om de integriteit en privacy van de gegevens te waarborgen. Aangezien ook heel wat toepassingen uitgevoerd worden op mobiele devices met een beperkte batterijlevensduur, is een goede trade-off tussen energieconsumptie en graad van beveiliging belangrijk.Deze thesis zal bestaan uit 3 delen: in een eerste deel zal het de bedoeling zijn vertrouwd te geraken met de verschillende encryptietechnologiën en authenticatiemethodes . Het tweede deel zal bestaan uit een gedetailleerde vergelijking van de energieconsumptie die authenticatie en encryptie vereisen op mobiele toestellen (laptop en/of PDA). Aangezien sommige versleutelingstechnieken heel resource-intensief zijn, is het belangrijk een gemotiveerde afweging te kunnen maken tussen graad van beveiliging en het energieverbruik.
In een laatste deel kan een generiek software-platform ontwikkeld worden waarbij de versleutelingstechnieken en authenticatiemethodes telkens aangepast worden aan de resources van de (mobiele) client. Beslissingen kunnen genomen worden op basis van een model dat opgesteld kan worden adhv de performantiemetingen uit het 2e deel.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1701_fig.jpg
Promotor 1: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Maarten Cauwe |
Begeleider 2: | Johan De Baets |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De steeds groeiende vraag naar lichte, draagbare, goedkopere en meer performante systemen en de daarmee gepaard gaande miniaturisering van elektronische schakelingen, is de drijfveer voor het bedenken van nieuwe verpakkingsconcepten. Een van deze nieuwe ideeën is het inbedden van chips in één of meer lagen van een printed circuit board. De contactering van de chip I/O’s gebeurt d.m.v. gemetalliseerde vias, die toelaten om de interconnecties tussen de verschillende lagen en componenten zo kort mogelijk te houden. Om deze technologie te kunnen toepassen voor hoge datarates is het echter noodzakelijk hoogfrequent modellen van de interconnecties naar de chip op te stellen. Met dit concept is een zeer compacte 3D-integratie van elektronische componenten in een printkaart mogelijk. In het kader van het Europees FP6 project “Hiding Dies” (www.hidingdies.net) wordt de technologie voor dit concept concreet uitgewerkt. De onderzoeksgroep TFCG heeft binnen dit project als eerste met succes deze inbeddingstechnologie kunnen toepassen. De kritische processtappen hierbij waren het vacuüm lamineren van epoxylagen over de chips, het laserboren van microvias naar de ingebedde chip en het metalliseren van die via.
Het thesiswerk omvat het ontwerpen van hoogfrequent meetstructuren die zullen geïmplementeerd worden op een testkaart met embedded chips. Hierbij kunnen uiteenlopende aspecten van de hoogfrequent eigenschappen aan bod komen. Zo kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de invloed van de plotse stap in dikte van het onderliggende substraat wanneer een baantje over de chip loopt. Een andere mogelijkheid is het vergelijken en aanpassen van bestaande terminatiestructuren aan de aanwezigheid van een ingebed IC. Maar ook meer algemene problemen als de invloed van Ni-plating, de aanwezigheid van grondvia’s en andere referentievlakken kan bekeken worden.
Afhankelijk van de te modelleren effecten zullen de juiste structuren uitgekozen, gesimuleerd en tenslotte toegepast worden. De testkaarten zullen met een netwerkanalyser gekarakteriseerd worden in het frequentiebereik 0 – 20 GHz. Ook reflectiemetingen in het tijdsdomein zijn mogelijk. Voor de modellering kan gebruikt gemaakt worden van de recent ontwikkelde methodologie voor de–embedding en parameterextractie van microstrips en striplijnen. Op die manier wordt het mogelijk om de bruikbaarheid van embedded chips bij hogere frequenties te evalueren en de nodige voorwaarden af te leiden waaraan de achterliggende technologie en de gebruikte materialen moeten voldoen.
Promotor 1: | Filip De Turck |
Promotor 2: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Davy De Winter |
Contactpersoon: | Davy De Winter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het doel van deze thesis is het uitvoeren van een onderzoek naar de haalbaarheid van een Online fotoservice die naast de back-ups ook een service aanbiedt die automatisch extra data toevoegt aan de foto’s. Voorbeelden zijn “still picture classification” (het herkennen van landschappen/natuur, een foto die binnen of buiten genomen is, …) en “face recognition” (het herkennen van gezichten). Digitale fototoestellen van de toekomst zullen bij het nemen van fotos ook de “raw antenne data” opslaan (dmv een ingebouwde GPS-module). Deze “raw antenne data” kan gebruikt worden om de exacte plaats te berekenen waar de foto genomen is; omdat deze berekeningen resource-intensief zijn en veel van de batterij vergen, zou het beter zijn deze te laten uitvoeren door de Online fotoservice, die op basis van de raw antenne data metadata kan toevoegen aan de foto’s zelf.
Naast een korte theoretische studie van de verschillende mogelijkheden om extra data toe te voegen aan foto’s op een automatische manier, zal een generiek software-platform ontwikkeld worden waar software-componenten om extra data toe te voegen aan foto’s kunnen ingeplugd worden. Daarnaast maken ook software-agents deel uit van het platform, die geïnstalleerd kunnen worden op de mobiele toestellen en “raw antenne data” doorsturen naar de Online fotoservice, en als resultaat extra data terug ontvangen. De nadruk bij deze thesis ligt in de eerst plaats op de ontwikkeling van de generieke gedistribueerde architectuur.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1702_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Filip De Turck |
Begeleider 1: | Davy De Winter |
Begeleider 2: | Pieter Simoens |
Contactpersoon: | Davy De Winter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Deze scriptie heeft als doel te onderzoeken hoeveel gebruikers gelijktijdig ondersteund kunnen worden per server voor diverse applicaties wanneer thin-client protocollen gebruikt worden (Thinc, VNC, FreeNX, RDP en streaming voor 3D games en grafisch intensieve applicaties).
In het bijzonder dient er ook aandacht besteed te worden aan het gebruik van meerdere GPUs (grafische processoren) per PC en in welke mate hiervoor ondersteuning bestaat bij de huidige grafische systemen (waarbij per gebruiker 1 GPU toegekend wordt). Dit zal vooral belangrijk zijn voor interactieve 3D games en multimedia.
Om aan een grote groep gebruikers thin-client services te kunnen aanbieden zal 1 server niet volstaan maar zullen we typisch een cluster nodig hebben. In de tweede fase kunnen de bestaande (open-source) cluster-architecturen in kaart gebracht worden die als basis kunnen dienen voor een thin-client architectuur. Applicaties worden opgestart op de minst belaste servers. Hierbij dienen ook een aantal andere belangrijke beperkingen in rekening gebracht te worden: het aantal beschikbare GPUs, de extra bandbreedte (voor het versturen van de grafische output) die nodig zal zijn en processing-overhead veroorzaakt door de klassieke thin-client protocollen. In een laatste fase kan op basis van de performantiemetingen en de theoretische voorstudie, de beste cluster-architectuur voor thin-clients geselecteerd en aangepast worden voor thin-clients.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF1703_fig.jpg
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Steven Van den Berghe |
Begeleider 1: | Matthias Strobbe |
Begeleider 2: | Stijn Verstichel |
Contactpersoon: | Matthias Strobbe |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De student zal eerst de mogelijkheid krijgen om zich in te werken in de bestaande technologieën voor de beschrijving van ontologieënwaarna een vergelijking zal gemaakt worden, rekening houdend met de mogelijkheden, de performantie, etc. Daarna zal een algemeen en flexibel gebruikersprofiel opgesteld worden van een reiziger die zich met de trein verplaatst tussen verschillende steden. Dus zowel aspecten van een stads- als een treinomgeving moeten hierbij aan bod komen. Als eindresultaat wordt in samenspraak met de begeleiders een use case uitgewerkt waarin het ontworpen gebruikersprofiel toegepast wordt voor het aanbieden van gepersonaliseerde diensten.
Dit afstudeerwerk zal de student toelaten veel bij te leren over het ontwerp van hedendaagse applicaties en het modelleren met behulp van ontologieën.
Promotor 1: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Maarten Cauwe |
Begeleider 2: | Johan De Baets |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk materiaalkundig ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 2 |
Een nieuw concept voor het verpakken van chips is het embedden van verdunde Si chips in een substraat. Door het gebruik van relatief goedkope materialen als substraat (FR4 of gelijkaardig) en de toepassing van de nieuwste laminatie en laserboortechnieken kan men op die manier een compacte en goedkope chipverpakking produceren (zie ook thesisonderwerp “Hoogfrequent karakterisatie van interconnecties met embedded chips” voor meer informatie over de technologie).
De onderzoeksgroep TFCG wil de technologie die het mee ontwikkelt in het kader van het Europees FP6 project “Hiding Dies”, nog verfijnen in een verdere miniaturisering van de chip verpakking, door het gebruik van een “coreless” concept, en het daarmee ook geschikt maken voor hoge vermogen toepassingen (zie figuur). De ultradunne verpakking heeft een koper-onderelektrode die zeer efficiënt kan gekoeld worden. Als resultaat zal deze verpakking niet meer dan 150 µm dik zijn en slechts 300 µm groter dan de laterale afmetingen van de chip.
Het thesiswerk zal verder bouwen op de resultaten uit het lopende Europees project en zal bestaan uit het ontwerpen en vervaardigen van de ultradunne package. Als basis zal een vermogenchip worden geselecteerd, die zal worden verdund tot 50 µm dikte. Het ontwerp zal gemaakt worden met Mentor Graphics Boardstation en zal o.a. inhouden dat een aantal ontwerps- en layoutregels moeten vastgelegd worden, gebaseerd op de mogelijkheden van de nieuwe technologie.
Achtereenvolgende verdere stappen voor de vervaardiging van de package zijn diebonding van de chip op Cu-folie, laminatie met epoxy, laserdrillen en Cu plating, gevolgd door etsen van de interconnecties. Al deze stappen zullen worden uitgevoerd in de cleanroomfaciliteiten van de onderzoeksgroep, in samenwerking met de onderzoekers die aktief zijn in het Hiding Dies project (www.hidingdies.net). De afgewerkte package zal dan worden geëvalueerd d.m.v. vermogen- en temperatuurmetingen.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Begeleider 1: | Maria Chtepen |
Contactpersoon: | Maria Chtepen |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Grid computing is een relatief nieuw paradigma binnen de wereld der gedistribueerde systemen dat de laatste jaren steeds meer belangstelling geniet, zowel binnen de wetenschappelijke wereld als in de industrie. Grid laat toe om (wereldwijd) gedistribueerde computationele- en opslagmiddelen op een transparante manier ter beschikking te stellen aan verschillende gebruikers. Het idee achter grid is dat computationele kracht uiteindelijk een goed wordt als water of elektriciteit: men gebruikt het en betaalt ervoor, zonder te weten waar het vandaan komt en hoe het wordt gedistribueerd.
Gezien de complexiteit van de meeste grid systemen wordt bij onderzoek en ontwerp ervan vaak toevlucht gezocht tot verschillende simulatieomgevingen. Vandaag de dag bestaan er reeds verschillende vrij beschikbare grid simulatoren (zoals SimGrid, GridSim, ...) die aan een ontwerper toelaten om bepaalde componenten van een architectuur te testen vooraleer ze worden geïmplementeerd in reële systemen. Ook binnen de UGent werden reeds grid simulatoren ontwikkeld (bv. NSGrid en DSiDE).Het doel van dit eindwerk bestaat in het vergelijken van verschillende bestaande grid simulatieomgevingen (SimGrid, GridSim, NSGrid, DsiDE, ...). De nadruk zal vooral liggen op het bepalen van performantie, functionaliteit (nauwkeurigheid, flexibiliteit, ...) en architectuur. Deze vergelijking zal geschieden op basis van een aantal reële cases, o.a. toegespitst op dynamische scheduling.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Chris Develder |
Begeleider 1: | Chris Develder |
Contactpersoon: | Chris Develder |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Geleidelijk aan doet domotica zijn intrede in de huiskamers. De bedoeling ervan is het leven van de gebruiker comfortabeler te maken en op eenvoudige wijze licht, temperatuur en multimedia te bedienen en te programmeren. Om de verschillende apparaten te verbinden en aan te sturen bestaan er verschillende protocols en netwerktypes om de componenten met elkaar te verbinden (X.10, UPnP, HAVI, Konnex, Homeplug, …). Bepalend voor het succes van domoticasystemen is evenwel niet uitsluitend de doeltreffendheid van de technologie, maar vooral ook het gebruiksgemak.
Idealiter zou een gebruiker via één enkele, liefst vertrouwde, interface zijn apparatuur willen kunnen bedienen. Een voor de hand liggend voorbeeld is de TV (met set-top box) of een PDA of GSM. Verder zou een bediening rekening kunnen houden met de locatie van de gebruiker (bv. enkel die apparaten tonen die zich in dezelfde ruimte bevinden als de gebruiker), en/of zijn identiteit. Zo een generieke gebruikersinterface is vandaag evenwel nog niet beschikbaar.Het doel van de thesis is het ontwerpen en implementeren van een generieke gebruikersinterface voor de aansturing van domotica apparatuur: de gebruiker moet een menu aangeboden krijgen waarmee hij al de domotica apparaten kan bedienen. Een verkennende stap in de thesis zal bestaan uit het identificeren van technologieën die voor domotica en multimedia apparaten gebruikt worden. De student zal dan een generische gebruikersinterface ontwikkelen voor de bediening van apparaten met een aantal van die technologieën en die implementeren op een PDA of een set-top box aangesloten op een TV.
In een tweede fase kan de bediening uitgebreid worden met context-awareness, ttz. locatie-bepaling: de gebruiker zal enkel die apparaten te zien krijgen die zich bevinden in de kamer waar hij/zij staat. Voor het bepalen van de locatie zelf kan de student verder bouwen op ervaring binnen de vakgroep (voor zowel draadloze als bedrade netwerken).
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF2101_fig.jpg
Promotor 1: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Johan De Baets |
Begeleider 2: | An Gielen |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk materiaalkundig ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Elektronische schakelingen worden steeds kleiner en sneller. Hoge bitrates leggen steeds grotere eisen op aan de chips, maar evengoed aan de verpakking van de chips (BGA, CSP, flip chip) en de interconnectie. Hoogfrekwente elektronische schakelingen hebben nood aan een goede ontkoppeling van de voedingsbanen, en aan terminatieweerstanden voor lijnen met gecontroleerde impedantie. Het is daarbij van belang om parasitaire elementen in de interconnectie naar die componenten tot een minimum te beperken. Zo zal een plaatsing van capaciteiten en weerstanden zo dicht mogelijk bij de silicium chip ervoor zorgen dat extra serieweerstand, diëlectrische verliezen en parasitaire capaciteit en inductantie geminimaliseerd worden.
Bij de onderzoeksgroep TFCG wordt daarom geëxperimenteerd met het plaatsen van passieve componenten binnen in de printkaart, ipv erbovenop zoals bij surface mount componenten gebeurt. Het zogenaamde “embedden” van componenten heeft als voordeel dat ze net onder de contactpaden van de aktieve component kunnen geplaatst worden. De technologie om dit te realiseren staat echter nog in zijn kinderschoenen, onder andere het vacuüm lamineren van de epoxylagen over de componenten, en het contacteren van de component. Het contacteren kan gebeuren door lijmen of solderen, of zelfs door directe metallisatie van een lasermicrovia bovenop de component.
Promotor 1: | Bart Dhoedt |
Promotor 2: | Chris Develder |
Begeleider 1: | Chris Develder |
Contactpersoon: | Chris Develder |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Omdat dankzij optische technologie de netwerksnelheid spectaculair is toegenomen, is het zinvol geworden verscheidene PCs samen te laten werken om als een soort van gedistribueerde supercomputer zware rekentaken te vervullen. Ook dataopslag op afstand (via zogenaamde Storage Area Networks, SAN) is enkel mogelijk dankzij netwerkverbindingen met hoge capaciteit. Vandaag zijn zulke netwerksystemen voor gegevensopslag en rekenkracht nog vrij geïsoleerde eilanden, maar daarin komt verandering. Gridnetwerken zullen een platform bieden om zulke veeleisende netwerkdiensten prestatie- en kostefficiënt te kunnen verlenen (bv. voor wetenschappelijke toepassingen zoals deeltjes- en astrofysica, rekencentra voor toestellen met beperkte rekenkracht zoals GSMs of PDAs, MediaGrids voor de beeldverwerking voor TV stations).
Door het unieke karakter van het Grid verkeer is het bepalen van de benodigde netwerkcapaciteit voor Grids een uitdaging. Want in tegenstelling tot de huidige Internet toepassingen (surfen naar een bepaalde site, mailen naar een gegeven adres, telefoneren, …) is de gebruiker van een Grid netwerk niet geïnteresseerd in waar zijn rekentaken/gegevens worden uitgevoerd/bijgehouden, maar enkel dat hij het correcte resultaat krijgt.Het doel van de scriptie is te onderzoeken hoe een ontwerper van een Grid netwerk correct kan inschatten hoeveel capaciteit er in het netwerk moet voorzien worden. Bv. hoeveel bandbreedte op de netwerkverbindingen moet er (minimaal) voorzien worden bij gegeven opslag- en rekenkracht van de servers, en een gegeven vraagpatroon van de gebruikers? Er zal eerst een wiskundig model worden opgesteld, wat aanleiding geeft tot een optimalisatieprobleem. De student zal oplossingsmethoden voorstellen. Dat kan ILP (Integer Linear Programming) zijn, maar er zullen ook heuristische methodes bedacht worden die sneller tot een aanvaardbare oplossing leiden, en voor realistische netwerkgroottes binnen aanvaardbare tijd een oplossing vinden.
Een tweede luik van de thesis kan bestaan uit de verificatie van de dimensioneringsalgoritmes aan de hand van simulatie. Hierin zal de werking van een Grid via een simulator (waar de student eventuele nodige uitbreidingen bij kan programmeren) worden nagebootst en geverifieerd of de berekende netwerkcapaciteiten volstaan om een gegeven vraagpatroon te verwerken.
Figuur: http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/BF2102_fig.jpg
Promotor 1: | André Van Calster |
Begeleider 1: | Johan De Baets |
Begeleider 2: | Tomas Podprocky |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Marc Moeneclaey |
Begeleider 1: | Nele Noels |
Contactpersoon: | Marc Moeneclaey |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Sven Raes |
Contactpersoon: | Sven Raes |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Aventiv ontwikkelt Nomadisk.
De Nomadisk software en dienstverlening simuleert een computernetwerk (LAN of WAN ) over een standaard internetverbinding. De gebruikers wordt een aantal ‘private schijven’ en ‘werkgroepschijven’ geboden, waardoor een opslaginfrastructuur ontstaat die toelaat om kostenefficiënt, gebruiksvriendelijk, betrouwbaar en veilig bedrijfsdocumenten te beheren en te delen... om het even waar! Aventiv introduceert hiermee, naast een ‘ge-serviced’ bedrijfsnetwerk, ook meteen de meest intuïtieve telewerk-oplossing (www.nomadisk.com).
Momenteel maakt de Nomadisk oplossing gebruik van encryptie-algortimes en xdelta-compressie op een niet-geïntegreerde wijze. Dit moet veranderen. Echter, het verenigen van encryptie en de xdelta-methode, waarbij enkel file-wijzigingen worden getransporteerd, is niet voor de hand liggend. Immers, de standaard encryptie-algortimes halen de oorspronkelijke bestandstructuur overhoop bij de minste wijziging aan het oorspronkelijk bestand. Dit maakt de xdelta-methode moeilijk toepasbaar.
Er wordt gevraagd om een ontwerp en referentie-implementatie te maken van een geëncrypteerde continue backbackup-oplossing. plossing zal continue bestanden backuppen over een netwerk. Om de netwerktraffiek te minimaliseren moet gebruik gemaakt worden van de xdelta-methode. Daar de oplossing gebruikt wordt voor het optimaal backuppen van zeer confidentiële gegevens, moet de data onmiddellijk versleuteld worden. Met andere woorden, de gegevens wordt geëncrypteerd van het moment dat ze ingelezen wordt, ‘end-to-end’.
http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/FG01_fig.JPG
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Sven Raes |
Contactpersoon: | Sven Raes |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Aventiv ontwikkelt Nomadisk.
De Nomadisk software en dienstverlening simuleert een computernetwerk (LAN of WAN ) over een standaard internetverbinding. De gebruikers wordt een aantal ‘private schijven’ en ‘werkgroepschijven’ geboden, waardoor een opslaginfrastructuur ontstaat die toelaat om kostenefficiënt, gebruiksvriendelijk, betrouwbaar en veilig bedrijfsdocumenten te beheren en te delen... om het even waar! Aventiv introduceert hiermee, naast een ‘ge-serviced’ bedrijfsnetwerk, ook meteen de meest intuïtieve telewerk-oplossing (www.nomadisk.com).
Momenteel maakt de Nomadisk oplossing gebruik van een ‘third party’ synchronizer, deze is echter gesloten en beperkt tot één zeer specifieke ontwikkelomgeving. Het is bijgevolg noodzakelijk om een file synchronizer object te bouwen, zodat Nomadisk gemakkelijker kan geporteerd worden naar een andere ontwikkelomgeving, zoals .net, java, etc.
Er wordt gevraagd een file synchronizer object te ontwerpen, dat in verschillende projecten kan ingeplugd worden. De file synchronizer zal een client en een servermodule bevatten die continu met elkaar interageren. Het gebruikte transportprotocol moet volledig ‘pluggable’ zijn, in die zin dat de gebruiker/developer zijn eigen transportmodule moet kunnen implementeren en inpluggen.
http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/FG02_fig.JPG
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Sven Raes |
Contactpersoon: | Sven Raes |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Binnen deze thesis wordt gevraagd een tool te ontwerpen en te implementeren dat toelaat Business Processes te modelleren in BPMN en deze automatisch om te zetten in executable UML. De thesis start met een uitgebreide literatuurstudie over de nodige standaarden. Hierna start de ontwikkeling (requirements analyse, scenario modelling, uml modelling) en implementatie. Gevraagd wordt de tool zodanig te ontwerpen dat deze past in een online ontwikkelingsplatform. Aangezien de BPMN standaard zeer recent is (definitieve versie 1 februari 2006) bestaat de mogelijk de thesis te sturen in de richting die u het meeste boeit. Tevens bestaat de mogelijke deze problematiek in een bepaalde sector te bestuderen (supply chain management, telecommunicatie, …) afhankelijk van uw achtergrond en interesses.
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Nico Goeminne |
Begeleider 2: | Raf Hens |
Contactpersoon: | Nico Goeminne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Deze scriptie bevat twee onderzoekscomponenten, de als eerste te onderzoeken component ligt in het domein van contextmodellering en profielmodellering. Hoe bepaalt men welke informatie belangrijk is, hoe kan men de mate van interesse bepalen, hoe kan men redeneren op deze informatie, etc … Een tweede onderzoeksopdracht bestaat erin verschillende integratietechnieken te onderzoeken, hoe integreert men bestaande architecturen en componenten tot een geheel, hierbij zullen technologieneon als SOA, ESB, JBI, Web Service belangrijk zijn. Ten slotte wordt er een use case bedacht, ontworpen en uitgewerkt.
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Nico Goeminne |
Contactpersoon: | Nico Goeminne |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Het ontwerpen van een Real World Massively Mulitplayer Online Game is een uitdagende taak en bevat vele onderzoekscomponenten. Hoe zorgt men voor een maximum aan connectiviteit, doet men dit aan de hand van hotspots of GPRS/UMTS of dient men een hybride oplossing te voorzien en wat gebeurt er met handovers tussen de technologieën? Hoe vangt men onderbrekingen op? Gebruikt men GPS of een andere vorm van locatiebepaling (Wi-Fi, RFID)? Is de integratie tussen GPS en mobile Internet vanzelfsprekend? Welke “visualisatietechnieken” zijn gewenst, augmented reallity, … Eens al deze vragen beantwoord zijn kan men een gamescenario uitdenken, en in een beperkte vorm realiseren met een field trial, bvb een stadsspel in hartje Gent.
Promotor 1: | Frank Gielen |
Begeleider 1: | Sven Raes |
Contactpersoon: | Sven Raes |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Gevraagd wordt een procedure ontwikkelen, die aan de hand van een aantal parameters in staat is om in real-time (bijv. maximaal 1 minuut) een 3D-omgeving te creëren. Er wordt vertrokken van 2D-omgevingen om van daaruit uit te breiden naar 3D-omgevingen. De grootste problemen bevinden zich in dit laatste gedeelte, onder andere omdat dit nog een tamelijk nieuw domein is. Deze thesis zal uitgevoerd in samenwerking met een bedrijf, en zal dus ook een duidelijke praktische inslag hebben (in het bijzonder het verkennen van de grafische engine).
Promotor 1: | Luc Knockaert |
Promotor 2: | Hendrik Rogier |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Hans Hallez |
Begeleider 2: | Peter Van Hese |
Contactpersoon: | Hans Hallez |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Begeleider 1: | Hans Hallez |
Begeleider 2: | Peter Van Hese |
Contactpersoon: | Hans Hallez |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Daniël De Zutter |
Begeleider 1: | Daniël De Zutter |
Begeleider 2: | Gunther Lippens |
Contactpersoon: | Daniël De Zutter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Op een pentium chip zijn meerdere km signaalgeleiders te vinden. Bij de steeds hogere klokfrequenties die gebruikt worden, is de kennis van het gedrag van deze signaalgeleiders als functie van de frequentie essentieel om nog een werkende chip te kunnen ontwerpen. Een belangrijke moeilijkheid daarbij is de voorspelling van het zogenaamde skin effect als functie van de frequentie. Dit skin effect zorgt voor een weerstand en een inductantie die sterk varieren met de frequentie en zo invloed hebben op de propagatie van pulsen (de bits). Veel gekende numerieke technieken hebben moeilijkheden om het gedrag van goede geleiders correct te voorspellen. Er is dus ruimte voor innovatie en vraag naar nieuwe technieken die dit wel kunnen. Binnen de Elektromagnetisme onderzoeksgroep werd recent een nieuwe techniek bedacht, uitgetest in twee dimensies en gepubliceerd in de IEEE Transaction on Microwave Theory and Techniques. De ideeen achter de nieuwe techniek zijn gepatenteerd. Het is een uitdaging om over te gaan naar 3 dimensies.
Het doel van de scriptie is
(a) studie van de gepatenteerde techniek in twee dimensies (2D) om kennis te maken met het probleem;
(b) ontwikkeling van een nieuwe techniek in 3D uitgaande van ideeen die daarvoor reeds beschikbaar zijn voor balkvormige geleiders
(c) implementatie van de techniek (in matlab) voor balken
(d) vergelijking met andere 3D technieken (indien mogelijk)
Promotor 1: | Wim Van Paepegem |
Promotor 2: | Nico Declercq |
Begeleider 1: | Els Janssen |
Begeleider 2: | Ebrahim Lamkanfi |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk bouwkundig ingenieur, Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Composietmaterialen vinden tegenwoordig meer en meer ingang, omwille van hun hoge sterkte en laag gewicht, in verschillende industrietakken (vliegtuigindustrie, automobielsector,…) waar innovatie de drijvende kracht is. De hoofdreden voor deze stijgende tendens is de grote design vrijheid met composieten, omdat verschillende materiaalparameters zoals het matrixmateriaal, de versterkende vezels, de vezeloriëntatie en de laagdikten kunnen aangepast worden aan de gestelde eisen van de beoogde toepassing. Een belangrijke hinderpaal voor verdere toepassing van composieten in kritische onderdelen zijn de complexe schademechanismen in deze heterogene en anisotrope materialen. Daarom zijn niet-destructieve inspectiemethodes bijzonder belangrijk om dergelijke fouten vroegtijdig op te sporen. De ultrasone phased array (Figuur 2), een state-of-the-art detectietoestel, wordt momenteel door de vakgroep aangeschaft om een beter inzicht te verkrijgen in de schademechanismen van composietmaterialen.
Figuur 1 : 20% van de A380 bestaat uit composietmateriaal. Figuur 2 : De Omniscan stuurt de probe aan en verwerkt de gereflecteerde signalen. Figuur 3 : De phased array probe.
De phased array bestaat uit een rij van kleine transducers, die elk een ultrasoon signaal kunnen genereren. De faseverschillen tussen deze afzonderlijke geluidsvelden kunnen zodanig worden ingesteld dat een gefocusseerde bundel ontstaat (Figuur 4). De phased array probe wordt op het proefstuk geplaatst (Figuur 3), de bundel wordt gefocusseerd op de gewenste diepte en aan hand van het gereflecteerde signaal kan men een idee krijgen over eventuele defecten op die plaats (Figuur 2). In het geval van figuur 4 zenden 16 elementen uit, de andere elementen vangen het gereflecteerde signaal op. Het belangrijkste voordeel van de phased array techniek is dat men de geluidsbundel in één richting elektronisch heen en weer kan sturen, wat resulteert in een enorme scansnelheid in vergelijking met de traditionele C-scan (Figuur 5). Om een testplaat volledig af te scannen, moet men de probe immers slechts in één richting over het proefstuk verplaatsen, terwijl er bij de C-scan twee mechanische assen nodig zijn. Het doel van deze thesis is dat de student de phased array gaat instrumenteren om zo de bestaande ultrasone testen te vervangen door snellere. Bovendien zullen er experimenten uitgevoerd worden om de theorie aan de praktijk te koppelen.
Figuur 4 : Het principe van scannen met een phased array probe. Figuur 5 : Realtime C-scan monitoring van het composietmateriaal aan de hand van de ultrasone phased array.
Promotor 1: | Carlos De Wagter |
Contactpersoon: | Carlos De Wagter |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, GGS Nuclear Engineering |
Aantal studenten: | 1 |
De werking van de MOSFET dosimeter is gebaseerd op de stralingsgeïnduceerde opbouw van lading in het SiO2-materiaal onder de gate. De hoeveelheid opgestapelde lading, die evenredig is met de geabsorbeerde stralingsdosis, bepaalt een negatieve drempelspanning die aan de gate moet aangelegd worden om een voorafbepaalde constante drain-source-stroom (typisch 50 mA) te onderhouden. Anderzijds blijkt een bias-spanning (typisch 3 tot 6 V) aan de gate tijdens de bestraling de MOSFET dosimeter gevoeliger te maken omdat het resulterend elektrisch veld de recombinatie van ladingsdragers verhindert. Een te hoge bias-spanning leidt echter tot een te snelle saturatie van de dosimeter. Temperatuursafhankelijkheden en niet-lineariteiten worden in de praktijk succesvol vermeden door een differentiaaluitlezing tussen twee gepaarde MOSFETs te beschouwen welke van een verschillende gate bias-spanning voorzien zijn tijdens de bestraling.
In de commercieel beschikbare uitleessystemen voor MOSFET-dosimeters is er een vrij arbitraire keuze gemaakt van zowel de bias-spanningen tijdens bestraling als de drain-source-stroom tijdens de uitlezing. Beide kunnen nog worden geoptimaliseerd als functie van de te meten dosis en het verwachte dosistempo.
Voor dit experimenteel werk kan er in de initiële fase beroep worden gedaan op een werkend MOSFET dosimetriesysteem en op de expertise van de onderzoeksgroep radiofysica. Voorts zijn er benchmark meetdata voorhanden die als dosisreferentie kunnen fungeren.
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Linda Tessens |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Geleidelijk aan kwamen echter ook enkele zwakke punten van wavelets aan het licht. Eén beperking is o.m. dat wavelets uiterst geschikt zijn om puntdiscontinuïteiten te modelleren, maar minder goed kunnen uitbuiten dat vele puntdiscontinuïteiten dikwijls een samenhangende rand vormen. Daarom werden (en worden) er recentelijk op wavelets geïnspireerde beeldtransformaties ontwikkeld, die deze informatie wèl kunnen uitbuiten. De contourlettransformatie is daar één veelbelovend voorbeeld van.
Daartoe moet eerst en vooral een mouw gepast worden aan het probleem van de shift-variantie van de contourlettransformatie (een probleem dat ook bij wavelets optreedt, en dat vervelende oscillaties in het ontruisde beeld veroorzaakt). In een tweede stap kunnen enkele state of the art ontruizingstechnieken voor wavelets, die in onze groep ontwikkeld werden, aangepast worden voor contourlets. Hierbij moeten nieuwe contextmodellen (modellen die kennis over bv. buurpixels mee in rekening brengen), aangepast aan contourletcoëfficiënten, opgesteld worden. Daarnaast moet ook geëxperimenteerd worden met de soort contourlettransformatie, de instelbare parameters, ... Hieruit kan dan een optimale ontruizingstechniek met contourlets gedestilleerd worden.
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Marleen Morbée |
Contactpersoon: | marleen.morbee@telin.ugent.be |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De recente videostandaarden, zoals de ISO MPEG schema’s of the ITU-T standaarden H.263 en H.264, vereisen veel meer rekenkracht voor de encoder dan voor de decoder; typisch is de encoder 5 tot 10 keer complexer dan de decoder. Deze asymmetrie is geschikt voor broadcasting en video-on-demand systemen. Echter, sommige applicaties vereisen een duaal systeem, i.e. encoders van lage complexiteit, eventueel ten koste van meer complexe decoders. Dit is zeker het geval voor draadloze mobiele terminals met een ingebouwde camera die de mogelijkheid bezitten om gecomprimeerde video ofwel op te slaan, ofwel te versturen naar een vaste terminal in het netwerk. Voorbeelden van dergelijke toepassingen zijn draadloze camera’s voor videobewaking, draadloze PC camera’s, mobiele videotelefonie en wegwerpcamera’s. Voor deze applicaties moet de compressie uitgevoerd worden op de camera zelf, waar geheugen en rekenkracht beperkt zijn. Distributed Video Coding (DVC) is een nieuw paradigma dat aan deze vereisten tegemoetkomt. In Distributed Coding worden meerdere gecorreleerde bronnen apart geëncodeerd, maar gezamenlijk gedecodeerd. Voor video codering betekent dit dat de frames ‘intra’ (zonder de redundantie tussen de verschillende frames uit te buiten) geëncodeerd worden en ‘inter’ (redundantie tussen frames wél uitbuiten) gedecodeerd worden. Hierdoor verschuift de complexiteit naar de decoderzijde, gezien de rekenintensieve redundantie-uitbuitende algoritmen (zoals bewegingsschatting) nu in de decoder uitgevoerd worden.
Een eerste deel van deze thesis bestaat uit
inzicht krijgen in de DVC-principes (literatuurstudie).
Vervolgens is het de bedoeling een eenvoudige
CODEC te ontwerpen gebaseerd op deze principes. Een eerste mogelijkheid is dat
we hierbij starten van een reeds bestaande DVC-CODEC en onderzoeken welke
originele aanpassingen we kunnen aanbrengen om de performantie te verbeteren. In de encoder kunnen we bv. eenvoudige
bewegingsschatting implementeren. Ook kan de encoder per frame helperinformatie
doorsturen die de decoder kan gebruiken om de frames getrouw te decoderen. Een
mogelijk voorbeeld van deze helperinformatie is het doorsturen van de rand van
elk macroblok van het frame. Deze helperinformatie kan dan gebruikt worden aan
de decoderzijde voor adequate bewegingsschatting. Via interpolatie van het macroblok
op basis van de rand kan ook spatiaal een schatting van het frame gemaakt
worden. Een tweede mogelijkheid is dat de student zelf een nieuwe eenvoudige
CODEC construeert op basis van een eigen invalshoek op DVC .
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Begeleider 1: | Alessandro Ledda |
Begeleider 2: | Leyden Martinez Fonte |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Jan Vanfleteren |
Promotor 2: | Lieva Van Langenhove |
Begeleider 1: | Dominique Brosteaux |
Begeleider 2: | Carla Hertleer |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Voor medische doeleinden kan het nuttig zijn bewegingsparameters en oriëntatie van lichaamsdelen van een patiënt elektronisch te registreren.
Een epilepsie-aanval bijvoorbeeld wordt voorafgegaan door een specifiek bewegingspatroon van de patiënt. Elektronische schakelingen die de patiënt met zich meedraagt zouden bewegingsparameters kunnen opvolgen en doorsturen naar een centrale plaats. Op die centrale plaats zou dan bijvoorbeeld een alarm afgaan wanneer een kritiek bewegingspatroon bereikt wordt.
Een ander probleem is dat de patiënt zo weinig mogelijk hinder mag ondervinden van de elektronica die hij met zich meedraagt. Daarom willen we de elektronica zo efficiënt mogelijk in de kledij van de patiënt integreren.
Met behulp van bewegingssensoren (accelerometers, magnetometers, gyroscopen) moet een elektronisch schakeling ontworpen worden die een aantal cruciale parameters zoals oriëntatie, versnelling en bewegingsfrequentie van een lichaamsdeel opmeet. Deze schakeling wordt op een printboard geplaatst en uitgetest.
Als dit lukt moet het ontwerp gewijzigd worden om de schakeling te kunnen vervaardigen in flexibele of uitrekbare technologie, dit met het oog op integratie in kledij. Hiervoor zal het nodig zijn het procesverloop voor het maken van een uitrekbaar circuit nader onder de loep te nemen. Voor een ideale positionering van de sensoren zal met uiteenlopende factoren rekening moeten gehouden worden. In het circuit zal zich ook een batterij bevinden. Een deel van het ontwerp is ook de interconnectie vanuit de schakeling naar buiten toe rekening houdend met de kledij.
Tenslotte moet (bv. met matlab) een instrument gemaakt worden dat de gemeten parametergegevens eenvoudigweg analyseert en (bv. grafisch) in kaart brengt.
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Promotor 2: | Ignace Lemahieu |
Begeleider 1: | Steven Delputte |
Contactpersoon: | Steven Delputte |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Yves D'Asseler |
Promotor 2: | Ignace Lemahieu |
Begeleider 1: | Steven Delputte |
Contactpersoon: | Steven Delputte |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 1: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 2: | Ewout Vansteenkiste |
Contactpersoon: | Aleksandra Pizurica |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Wilfried Philips |
Promotor 2: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 1: | Aleksandra Pizurica |
Begeleider 2: | Bruno Huysmans |
Contactpersoon: | Aleksandra Pizurica |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Tom De Muer |
Begeleider 2: | Timothy Van Renterghem |
Contactpersoon: | Tom De Muer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Dick Botteldooren |
Begeleider 1: | Tom De Muer |
Begeleider 2: | Bram de Greve |
Contactpersoon: | Tom De Muer |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Herbert De Smet |
Begeleider 1: | San Lam |
Contactpersoon: | San Lam |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen |
Aantal studenten: | 2 |
Promotor 1: | Lieven Vandevelde |
Begeleider 1: | Tom Hilgert |
Contactpersoon: | Tom Hilgert |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Sabine Wittevrongel |
Begeleider 1: | Stijn De Vuyst |
Contactpersoon: | Stijn De Vuyst |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Voor meer uitgebreide informatie over deze scriptie, zie http://telin.ugent.be/~sdv/project2/index.html.
In een hedendaags 'heterogeen' communicatienetwerk dient rekening gehouden te worden met het feit dat niet alle gebruikers dezelfde vereisten hebben. Dit geeft aanleiding tot het introduceren van wachtlijndisciplines die onderscheid kunnen maken tussen meerdere types van pakketten, om zo de QoS (Quality of Service, de 'dienstverlening' zeg maar) beter te kunnen afstemmen op de specifieke behoeften van de corresponderende gebruikers. We maken bijvoorbeeld een onderscheid tussen pakketten van type 1 en van type 2. De 1-pakketten zijn dan afkomstig van gebruikers die tijdskritisch zijn, zoals interactieve of multimediale toepassingen (video-conferencing, streaming video), waarvan de pakketten liefst zo kort mogelijk in de wachtlijn blijven. M.a.w. de vertragingstijd van deze pakketten moet dus beperkt gehouden worden. Anderzijds, de 2-pakketten zijn veel toleranter tegenover vertraging, d.w.z. voor gebruikers van type 2 is het minder erg dat een pakket langer onderweg is.
Een traditionele wachtlijndiscipline die tegemoet komt aan het verschillende karakter van beide types pakketten is Absolute Prioriteit (AP). Hierbij zal een 1-pakket in het systeem altijd eerder bediend worden dan een 2-pakket, hoe lang ook dit laatste zich reeds in de wachtlijn bevindt. Echter, met AP is het verschil in vertraging tussen beide types soms drastischer dan beoogd en kan dit verschil niet dynamisch worden aangepast. Binnen SMACS wordt daarom gezocht naar disciplines die wel prioriteit verlenen aan pakketten van type 1, maar niet zo absoluut als AP. Zo werd reeds met succes een wachtlijndiscipline bestudeerd die gebruik maakt van N individuele reservatieplaatsen in de wachtlijn, bestemd voor toekomstige aankomsten van 1-pakketten. Hierbij neemt een pakket van type 1 bij zijn aankomst steeds de verste reservatie in en maakt een nieuwe reservatie aan het eind van de wachtlijn. Op deze manier is het mogelijk dat het 1-pakket over een aantal (maar niet noodzakelijk alle) 2-pakketten heen springt, wat dus zorgt voor een prioritaire behandeling.
Een variant hierop, die we samen met de kandidaat willen bestuderen, is om de reservaties in een aaneensluitend blok te houden. Initieel bevindt zich in de wachtlijn dan een blok van N reservaties. Bij aankomst neemt een 1-pakket de verste reservatie in het blok in. De volgende 1-pakketten doen dit ook tot uiteindelijk de laatste reservatie in het blok wordt ingenomen, waarop een nieuw blok met N reservaties wordt aangemaakt achteraan de wachtlijn.
Het is de bedoeling om samen met de kandidaat wachtlijnsystemen met reservaties in detail te gaan bestuderen. In de eerste plaats gaat onze interesse uit naar een analytische, dus wiskundige, behandeling van de wachtlijn met blokreservaties. Daarbij kan echter worden gesteund op de ervaring die reeds eerder is opgedaan bij de analyse van de wachtlijn met individuele reservaties. Het valt echter te verwachten dat op wiskundig vlak zich verschillende nieuwe problemen zullen stellen. Eventueel kan ook gezocht worden naar varianten op deze beide reserveringsmechanismen die in bepaalde opzichten "nog beter" zijn.
Naast de analytische oplossing kan er in samenspraak met de kandidaat ook voor worden gekozen simulaties uit te voeren van wachtlijnsystemen met reservaties. Dit vereist het schrijven van een simulator in Java of C die in staat is om de evolutie van het wachtlijnsysteem gedurende lange tijd te observeren en daaruit de gewenste grootheden te berekenen op statistische wijze. Vanzelfsprekend moeten deze resultaten dan vergeleken worden met de analytische resultaten. Het is echter niet de bedoeling dat de programmeeropdracht en het uitvoeren van simulaties meer dan 50% van het werk in beslag neemt, hoewel het toch een wezenlijke component van de scriptie kan uitmaken.
Concreet betekent dit dus dat van de kandidaat verwacht wordt zich in de materie van de discrete-tijd-wachtlijnanalyse in te werken aan de hand van enkele wetenschappelijke publicaties en vervolgens zelf de analyse van het wachtlijnsysteem met blokreservaties aan te pakken. Zelfstudie is dus vereist, hoewel de kandidaat van nabij zal worden begeleid zoveel dit nodig is.
Promotor 1: | Ingrid Moerman |
Promotor 2: | Wim De Kimpe (Ubiwave) |
Begeleider 1: | Benoît Latré |
Begeleider 2: | Pieter De Mil |
Contactpersoon: | Benoît Latré |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
De ontwikkeling van software en algoritmes in deze omgeving van kleine verspreide micoprocessoren leidt tot enkele specifieke problemen. Vooral het ophalen van de informatie, het verwerken ervan en vinden van correlaties in de data van individuele nodes, voor debugging en statistische analyse van het gehele systeem, is een zeer complexe opdracht waarvoor speciale tools vereist zijn.
Het doel van deze scriptie is het definiëren en ontwikkelen van een suite van software ontwikkelingstools die toelaten om informatie op te halen van de individuele sensoren via een bedraad IP-backbone netwerk en dit vervolgens in een database te stoppen. De informatie bestaat uit enerzijds uit de ontvangen en verstuurde pakketten van elke individuele node en anderzijds uit de debugging en logging informatie die gegenereerd wordt door de embedded software van de sensoren. Om het mogelijk te maken dat de verschillende stukken data gecorreleerd kunnen worden, wordt de data gesychroniseerd en voorzien van een tijdsstempel. Verder worden enkele plug-ins geïmplementeerd die zorgen voor het ophalen van de data en de visualisatie. Vooraleer begonnen wordt met de ontwikkeling zal er eerst een gegronde keuze gemaakt worden van de programmeeromgeving (Visual.Net, Eclipse
http://thesis.atlantis.ugent.be/TH0607/IM16_fig.jpg
Promotor 1: | Geert Morthier |
Begeleider 1: | Wouter D'Oosterlinck |
Contactpersoon: | Wouter D'Oosterlinck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
De prijs is een van de drijvende factoren in het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe componenten voor gebruik in optische netwerken. Die prijs is echter niet louter bepaald door de productiekost van de componenten maar ook door de bedrijfskost van de componenten. Dit houdt in dat zowel de productie als het gebruik van optische componenten zo eenvoudig mogelijk gemaakt dient te worden. Daartoe wordt meer en meer getracht zoveel mogelijk componenten en functionaliteit te combineren op een enkele PIC (Photonic integrated circuit).
Essentieel bij het komen tot een PIC is dat de fabricatiestappen om tot de verschillende componenten erop te komen complementair zijn, zodat het fabriceren van de PIC relatief eenvoudig en snel kan gebeuren. Een manier om dit te bekomen is het gebruik van waferhergroei waarbij voor de eigenlijke processing gebieden voorbestemd voor een bepaald soort functionaliteit (schakelen, versterken,..) gedefinieerd worden. De fabricatie van ringlaser (zie Fig.1) gebaseerde componenten door de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) is daar een voorbeeld van.
Samen met de TU/e werden in het kader van een Europese onderzoeksamenwerking (ePIXnet) verschillende componenten ontworpen die kaderen in het onderzoek naar regeneratoren en volledig optische flip-flops binnen de onderzoeksgroep
Het doel van deze thesis is in eerste instantie de experimentele karakterisering van de reeds gefabriceerde componenten aangevuld met de modellering ervan gebruik makend van voorradige simulatietools. Daarnaast kan ook een vergelijking gemaakt worden met andere flip-fops en regeneratoren. Dit zowel experimeneel als met behulp van simulaties.
Promotor 1: | Geert Morthier |
Begeleider 1: | Wouter D'Oosterlinck |
Contactpersoon: | Wouter D'Oosterlinck |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
Door het steeds maar stijgende dataverkeer wordt de roep naar volledig optische netwerken, die theoretisch een quasi onbeperkte bandbreedte kunnen ondersteunen, steeds luider. In volledig optische netwerken dienen alle bewerkingen in het optisch domein uitgevoerd te worden en wordt de data enkel bij de eindgebruikers nog omgezet naar het elektrisch domein.
Vele van de benodigde bewerkingen kunnen reeds uitgevoerd worden in het optisch domein maar toch is men steeds op zoek naar nieuwe componenten die op een bepaald vlak ( bv. de snelheid maar ook de kostprijs) een voordeel bieden ten opzichte van reeds bestaande componenten.
Voorbeelden van benodigde signaalbewerkingen in optische netwerken zijn regeneratie en golflengteconversie. Regeneratoren herstellen een signaal dat bij zijn transmissie door een netwerk onderhevig is aan ruis en andere degradatiemechanismen voldoende zodat de totale transmissie-afstand die het signaal zonder verlies aan informatie kan afleggen vergroot wordt. Met behulp van golflengteconversie kan een signaal dan weer van een bepaalde golflengte overgezet worden op een andere golflengte. Op die manier wordt het mogelijk routering van signalen te doen op basis van routeringstabellen gecombineerd met de golflengte van het signaal.
In het kader van deze thesis zal onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden tot golflengteconversie en regeneratie van een component (zie Fig.1) gebaseerd op de optische terugkoppeling tussen een laser diode en een halfgeleider optische versterker. In het bijzonder zullen diverse simulaties en experimenten gebruikt worden om het gedrag van de component in reele optische transmissiesystemen te onderzoeken. Ook zal aandacht besteed worden aan mogelijke technieken om de maximale bitrate te verhogen, bv. door de chirp aan de uitgang te filteren met gepaste optische filters.
Promotor 1: | Gert De Cooman |
Begeleider 1: | Erik Quaeghebeur |
Contactpersoon: | Gert De Cooman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Gert De Cooman |
Begeleider 1: | Erik Quaeghebeur |
Contactpersoon: | Gert De Cooman |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Burgerlijk natuurkundig ingenieur, Burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Doelstelling is ondersteuning te bieden op het vlak van formele methoden bij een ambitieus project (i.s.m. een bedrijf) dat ernaar streeft een algemene methodologie voor de ontwikkeling van ingebedde systemen te ontwerpen. Specifiek omvat dit de formele specificatie en verificatie van de kernfunctionaliteit van het real-time besturingssysteem dat in een eerste stap thans in ontwikkeling is.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Historisch gezien is model checking een van de eerste geautomatiseerde formele werktuigen die op grote schaal gebruikt worden in industriële toepassingen - tenminste voor meer gevorderde of kritische systemen.Anderzijds hebben de formele redeneerwijzen en het operatorenpakket (i.h.b. elastische en generische functionalen) van het Funmath (Functional Mathematics) formalisme bewezen bijzonder geschikt te zijn om concepten uit zeer uiteenlopende wetenschapsgebieden te kunnen formuleren op een gemeenschapelijke basis, en er op eenvormige manier calculationeel over te redeneren.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Abstract State Machines worden op grote schaal gebruikt voor systeemmodellering op velerlei toepassingsgebieden, inclusief het modelleren van programmeertalen zoals Java en de Java Virtuele Machine (en dan vooral de meer gevorderde of subtiele aspecten zoals concurrency and threads. Een uitgebreid voorbeeld is het boek van Egon Börger samen met andere onderzoekers.
Zoals ook het geval is met andere gelijkaardige technieken is de gebruikelijke formulering van de theoretische grondslagen vrij gefragmenteerd, en kan aanzienlijk worden verbeterd door integratie in een ruimer wiskundig kader. Het meest geschikt daartoe is een bij INTEC ontwikkeld formalisme met onder meer formele redeneerwijzen en een operatorenpakket (i.h.b. elastische en generische functionalen) die bewezen hebben bijzonder geschikt te zijn om concepten uit zeer uiteenlopende wetenschapsgebieden te kunnen formuleren op een gemeenschapelijke basis, en er op eenvormige manier calculationeel over te redeneren.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | hverlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
Het Funmath (Functional Mathematics) formalisme en de daaraan verbonden methoden voor het formeel modelleren van systemen, in het bijzonder het eenvormig behandelen van continue en discrete systemen, blijken uitermate geschikt als theoretische onderbouwing voor het project Arrows, Robots and Functional Reactive Programming van Paul Hudak en zijn groep. In het bijzonder vormen de generische functionalen (die trouwens ook toegepast werden in de vroegere versie van het vak Formele Systeemmodellen) een formalisering en veralgemening van het "arrows" concept uit het genoemde project.
De hoofdopdracht van dit afstudeerwerk bestaat in het uitwerken van een theorie voor het modelleren van AFRM, inbegrepen input en output, alsook de implementering van een beperkt maar representatief pakket voorbeelden op het gebied van de robotica die bovendien bruikbaar kunnen zijn als laboratoriumoefeningen voor toekomstige studenten. Gepaste bronverwijzingen worden daartoe ter beschikking gesteld. Hier verwijzen we reeds naar de webstek van de Haskell School of Expression en de vroegere versie van het vak Formele Systeemmodellen.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | hverlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 2 |
De hoofdtaak van dit afstudeerwerk bestaat eruit het formalisme toe te passen op de quantum-mechanische funderingen van quantum-rekenen en op een aantal representatieve algoritmen geselecteerd uit de beschikbare literatuur.
Een vertrekpunt is Volker Priebe’s Mathematical Foundations of Quantum Mechanics (http://www.cwi.nl/~roehrig/publications/qm-handout-en.pdf) en een inleiding tot het onderwerp door Hein Röhrig (http://www.cwi.nl/~roehrig/qcintro/).
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Dit onderwerp is bewust ruim gekozen. Het uiteindelijke thema is sterk afhankelijk van de specifieke interessesfeer van de thesisstudent.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Gedurende het laatste decennium hebben de geautomatiseerde hulpmiddelen voor formele methoden een versnelde ontwikkeling doorgemaakt, wat vooral tot uiting komt in de diversiteit.
Daarom is een vergelijkende studie belangrijk zowel voor de praktijk als voor het onderwijs. Het is gebleken dat, vooral voor beginners en niet-specialisten, zo’n studie bij voorkeur niet uitgaat van algemeenheden maar van concrete voorbeelden.
Als “lopend voorbeeld” wordt gekozen voor cache-coherentie-protocollen, dat zijn methoden die ervoor zorgen dat de werking van de geheugencache (tussen de processor en het “RAM”-geheugen) transparant verloopt. Hoofdredenen voor deze keuze zijn (a) de aard van de problematiek, namelijk het optreden van subtiele verschijnselen waarbij het gebruik van formele methoden en automatische hulpmiddelen uitgesproken voordelen biedt, (b) het feit dat zeer veel informatie in de literatuur beschikbaar is (zowel over cache-coherentie als over het gebruik van formele methoden bij de studie ervan), zodat een student zich snel in de materie kan inwerken.
De opdracht begint met een korte studie van de literatuur en het overdoen van enkele reeds eerder beproefde experimenten met verschillende methoden en systemen. Vervolgens wordt een algemeen/generisch model opgebouwd waaraan verschillende aspecten en methoden getoetst kunnen worden. Dan volgt de eigenlijke vergelijkende studie via experimentele en analytische methoden. Principes, methoden en resultaten worden vastgelegd in de scriptie.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 1 |
Dat de informele manier om in Fourier- en Laplace-transformaties te werken met delta-functies en aanverwante op vele punten te kort schiet is algemeen bekend. Traditioneel omzeilt men vaak de problemen door de resultaten achteraf waar nodig bij te stellen op grond van hun interpretatie. In de laatste jaren worden echter steeds meer voorbeelden gesignaleerd waarom deze (in principe reeds twijfelachtige) aanpak steeds minder voldoet in de praktijk. In het licht van de toenemende automatisering en gebruik van wiskundige software is deze situatie a fortiori onaanvaardbaar.
Hoewel de wiskunde oplossingen biedt in de vorm van de distributietheorie, worden deze in vele ingenieursopleidingen (i.h.b. elektrotechniek) nog niet of in sterk beperkte vorm onderwezen. Ook biedt de bestaande wiskundige software ontoereikende ondersteuning voor symbolisch rekenen met transformaties en distributies, misschien deels omdat de gemeenschap van gebruikers die ermee vertrouwd zijn te klein is, maar ook omdat de formulering van de distributietheorie enkele formele gebreken vertoont die (misschien) over het hoofd gezien kunnen worden in de informele wiskundepraktijk, maar niet bij een strengere aanpak of bij automatisering. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica, Licentiaat in de wiskunde |
Aantal studenten: | 2 |
Toch is het belangrijk dat studenten kennis maken met de mogelijkheden, zowel met het oog op het gebruik in de latere praktijk als om de overgang naar de voor meer gevorderde toepassingsgebieden vereiste abstractieniveaus vlotter te laten verlopen. Dit laatste is evenzeer van belang voor opleidingsonderdelen die bedoeld zijn om dit abstractievermogen te helpen ontwikkelen.
De bestaande systemen zijn echter veeleer ontwikkeld voor toepassingen dan voor onderwijsdoeleinden. Anderzijds beoogt ieder van hen een bepaald toepassingsgebied dat (samen met implementatie-aspecten) het bereik van het formalisme beperkt, zodat het allerminst wenselijk is een opleidingsonderdeel rond één enkel systeem in te richten.
Het is beter uit te gaan van een zo algemeen mogelijk
formalisme dat het “ideaal” zo dicht mogelijk benadert (zonder
beperking door implementatie-aspecten), en een klein aantal
geautomatiseerde systemen als bijzondere (beperktere)
verschijningsvormen in een practicumomgeving te integreren. Met de
integratie van meerdere systemen in een eenvormige gebruikersomgeving
bestaat reeds enige ervaring, namelijk het Proof General project dat
Coq, Lego en Isabelle verenigt, maar spijtig genoeg (nog) niet PVS.
(b) Specificatie, ontwerp en realisatie van een practicumomgeving met handleiding en een pakket representatieve modelopdrachten (beide kunnen onderdeel worden van de scriptie).
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 2 |
LabVIEW (Laboratory Virtual Instrument Engineering Workbench) is een softwarepakket van National Instruments dat vooral bedoeld is voor het aansturen van meet en regelapparatuur en het verwerken van meetgegevens in realtime voor complexetoepassingen. Het bezit een zeer uitgebreide grafischegebruikersinterface zowel bij de opbouw (realisering viaschema's op het scherm) als tijdens het bedrijf (gesimuleerde instrumentatiepanelen en signaalweergave op het scherm). Het basisbeginsel, het zogenaamde virtueel instrument (vi), wordt door de fabrikant voorgesteld als een vorm van grafisch programmeren.
Echter kunnen de mogelijkheden van LabVIEW bij het ontwerp en de simulatie van (directionele) systemen aanzienlijk effectiever worden aangewend door als basismodel niet de begrippen uit het programmeren (de algoritmische visie) te kiezen maar wel die uit de meer algemene systeemtheorie (de signaalstroomvisie). Onder meer sluit dit beter aan bij de in de ingenieurswereld gebruikelijke systeemmodellen uit de meet- en regeltechniek en de telecommunicatie, en wordt een programmamodel (een stap achteruit tijdens de ontwerpfase) overbodig.
Het interpreteren van het gedrag van virtuele instrumenten als datastroom-transformatie is dus zeer natuurlijk. Het toont echter meteen ook aan dat bij de conceptie en de implementering van LabVIEW een aantal waardevolle mogelijkheden over het hoofd werden gezien, dit als rechtstreeks gevolg van het kiezen van sequentiële programmeertaalconcepten als berekeningsmodel.
Daardoor is het beschrijven en realiseren van parallellisme, zowel conceptueel als in de praktijk, meestal niet of slechts bij benadering mogelijk (zelfs voor pseudo-parallellisme).
Nochtans bestaan er implementeerbare modellen die wel geschikt zijn voor parallellisme en bovendien beter aansluiten bij de dataflowsemantiek. In dit afstudeer-werk dient een dergelijk model ontworpen en geïmplementeerd te worden.
Het voorbereidend werk omvat een voorstudie van
· de semantiek van dataflowtalen, i.h.b. communicatie- en synchronisatieaspecten,
· de relevante implementeringstechniekenvoor functionele en dataflowtalen en
· lopend ontwikkelingswerk m.b.t. LabVIEW bij National Instruments.
De eigenlijke opdracht omvat:
· De definitie van een dataflowsemantiek voor LabVIEW die parallellisme ondersteunt en een implementeerbaar berekeningsmodel heeft.
· Ontwerp van een implementatie als aanpassing van de huidige LabVIEW versie.
· Naargelang de mogelijkheden (tijd, voortgang, aantal studenten, informatie van National Instruments), daadwerkelijke implementering van (1).
Promotor 1: | Raymond Boute |
Contactpersoon: | Hannes Verlinde |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk ingenieur in de computerwetenschappen, Licentiaat in de informatica |
Aantal studenten: | 1 |
Het basisbeginsel, het zogenaamde virtueel instrument (vi), wordt
door de fabrikant voorgesteld als een vorm van grafisch programmeren.
Echter kunnen de mogelijkheden van LabVIEW bij het ontwerp en de
simulatie van (directionele) systemen aanzienlijk effectiever worden
aangewend door als basismodel niet de begrippen uit het programmeren
(de algoritmische visie) te kiezen maar wel die uit de meer algemene
systeemtheorie (de signaalstroomvisie).
Onder meer sluit dit beter aan bij de in de ingenieurswereld
gebruikelijke systeemmodellen uit de meet- en regeltechniek en de
telecommunicatie en wordt een programmamodel (een stap achteruit
tijdens de ontwerpfase) overbodig.
Op deze manier kunnen LabVIEW realiseringen niet alleen grafisch maar ook symbolisch (door vergelijkingen) worden voorgesteld, wat het systematisch ontwerpen, analyseren, wiskundig modelleren en redeneren m.b.t. dergelijke realiseringen voor het eerst mogelijk maakt.
Het beschrijven van de formele semantiek van LabVIEW omvat:
Promotor 1: | Kristiaan Neyts |
Begeleider 1: | Alwin Verschueren |
Contactpersoon: | |
Richting: | Burgerlijk elektrotechnisch ingenieur, Burgerlijk natuurkundig ingenieur |
Aantal studenten: | 1 |
- Je hele boekencollectie terug te lezen op slechts 1 velletje papier?? -
- Een krant die op ieder moment zichzelf herschrijft met het laatste nieuws?? -
Klinkt als een scène uit een Harry Potter film, maar… binnenkort zal dit de werkelijkheid zijn, door de snelle ontwikkelingen in elektronische inkt.
Elektronische inkt ziet eruit als gewone inkt, maar bestaat uit elektrisch geladen pigmenten opgelost in een kleurloze vloeistof. Door middel van elektrische velden is het mogelijk de pigmenten in de vloeistof te verplaatsen, en zo beelden weer te geven die eruit zien als gedrukt, maar op ieder moment weer gewijzigd kunnen worden.
Na jaren van onderzoek en ontwikkeling, onder andere door Philips Research in Eindhoven, is nu de eerste generatie elektronische inkt beeldschermen gerealiseerd.
De Belgische krant “De Tijd” is op dit moment bezig ze uit te proberen (http://www.irextechnologies.com/downloads/051213-DeTijdBelgie.pdf)
Aan verdere ontwikkelingen wordt hard gewerkt, met name aan snellere en gekleurde inkten.
Het doel van de opdracht is om verschillende nieuwe experimentele inkten te karakteriseren. Dat wil zeggen, het in kaart brengen van de relatie tussen de materiaal eigenschappen en de resulterende prestatie van de inkt, zoals snelheid, helderheid, contrast en stroom verbruik.
Van de student wordt verwacht dat deze bijdraagt aan de ontwikkeling van de meet software (in Labview) welke gelijktijdig de optische eigenschappen meet (met een camera) en de elektrische eigenschappen (met een electrometer). Alle hardware van deze opstelling is reeds beschikbaar.
Vervolgens, dienen hiermee de inkten gekarakteriseerd te worden. Voor dit doel zijn test-cellen met geïntegreerde elektrodes beschikbaar (waarmee elektrische velden aangelegd kunnen worden om de inkt in beweging te brengen, en eveneens om de stromen te meten). Deze test-cellen zullen worden gevuld met een serie inkten, met gevarieerde chemische eigenschappen.
Uiteindelijk, dienen conclusies te worden getrokken over het verband tussen de materiaal eigenschappen van de inkten en de resulterende optische en elektrische prestaties. Zodanig dat hiermee richting gegeven wordt aan de toekomstige ontwikkeling van elektronische inkt.